MAANDAG 17 DECEMBER 1934.
471
(Tepe e.a.)
Eervol ontslag aan 5 onderwijzeressen; e.a.
tusschen haar wachtgeld en haar salaris als onderwijzeres
vereffend zal worden. Mejuffrouw van Doorn verkeert in
dezelfde positie, maar gedurende 5 jaar en 9 maanden,
mejuffrouw Meewis eveneens gedurende 8 jaar, mejuffrouw
Thorbecke eveneens, maar gedurende 14 jaar en 5 maanden.
Het gevaar voor benadeeling van deze onderwijzeressen is
dus zeer gering. Bovendien ligt het ongetwijfeld in de be
doeling haar weer te benoemen. Zoodra er vacatures zijn
en men mag toch aannemen, dat er in 5 jaar stellig 2
vacatures zullen ontstaan krijgen deze dames Weer een
vaste aanstelling. Door het nemen van dezen maatregel,
waarvan de gemeente een aanmerkelijk financieel voordeel
zal hebben, zal geen enkele onderwijzeres eenige schade lijden.
Spreker kan geen enkele positieve mededeeling doen
omtrent de herbenoeming van deze onderwijzeressen, maar
acht het zoo goed als zeker, dat zij binnen respectievelijk 5,
8 en 10 jaar opnieuw een vaste aanstelling in gemeentedienst
zullen krijgen.
Onder deze omstandigheden is alle critiek op het voorstel,
en in de allereerste plaats die van den heer Manders, van
allen grond ontbloot.
De onderwijzeressen, met wie vooraf overleg is gepleegd
en die aanvankelijk eenigszins bevreesd waren ten aanzien
van haar verdere rechten, hebben zich ten slotte met deze
regeling accoord verklaard. Bij nadere beschouwing van de
consequenties zijn noch bij de onderwijzeressen, noch bij
spreker belangrijke bezwaren overgebleven. Er zullen geen
slachtoffers worden gemaakt.
Mevrouw Bragyaarde Does is niet geheel en al bevredigd
door het antwoord van den Wethouder. Voor iemand, die op
wachtgeld is gesteld, blijft altijd eenige onzekerheid bestaan.
Spreekster kan zich echter met het voorstel vereenigen na
de verklaring van den Wethouder, dat de betrokkenen geen
financieele schade zullen lijden en bij eventueele vacatures
weer voor een vaste aanstelling als onderwijzeres in aanmer
king zullen komen.
De heer Vos zegt, dat de Voorzitter bij verschillende de
batten, zeer terecht meestal, moet aandringen op bekorting
en plaatst daarom nu de opmerking, dat dit geheele debat
achterwege had kunnen blijven, indien in de schriftelijke toe
lichting van het voorstel de mededeeüngen waren opgenomen,
die de Wethouder thans gedaan heeft.
De heer Manders acht zijn bezwaren tegen het voorstel
in het geheel niet weerlegd. Men is met het verleenen van
ontslag afgezien van de financieele gevolgen op den
verkeerden weg. Men moet noodgedwongen een anderen
koers volgen, dien spreker reeds dikwijls heeft aangegeven.
Indien men'geen anderen weg inslaat, zal men hoe langer
hoe dieper in den put komen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXVI. Voorstel:
a. tot intrekking van de Regeling van 4 Maart 1929 (Ge
meenteblad No. 10) betreffende de tarieven voor de leve
ring van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Eleetrieiteit, gewijzigd bij de Regeling van 30 October
1933 (Gemeenteblad Xo. 31)
b. tot wijziging van de verordening, betreffende de levering
van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Eleetri
eiteit te Leiden
e. tot wijziging van de verordening, betreffende de levering
van eleetrieiteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Eleetrieiteit te Leiden
d. om bet adres van den Algemeenen Bond van Koffiehuis
houders en Slijters in Nederland inzake toepassing van
een vastrecht tarief als afgedaan te beschouwen.
(Zie Ing. St. No. 287.)
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van de heeren Schoneveld, van Rosmalen en Lombert,
luidende
„Ondergeteekenden stellen den Gemeenteraad voor, om
artikel I der voorgestelde verordening tot wijziging van de
verordening van 17 December 1914, in dien zin te wijzigen,
dat in art. 10 sub a in plaats van 20 cent per eenheid wordt
gelezen 18 cent per eenheid."
Voorgesteld door 3 leden kan dit voorstel een onderwerp
van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter zegt, dat dit voorstel inzooverre buiten het
(Voorzitter e.a.)
Wijziging gas- en electriciteitstarieven,
kader van het voorstel van het College valt, dat het aanraakt
een punt van groot belang doch veel verder gaande conse
quenties meebrengt, die het College niet direct kan over
zien. Met het oog op het karakter van dit voorstel stelt
spreker voor het te stellen in handen van Burgemeester en
Wethouders om praeadvies.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter besloten.
De heer Coster juicht dit voorstel toe, al bevredigt het hem
niet geheel, aangezien het een verlichting van de directe
lasten der ingezetenen beteekent, te meer waar de Licht
fabrieken ook de omzetbelasting voor hun rekening nemen.
Bovendien is in dit voorstel opgenomen de gelijkstelling, die
steeds in uitzicht gesteld was, voor kappers en verlof- en
vergunninghouders.
Spreker hoopt, dat de Commissie voor Financiën terzake
van de Personeele Belasting voor café's enz. ook haar stand
punt zal wijzigen.
De heer Tobé kan zich met de voorgestelde wijziging van
het gastarief vereenigen; alleen betreurt hij het, dat het
College niet een jaar vroeger met dit voorstel is gekomen;
dan had men misschien de concurrentie van de petroleum
kunnen opvangen en zou niet zooveel terrein voor het gas
verloren zijn gegaan. Terrein verliezen is zeer gemakkelijk,
maar het weer te herwinnen is zeer moeilijk.
Van de herziening van het electriciteitstarief is spreker
niet zoo'n bewonderaar; het verheugt hem wel, dat het
College heeft ingezien, dat vooral de winkeliers op het oogen-
blik in zeer moeilijke omstandigheden verkeeren en een wij
ziging van het winkeltarief voorstelt, maar spreker acht die
wijziging wel een beetje al te klein. Een lamp van 100 watt,
1 hectowatt, is de kleinste die in een winkel gebruikt wordt
en als men, om voor den winkelier eenige verlichting te brengen,
dan die lamp van 100 watt nog in tienen wil verdeelen, en
er decawatt's van wil maken, dan stelt men zich eenigszins
belacheüjk aan, te meer wanneer het dan nog met een voor
beeld voor den dag komt om duidelijk te laten zien welk
een wijziging in die tarieven gebracht wordt, en dat het mis
schien wel eens 7.20 per jaar zou kunnen verschillen.
Dit is uiterst belacheüjk en behoort niet in de stukken van
de gemeente voor te komen.
Indien het College iets voor de winkeüers wil doen, moet
het het geheele winkeltarief afschaffen.
Een winkeüer zal op grond van het winkeltarief aanvan
kelijk meenen, dat hij weinig voor zijn electrischen stroom
betaalt, maar na verloop van een jaar büjkt hem, dat hij
bedrogen uitkomt. De verordening is daarom niet goed. Men
moet met behulp van de verordening dadelijk kunnen zeggen,
hoeveel de stroomprijs is.
Yerschiüende centrales schermen vooral met het vast
recht en het winkeltarief om den verbruikers zand in de
oogen te strooien en hun den indruk te geven, dat de tarieven
laag zijn. De gemeente Amsterdam maakt reclame met het
vastrechttarief van 0,05 per K.W.U., maar zegt er niet bij, dat
men voor het vastrecht 3 x zooveel betaalt als voor den
stroom.
Spreker stelt voor, het winkeltarief geheel en al af te schaf
fen en te vervangen door een vast tarief volgens enkeltarief-
meter van 0,12 per kwu.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Tobé, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor Artikel 10, sub f, te lezen
als volgt:
De stroomprijs voor winkels, café's, kapperssalons en der
gelijke inrichtingen, alsmede perceelen of perceelgedeelten,
waarvoor een der in Art. 1, onder e en f der drankwet om
schreven vergunningen een verlof A of een verlof B geldt,
benevens de bijbehoorende magazijnen, pakhuis- of kantoor
ruimte aan genoemde perceelen grenzende, zal volgens enkel-
tariefmeter 12 cent per K.W.U. bedragen."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Schoneveld heeft met waardeering van de voor
gestelde verlaging van den gasprijs kennis genomen. Het
heeft hem echter bevreemd, dat juist de concurrentie van de
petroleummaatschappijen den doorslag moest geven bij deze
verlaging, want de vergelijking van den kostprijs met den
verkoopprijs van de producten der Lichtfabrieken geeft daartoe
veel meer aanleiding. Uit het verslag der Lichtfabrieken over
het afgeloopen jaar büjkt, da de kostprijs zoowel van het
t>