10
MAANDAG 21 JANUARI 1935.
Gemeentebegrooting Algemcene beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
Toch had zij geen ondankbare taak. Zij was door haar lid
maatschap van deze Commissie in staat tot het helpen van
zeer veel menschen, die haar hulp noodig hadden.
In het begin schoten voor spreekster niets anders over dan
harde woorden en beleedigingen naar aanleiding van de zaken,
die zij in de Commissie besprak. In vele, nog niet in alle,
opzichten is echter verbetering gekomen en daarom wanhoopt
spreekster niet. Zij is er van overtuigd, dat de feiten haar
in het gelijk gesteld hebben. Vele van haar grieven zijn reeds
weggenomen, zoodat zij nu niet meer bepaalde zaken in den
Raad behoeft te bespreken. Daaruit blijkt, dat niet alles, wat
zij daaromtrent heeft gezegd, onjuist is geweest. Al zal er
nog heel wat verbeterd moeten worden, spreekster ziet de
toekomst bij Maatschappelijk Hulpbetoon niet geheel en al
zonder vertrouwen tegemoet; de nieuwe directeur is nog te
kort in dienst om in vollen omvang te kunnen overzien wat
hoog noodig verbeterd moet worden. Voor spreekster staat
vast, dat er dingen staan te gebeuren, die voor de betrokkenen
op verbetering zullen wijzen. Spreekster heeft dus in de leiding
van den nieuwen directeur zeker wel eenig vertrouwen.
Spreekster moet onomwonden verklaren dat, met de intrede
van 2 raadsleden meer in Maatschappelijk Hulpbetoon door
de reorganisatie daarvan, de verhouding daar beter is ge
worden. Voorheen werden voorstellen zonder meer afgestemd,
omdat ze van de zijde van de sociaal-democraten kwamen;
op het oogenblik wordt ook aan de zaken, door de sociaal
democratische leden in Maatschappelijk Hulpbetoon be
sproken, de noodige aandacht besteed. Natuurlijk zijn de
sociaal-democraten daar in de minderheid gebleven en kan
men nog niet zeggen, dat alle zaken tot hun volle bevrediging
worden opgelost, maar toch is hun optreden niet tevergeefs
geweesthuurtoeslag en fondsgeld worden verstrekt voor be
paalde groepen.
Thans de steunnormen. Wanneer men vroeger het woord
„normen" in den mond durfde te nemen, was het alsof men
een groot kwaad deed; daartegen bestond de grootste tegen
stand. Op het oogenblik is dit echter vanzelfsprekend ge
worden; in vele rapporten kan men nu lezen: „wordt volgens
de norm gesteund". Vast is dus komen te staan, dat de sociaal
democraten niet misgetast hebben door de bezwaren daar
tegen weg te werken. Evenwel gebeurt het, dat van de steun
normen wordt afgeweken.
Er bestaan nog verschillende grieven bij Maatschappelijk
Hulpbetoon; spreekster is niet overijld te werk gegaan, maar
heeft die eerst in Maatschappelijk Hulpbetoon besproken.
Een groot bezwaar van haar is, dat bij steunaanvrage de
menschen direct verplicht zijn te stempelen, zonder dat men
nog weet of men voor steun in aanmerking komt. Zoo kan
het voorkomen dat soms 2 a 3 weken beslag op iemand's tijd
wordt gelegd, terwijl de mogelijkheid bestaat, dat na dien
termijn die soms nog langer duurt de aanvrage werd
afgewezen. Zonder dat men weet of men gesteund wordt,
moet men 2 of 3 keer per dag stempelen.
Ook is door spreekster in Maatschappelijk Hulpbetoon be
sproken de quaestie van de door den Dienst van Sociale
Zaken gesteunden, die ziek worden en dan volgens de voor
schriften van den Minister naar Maatschappelijk Hulpbetoon
moeten overgaan. Op zich zelf is dit voor hen al een hard
gelag, omdat zij door hun organisatieplicht te vervullen te
kennen hebben gegeven, dat zij hoopten van Maatschappelijk
Hulpbetoon vandaan te blijvendoor omstandigheden buiten
hun schuld ziekte moet de vrouw dan direct naar
Maatschappelijk Hulpbetoon. Ook heeft spreekster er een
grief tegen, dat voor deze personen verhaal wordt toegepast
op de familieleden voor een bijdrage in den steun. Dit brengt
op zich zelf groote bezwaren mee en veroorzaakt vertraging.
Zelfs is helaas een voorstel van spreeksters partijgenoot in
Maatschappelijk Hulpbetoon om het dan tenminste 2 maanden
aan te zien en dan pas verhaal toe te passen, omdat dan
allicht de ziekte van langeren duur is, en men dan andere
maatregelen moet nemen, verworpen.
Een van de moeilijkste problemen voor de Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon is de behandeling van de koop
lieden, kellners en musici, die door den aard van hun werk
zaamheden niet te controleeren zijn.
Men moet echter aannemen, dat vele koopheden bijna niets
kunnen verdienen, doordat anderen door de armoede ge
dwongen worden in den handel te gaan. De kooplieden moeten
hun brood vooral verdienen in de straten der arbeiderswijken,
waar bijna elk gezin te lijden heeft onder de werkloosheid
en de koopkracht dus in sterke mate is verminderd.
Aa,ri de Leidsche koopheden worden door de omhggende
gemeenten de grootst mogehjke belemmeringen in den weg
gelegd: het aantal ventvergunningen is beperkt; een vent:*:
vergunning kost 0.25, 0.50 of meer per dag; de venters
moeten hun reisgeld uitgeven, zonder dat zij van te voren
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
weten, of zij in de gemeente, waarheen zij zich begeven, een
ventvergunning zuhen krijgen. Zij verkeeren dan ook in
bijzonder moeilijke omstandigheden.
Spreekster heeft tegen de verwijzing van de gesteunden
naar hun familieleden in de gevallen, waarin de familie inder
daad in staat geacht kan worden om steun te verleenen, geen
bezwaar. Haar grief tegen de methode, die men toepast, is,
dat men op grond van de verwijzing het steungeld vermindert,
zonder dat men de redelijke zekerheid heeft, dat de familie
leden inderdaad steun kunnen verleenen.
De Commissie voor Onderhoudsplicht vat haar taak inder
daad serieus op en tracht ook den betrokkenen van beide
zijden ter wille te zijn. In de gevallen, waarin de uitgaven
der familieleden gehjken tred houden met hun inkomsten en
de familieleden dus niet onmiddelhjk tot steunverleening
kunnen overgaan bij gebrek aan spaargelden, alsook in de
gevallen, waarin de familieleden weigerachtig bhjven en de
gesteunden zich moeten wenden tot het Consultatiebureau
bij den Hoogen Raad, zijn de gesteunden, wier ondersteuning
inmiddels is verminderd, de dupe van den gang van zaken.
De opmerking in de memorie van antwoord, dat de be
trokkenen tot de uitspraak een hooger bedrag aan steun
ontvangen, wanneer zij het bewijs overleggen, dat zij zich
naar het advies van de Commissie voor Onderhoudsplicht
hebben gedragen, is niet in overeenstemming met de werke
lijkheid, hetgeen kan blijken uit de volgende voorbeelden.
Het hoofd van een gezin van acht personen, dat reeds
langen tijd gesteund wordt en in moeilijke omstandigheden
verkeert, doordat de vader veel melk moet drinken in verband
met een zweer aan zijn twaalfvingerigen darm, een kind in
Nunspeet wordt verpleegd en ook andere kinderen ziekelijk
zijn, ontving in de week van den 13en Januari j.l. onverwachts
de mededeeling, dat zijn ondersteuning van ruim 15.was
verminderd tot 8.70, omdat bij de vaststelling van het
steunbedrag rekening was gehouden met de omstandigheid,
dat zijn schoonvader in aanmerking kwam om hem 7.
steun te verleenen.
De inkomsten van dien schoonvader zouden op zich zelf
de vermindering met 7.voor steun aan zijn schoonzoon
toelaten, maar de omstandigheden, waarin hij met zijn gezin
verkeert, zijn zoo allerellendigst, dat men ook wel aan dat
gezin steun zou mogen verleenen. Zijn schoonzoon zal echter
van 26 Januari a.s. af 7.minder aan steun ontvangen.
In een ander geval zal met ingang van 26 Januari a.s. de
steun worden verminderd van 9.tot 4.Het hoofd
van het gezin moet f 5.bij zijn schoonvader halen. In dit
geval heeft men echter te maken met een man, n.l. den ge
steunde, die ziekelijk is (zenuwverlamming) en niet kan
werken.
Er bestaat derhalve voor spreekster alle reden om haar
ontevredenheid hierover te uiten, te meer waar men het in de
Memorie van Antwoord voorstelt, alsof het vanzelf spreekt,
dat de betrokkenen tot de uitspraak een hooger bedrag ont
vangen. Door den langen duur der werkloosheid ontstaat er
een algeheele verarming naar lichaam en geest; aan alles is
gebrek, aan kleeding, voeding en dekking. De arbeiders en
hun gezinnen zijn op het oogenblik in een zeer slechten toe
stand. De instellingen zijn helaas niet meer in staat aan de
aanvragen te voldoen. Volgens het College wordt aan aan
vragen om kleeding enz. in den regel voldaan, tenzij reeds
pas geleden voor een bepaald bedrag verstrekt is. Dit is ten
deele waar. Hier is ook in geld gedacht. Maar wanneer iemand
pas beddegoed heeft gehad, en hij heeft geen schoenen, dan
is hij met dat beddegoed toch niet geholpen; dan heeft hij
schoenen noodig. Spreekster blijft dan ook bij haar bewering,
dat de instellingen niet in staat zijn aan alle aanvragen te
voldoen; met de bestaande steunnormen zal men op deze
manier de verarming, de ellende en de ondervoeding niet
kunnen voorkomen. Spreekster heeft verschillende staatjes,
waarin een berekening wordt gemaakt van de benoodigd-
heden in een arbeidersgezin: wat voor de allereerste levens
behoeften noodig is, gaat nog ver uit boven hetgeen men aan
de groep armlastigen als steun uitkeert.
Het College beschouwt het voorstel-van Stralen, bij de
vorige begrooting ingediend, als afgedaan, omdat in de normen
eenige verbetering is gekomen. Dit is geschied, hoewel spreek
ster zich daartegen heeft moeten verklaren, omdat men bij
den steun voor de valide arbeiders zoo hoog moet gaan als
de Regeering toestaat. Het College kruipt zoo dikwijls weg
achter de Regeering, het zou graag anders willen, maar de
Regeering staat het niet toe, maar hier geeft de Regeering
de gemeente de vrijheid een hooger bedrag te geven, dan zij
nu doet. Met de groep armlastigen staat het anders; die
ontvangen: man en vrouw 9.alleenstaande personen
6.voor elk kind 1.Die bedragen zijn in den Armen
raad vastgesteld, zooals gezegd wordt, maar dat was alleen