MAANDAG 21 JANUARI 1935. 21 Gemcentebegrooting Algemecne beschouwingen. (Wilbrink e.a.) verlaging voor een bepaalde groep, in zeer ernstige overweging geeft spreker het College te eeniger tijd een verlaging van den electriciteitsprijs, als tot uitdrukking gekomen in het voorstel van de heeren Schoneveld en van Rosmalen. Als men daartoe binnen den kortst mogelijken tijd niet geraakt, zal de weg daartoe voorgoed worden afgesneden. De gemeente- financiën drijven feitelijk op de winsten der bedrijven; feitelijk is dat onjuist; het is een noodtoestand, maar ook in dien noodtoestand heeft men zooveel mogelijk te waken, dat als die bedrijven door de omstandigheden gedwongen hun prijzen moeten verlagen, dan ook de gemeentehuishouding daarnaar wordt ingericht. Waar het op het oogenblik misschien nog mogelijk is, die prijzen te verlagen, moet men daartoe ook zoo spoedig mogelijk overgaan. Tenslotte wenscht spreker het College alle succes bij zijn werk. De heer van Es zal namens de anti-revolutionnaire fractie niet een breede uiteenzetting geven van de anti-revolution- naire beginselen in de gemeente-politiek; daartoe zal dit jaar een andere en betere gelegenheid zijn. Spreker zal ook niet navolgen den heer van Eek, die zeide dat zijn betoog eigenlijk meer ging tegen de Landsregeering, maar zal zich meer tot het College zelf richten. Spreker is in de allereerste plaats dankbaar voor het slagen van de pogingen van het College om ondanks de moeilijke economische en maatschappelijke omstandigheden een slui tende begrooting in te dienen. Spreker sluit zich aan bij den dank, door den heer Wilmer gebracht aan degenen, die de gemeente-huishouding niet tegenstaande vele moeilijkheden besturen. Een krachtig ingrijpen van Gedeputeerde Staten en de Kroon is in de gemeente Leiden nog niet noodig geweest. Hopelijk zal het door wijs beleid voorkomen kunnen worden. In het algemeen is de samenwerking van het College met den Raad in het afgeloopen jaar aangenamer geweest dan in het jaar 1933. Met dankbaarheid dit feit constateerende, laat spreker in het midden, of deze verbetering te danken is aan de houding van het College, aan die van den Raad of wel aan beide. Het College en de Raad hebben elkaar dringend noodig, niet het minst in deze ernstige tijdsomstandigheden. Het komt spreker voor, dat sommige leden van den Raad zich in de Raadsvergaderingen niet altijd uitsluitend door het gemeentebelang laten leiden, maar ook wel eens door overwegingen van anderen aard, die niet altijd zijn na te speuren, van meer persoonlijken aard zijn en van propagan distische tendenzen niet zijn vrij te pleiten. Dit kan geen ander gevolg hebben dan dat de beteekenis van den Raad min of meer te loor gaat. Spreker wenscht het gemeentebestuur een kleinen wenk te geven in verband met het a.s. lustrum van het Leidsche Studentencorps. In een verslag van een vergadering, die in verband met het lustrum onlangs werd gehouden, las spreker dat het de bedoeling is een landjuweel te geven. Daarbij werd gezegd: „Een landjuweel bracht steeds groote bedrijvigheid en jolijt in de stad. De straten werden versierd en men vierde dagenlang kermis. Het is het plan der studenten alles zoo getrouw mogelijk na te bootsen." Spreker vernam ook, dat de oud-leden niet, zooals gebrui kelijk was, des Maandags, maar des Zaterdags zullen worden ingehaald en mag daarom het College nu ernstig verzoeken er vooral op te letten, dat, als dagenlang kermis gevierd wordt, het in ieder geval niet des Zondags geschiedt (spreker had het liefst, dat het geen enkelen dag gebeurde), aangezien anders de Christelijke mannen en vrouwen zich zooveel moge lijk aan deze feestviering moeten onttrekken. De sociaal-democraten hebben bij deze begrooting 22 voor stellen ingediend, een getal, dat gunstig afsteekt bij de ge tallen van andere jaren. Spreker brengt de sociaal-democra tische fractie hulde, nu zij verschillende oude „parade paarden" in de stallen heeft gelaten. Spreker vleit zich met de gedachte, dat de sociaal-democratische fractie inderdaad iets geleerd heeft. Is dit inderdaad juist, dan belooft dit meer voor de toekomst. Immers, spreker mag niet veronderstellen, dat deze fractie verschillende voorstellen heeft achterwege gelaten uit vrees voor het fascisme. Wat betreft de reeds meermalen van dien kant ingediende voorstellen verwijst spreker naar wat door de leden van de anti-revolutionnaire raadsfractie bij vorige gelegenheden daartegen werd ingebracht. Het voorstel-Koole (No. 1) tot handhaving der subsidies aan de vereenigingen voor kinderuitzending, dat ongeveer gelijkluidend is aan sprekers voorstel (No. 30) zal natuurlijk Gemeentebegrooliiig Algemeene beschouwingen. (van Es.) zijn stem verwerven. Spreker weet, dat de Yereeniging voor Christelijke Vacantiekolonies nog geen kind heeft behoeven te weigeren, waarvoor uitzending noodig was en gevraagd werd. Zou dit met andere vereenigingen wel het geval zijn, dan zou dit te betreuren zijn en daarom wil spreker gaarne deze subsidievermindering voorkomen. Het voorstel van mevrouw Braggaar (No. 2) inzake ver hooging der normen voor armlastigen, heeft minder sprekers sympathie. De Raad heeft over de uitkeeringen van Maat schappelijk Hulpbetoon niets te zeggen; natuurlijk kan de wenschelijkheid worden uitgesproken, maar dit zou groote dwaasheid zijn, zonder een overzicht over het geheel te hebben en daarvoor is de Raad niet het gewenschte lichaam. Deze normen zijn geadviseerd, niet gedicteerd indertijd dooi den Armenraad. Maatschappelijk Hulpbetoon is mans genoeg om de zaken te bezien en te handelen zooals noodig en ge- wenscht is. Mevrouw Braggaar late zich in Maatschappelijk Hulpbetoon hooren; daar behooren haar opmerkingen thuis; in dit opzicht is spreker het geheel eens met den heer Wilmer. Met voorstel (No. 4) inzake het dragen van gummistokken door armbezoekers kan spreker niet meegaan. Het is eenigszins belachelijk over dit onderwerp veel te praten; juist door het vele praten er over maakt men hier van een mug een olifant. Mevrouw Braggaar schijnt niet te weten van moeilijkheden, soms door de armbezoekers ondervonden; daarover zwijgt zij althans in alle talen. Laat zij zich daarvan eens op de hoogte stellen. Spreker hoopt hartelijk, dat de armbezoekers nooit van hun gummistok behoeven gebruik te maken, maar als een zeker voorbehoedmiddel wil spreker hun dien laten houden. Niet houdbaar acht spreker het argument van mevrouw Braggaar, dat zij in zekeren zin medelijden had met die arm bezoekers, omdat er wel eens kans was, dat het wapen tegen hen zelf gebruikt zou worden; dan zou men ook de politie moeten aanraden, haar wapens zooveel mogelijk thuis te laten. Inzake het voorstel-van Weizen (No. 9) tot verlaging der huren der gemeentewoningen met 25 zou spreker het on voorzichtig achten een bepaald percentage door den Raad te doen vaststellen. Spreker zou er een groot voorstander van zijn, indien alle voordeelen te dezer zake, voortvloeiende b.v. uit renteverlaging van geleend geld hiervoor, aan de huurders ten goede zouden komen; het meest noodig en wenschelijk zal dit zijn voor de relatief hoogste huren. Spreker heeft het vertrouwen, dat het College hier zal doen wat het kan en hij zal daarom tegen het voorstel-van Welzen (No. 9.) stemmen. Spreker moet den Raad de aanneming van het voorstel van den heer van Welzen betreffende de gas- en electriciteits- tarieven (No. 10) sterk ontraden, aangezien de gevolgen daar van niet te overzien zijn. Wie als Raadslid de belangen van de gemeente en niet alleen die van enkele burgers wil behar tigen, zal niet a bout portant voor een dergelijk voorstel stemmen. Men zal moeilijk kunnen nagaan, welke gezinnen een jaarlijksch inkomen van minder dan 1200.hebben. Spreker kan moeilijk den indruk weergeven, die de voor stellen van den heer van Eek c.s. betreffende de uitvoering van verschillende werken (No. 12) op hem hebben gemaakt, na alles wat reeds gezegd is over een zeker petitionnement. Worden deze voorstellen gedaan met het oog op gebeurtenissen, die staan te komen? Indien voor al deze werken plannen en kostenberekeningen moeten gemaakt worden, zal de dienst van Gemeentewerken wel over een tweeden staf van ambtenaren mogen beschikken, aangezien anders aan de werken, die reeds zijn aanbesteed of spoedig aanbesteed zullen worden, niets kan worden gedaan. Ook zonder de kostenberekeningen voor zich te hebben kan sprekers fractie nu reeds zeggen, dat de kapitaalsuit gaven, noodig voor de financiering van de uitvoering van al deze werken, zoo groot zouden zijn, dat Leiden daardoor vrijwel geruïneerd zou worden. Daarbij komt, dat volgens de mededeelingen van het Col lege in de memorie van antwoord, onder de genoemde werken ook werken voorkomen, die reeds onder handen zijn of dooi den Raad reeds zijn goedgekeurd. De heer van Eek heeft de klacht geuit, dat voorstellen van de sociaal-democratische fractie eigenlijk nooit serieus worden behandeld en in den regel worden verworpen. Dit ligt toch ook wel aan de wijze, waarop de voorstellen worden gedaan. In de eerste plaats hebben de sociaal-democraten geen verantwoordelijkheid te dragen voor het beleid van het College en in de tweede plaats zijn hun voorstellen altijd zóó, dat men geneigd is een bepaalde strekking er achter te zoeken. Hun voorstellen zijn alle min of meer ingesteld op de socia lisatie. Aan het onderzoek van gemeentewege naar den toestand in de gezinnen der werkloozen, alsmede naar den juisten om-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1935 | | pagina 21