N°. 15. Leiden, 18 Januari 1935.
De circulaire van den Minister van Sociale Zaken van
10 Juli j.l., in zake het verleenen van een tegemoetkoming
aan werklooze arbeiders in de betaling van ziekenfonds
premie, welke circulaire in de Leeskamer ter inzage is
gelegd, is ook voor ohs College aanleiding geweest na te
gaan, op welke wijze aan de daarin vervatte suggestie gevolg
ware te geven.
Gelijk bekend mag worden verondersteld, is de Minister
van den gedachtengang uitgegaan, dat, voor het geval de
gemeente een dergelijke tegemoetkoming wilde invoeren,
een regeling terzake met de ziekenfondsen zou worden ge
troffen, volgens welke de lasten van de verzekering van
bedoelde werkloozen zouden worden verdeeld over de
gemeente, de verzekerden en de fondsen.
Wij hebben ons derhalve in verbinding gesteld met de
te Leiden werkende ziekenfondsen en de daarbij betrokken
medische en pharmaceutische medewerkers. De gevoerde
onderhandelingen hebben ten slotte tot een voor de ge
meente voorloopig aannemelijk resultaat geleid.
De regeling, waaromtrent overeenstemming is verkregen,
komt op het volgende neer.
Aam de daarvoor in aanmerking komende ondersteunden
zal een reductie op de ziekenfondspremie worden verleend
van twee derde gedeelteeen derde gedeelte van die premie
zullen deze ondersteunden dus zelf moeten blijven dragen.
De reductie wordt deels voor rekening van de gemeente,
deels voor rekening van de medische en pharmaceutische
medewerkers der fondsen en deels voor rekening van de
fondsen genomen en wel in de verhouding van 4: 3: 2.
Hoewel deze regeling weer een nieuwe en tevens een, in
verband met de moeilijke tijdsomstandigheden, niet onbe
langrijke uitgave van de gemeente vergt, meenen wij toch,
nu ook de vorengenoemde medewerkers en de fondsen blijk
hebben gegeven tot een offer bereid te zijn, het medewer
ken aan de tot standkoming van een regeling op den aan
gegeven voet te kunnen aanbevelen.
De regeling zal voorloopig gelden voor den duur van een
jaar. Vóór den afloop van dien termijn zal een eventueele
voortzetting nader onder oogen worden gezien.
Het tijdstip van ingang van de regeling kan nog niet
worden bepaald, aangezien nog eenig overleg aangaande de
praktische uitvoering' moet plaats hebben; het bepalen van
dat tijdstip stellen wij U daarom voor aan ons over te
laten.
Vermits het bedrag van de uitgave, welke uit de regeling
voor de gemeente zal voortvloeien, niet met juistheid is te
ramen, ware de financiëele regeling van deze aangelegenheid
te zijner tijd afzonderlijk vast te stellen.
In verband met een en ander geven wij Uwe Vergadering
in overweging om, voorloopig voor den duur van één
jaar, ingaande op een nader door ons te bepalen datum,
een regeling met de te Leiden werkende ziekenfondsen aan
te gaan, betreffende het verleenen van een reductie op de
ziekenfondspremie, tot 2/3 gedeelte daarvan, aan door ons
in overleg met de ziekenfondsen te bepalen catagorieën van
ondersteunden, in dier voege, dat die reductie gezamenlijk
wordt gedragen door de gemeente, de medische en pharma
ceutische medewerkers van de te Leiden werkende zieken
fondsen en die ziekenfondsen zelve, zulks in de verhouding
van 4:3:2.
Het hierachter afgedrukte voorstel van den heer van
Stralen kan hiermede, voor zooveel betreft het verleenen
van een bijdrage in de premies van ziekenfondsen ten be
hoeve van werkloozen en hunne gezinnen als afgedaan
worden beschouwd. Voor het overige maakt dit voorstel
nog een onderwerp van nader onderzoek bij ons College uit.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad der Gemeente Leiden
De Baad verzoekt Burgemeester en Wethouders onver
wijld maatregelen te willen nemen, zoo noodig door het
aanhangig maken van een desbetreffend voorstel bij den
Baad, tot het verleenen van een bijdrage van gemeentewege
in de kosten van premie-betaling voor Ziekenfondsen en
Ziekenhuisverplegingsfondsen, ten behoeve van werkloozen
en hunne gezinnen.
J. J. v. Stralen
Leiden 1 September 1934.
N°. 16. Leiden, 18 Januari 1935.
De in deze gemeente bestaande bepalingen met betrekking-
tot de gemeentelijke arbeidsbemiddeling moeten nog in
overeenstemming worden gebracht met de voorschriften
van de op 1 Januari 1932 in werking getreden Arbeids-
bemiddelingswet 1930.
Voor zoover hier in hoofdzaak van belang, bepaalt de
wet het volgende.
Elke gemeente met 15.000 of meer inwoners is verplicht
een arbeidsbeurs op te richten en in stand te houden
(art. 10).
Het toezicht op de arbeidsbeurs wordt opgedragen aan
eene Commissie, bestaande, behalve uit een voorzitter, uit
een gelijk aantal, doch ten minste twee, werkgevers en
werknemers of vertegenwoordigers daarvan (art. 13).
De Voorzitter en leden worden door Uwe Vergadering
benoemd, geschorst en ontslagen, zulks, voor zoover de
benoeming van de leden betreft, niet dan nadat naar het
oordeel van den betrokken Minister algemeen erkende
centrale organisaties van werkgevers en van werknemers of
daarbij aangesloten in de gemeente gevestigde afdeelingen
in de gelegenheid zijn gesteld aanbevelingen in te zenden.
Met de dagelijksche leiding van de arbeidsbeurs moet
een directeur worden belast, als hoedanig de Directeur van
den Dienst voor Sociale Zaken, die reeds thans daarmede
is belast, kan worden aangewezen (art. 14).
Een en ander moet worden geregeld bij een door den
Gemeenteraad onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten
vast te stellen verordening (art. 12).
Gelijk bekend, zijn met betrekking tot de gemeentelijke
arbeidsbemiddeling thans voorschriften gegeven in de ver
ordening betreffende den Gemeentelijken Dienst voor So
ciale Zaken en in het Eeglement, bedoeld in art. 3 der
verordening betreffende den Gemeentelijken Dienst voor
Sociale Zaken.
Nu de nieuwe regeling van dit onderwerp zal geschieden
ter uitvoering van de Arbeidsbemiddelingswet 1930, komt
het aanbevelingswaardig voor, dat zij bij een afzonderlijke
verordening plaats vindt. Het in vorengenoemde verordening
en reglement daaromtrent geregelde dient alsdan te ver
vallen.
De- ontwerp-verordening, welke wij U hierbij aanbieden,
sluit, wat de arbeidsbemiddeling betreft, geheel bij de thans
bestaande praktijk aan en behoeft derhalve geen nadere
toelichting.
Nadat deze verordening door Uwe Yergaderiug zal zijn
aangenomen en daarop de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten zal zijn verkregen, zullen U de verdere ontwerp
besluiten ter vaststelling worden aangeboden.
Wij geven U alsnu in overweging over te gaan tot vast
stelling van de volgende verordeningen:
A. VERORDEN ING
op de Arbeidsbeurs der gemeente Leiden.
Aljjcmeenc bepalingen.
Artikel 1.
De Arbeidsbeurs is belast met de openbare arbeidsbe
middeling overeenkomstig de bepalingen der Arbeidsbe
middelingswet 1930.
Zij verzamelt statistische en andere gegevens betreffende
de arbeidsmarkt.
Art. 2.
Zij is gevestigd in het gebouw van den Gemeentelijken
Dienst voor Sociale Zaken.
Art. 3.
Zij is voor het publiek geopend op dagen en uren door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen.
De directeur is bevoegd in bijzondere gevallen van de
regeling betreffende de openstelling af te wijken.
Art. 4.
Bij de bemiddeling hebben zij, die in de gemeente woon
plaats hebben, voorrang, behoudens de bevoegdheid van
den directeur om in het belang van een goede bemiddeling
hiervan af te wijken.
Van de leiding en het toezicht.
Art. 5.
Onder de algemeene leiding van Burgemeester en Wet
houders is de dagelijksche leiding opgedragen aan een
directeur.
t»