450 MAANDAG 26 NOVEMBER 1934. Verbetering werkloozenzorg. (van Weizen e.a.) verschuivingen, in de allereerste plaats bij de arbeidersklasse, plaats hebben, dat niet alleen bij de massa's van de werk- loozen, maar ook bij andere groepen van de bevolking weerzin bestaat tegen de tot dusverre gevolgde politiek van de Regeering en tegen de partijen, welke deze Regeering steunen, en bovendien dat de verschillende fracties van den Raad den druk van de massa's gevoelen. Men speelt hierbij een onwaardig spel, wanneer men elkaar in het haar vliegt, als een lid zegt, dat men propaganda maakt voor de een of andere politieke partij. Wanneer de leden der sociaal-democratische fractie die propaganda niet zouden maken en niet zouden pogen de machtsverhoudingen te wijzigen, zouden zij niet de aangewezen vertegenwoordigers van hun partij zijn. Spreker kan dan ook geen verontwaardi ging toonen, wanneer een politieke tegenstander te dien aanzien een feit constateert. Als communist verdedigt spreker in den Raad de belangen van de werkloozen en van het proletariaat in het algemeen en als vertegenwoordiger van een bepaalde politieke partij poogt hij tot uitdrukking te brengen, wat onder bepaalde groepen van de bevolking leeft. Met de anti-revolutionnaire, roomsch-katholieke en christelijk-historische raadsleden is het te dien aanzien evenzoo gesteld. Het gaat in dezen niet om het medegevoelen met de nooden der werkloozen door de leden persoonlijk, maar wel om de vraag, in hoeverre de partijen, waartoe die leden behooren, bereid zijn leiding te geven en te streven naar een wijziging van de verhoudingen. Dit hebben tot nu toe de Roomsch-Katholieken, de Anti-Revolutionnairen en de Christelijk-Historischen absoluut niet voldoende gedaan. Zij hebben, nog ten tijde van de steunverlaging, daarvóór gestemd; eerst de botsingen, die tengevolge van de steun verlaging in de groote gemeenten hebben plaats gevonden, hebben hen tot het inzicht gebracht, dat er inderdaad iets bezig was te veranderen in de mentaliteit van de groote massa. De waarde van de 1| millioen handteekeningen onder het petitionnement betwist spreker nietde communisten hebben naarmate van hun krachten dat petitionnement ondersteund, omdat zij het noodzakelijk achten, alle krachten te concen- treeren om de Regeering en de haar steunende machten aan het verstand te brengen, dat haar politiek leidde tot een steeds toenemende ontevredenheid en tot ernstig verzet onder de groote massa. Dat verzet willen de sociaal-democraten niet; in een hoofdartikel in de Vooruit van verleden week wijst de redactie af datgene wat de communisten in dit opzicht beoogen. In de geheele wereld, in geheel Europa vooral, hebben belangrijke wijzigingen plaats gehad in de krachten van de arbeidersmassa's, die tegen het kapitalistische stelsel vechten. Hier komt de onhoudbaarheid van het kapitalistische stelsel evenzeer tot uiting. De sociaal-demo cratische leiders wenschen dat kapitalistische stelsel niet te wijzigen; zij willen het oplappen. Dit petitionnement alleen zal de politiek der Regeering niet veranderendat kan alleen indien inderdaad de machtsverhoudingen tusschen de ver schillende klassen zich beslissend wijzigen; het komt er aller eerst op aan, de arbeidersklasse duidelijk te maken, dat alleen door actie ven, voortdurenden strijd tegen eiken vorm van verslechting, door demonstraties en stakingen deze machts positie inderdaad gewijzigd kan worden. De theorie, door de sociaal-democraten voortdurend verkondigd, ook nu, dat in een crisistijd als dezen niet gestaakt kan worden en niet door werkelijken strijd aan het wijzigen van die machts verhoudingen gewerkt kan worden, is door de feiten al voldoende gelogenstraft. In de laatste maanden hebben eenige belangrijke conflicten plaats gehad, die duidelijk hebben aangetoond, dat de theorie van de leiders der vak beweging, dat in de bestaande omstandigheden geen ver betering door staking is te verkrijgen, absoluut onjuist is. Spreker denkt hierbij aan de staking van de arbeiders der blikfabrieken te Krommenie. Op de Regeering moet dan ook een druk worden uit geoefend door sterkere middelen dan een petitionnement. Het zal in de eerste plaats van de arbeiders zelf afhangen, of die druk inderdaad zal worden uitgeoefend. De Communis tische Partij roept de arbeiders voortdurend op, den daartoe noodigen druk op hun leiders uit te oefenen, opdat een eenheidsfront van de arbeiders tot stand komt, dat zooals in Frankrijk voortdurend wordt gedemonstreerd in staat zal zijn de aanvallen van de Regeering af te slaan en het steeds stijgende fascistische gevaar terug te dringen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer van Stralen, luidende: „De Raad besluit zich tot de Regeering te wenden met het dringend verzoek de volgende verbeteringen in de steun aan werkloozen te willen aanbrengen: Verbetering werkloozenzorg. (Voorzitter e.a.) 1°. Verhooging der steunnormen. 2°. Verhooging der percentages, in het bijzonder voor de arbeiders met lage loonen en groote gezinnen. 3°. Verstrekking van een wintertoeslag gedurende den winter. 4°. Ruimere voorziening in de behoefte aan kleeding en dekking. 5°. Ruimere beschikbaarstelling van goedkope boter en beschikbaarstelling van goedkope aardappelen. 6°. Hulp aan de jeugdige werkloozen door arbeid of steun." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Eek acht het gewenscht, dat de discussies op een behoorlijke wijze worden gevoerd. De sociaal-democraten maken daarbij geen aanspraak op eenig voorrecht, maar kunnen ook niet toelaten, dat zij worden behandeld, als zouden zij eigenlijk in dezen Raad slechts zijn toegelaten. Spreker is het met den heer van Weizen eens, dat alles wat de sociaal-democraten in den Raad doen mede ten doel heeft propaganda te maken. Spreker heeft dit niet ontkend en zal het ook niet ontkennen. Dit geldt echter evenzeer voor de vertegenwoordigers van alle andere partijen. Daaruit mag niet worden afgeleid, dat wat in den Raad gezegd wordt niet ernstig bedoeld zou zijn. De wijze, waarop de sociaal-demo craten opkomen voor de belangen van de werkloozen en die op hun ernstige overtuiging rust, dient tegelijkertijd de propaganda voor het socialisme. De manier, waarop de heer Beekenkamp eenige malen tegenover de sociaal-democraten is opgetreden, gaat eigenlijk den perken van het behoorlijke te buiten. Indien de heer Beekenkamp den eersten keer, dat sprake was van het petitionnement, zijn zin had gekregen, was het niet in den Raad behandeld geworden. De Voorzitter is evenwel, na raadpleging van de Wethouders, zoo verstandig geweest, in te gaan tegen het voorstel van den heer Beekenkamp om deze zaak niet te behandelen. Geen enkele partij kan zich bij een zoo ernstige zaak, waarvoor haar leden week aan week gewerkt hebben, een dergelijke bejegening laten welgevallen, want anders beteekende het, dat zij afhankelijk zou zijn van de gunst van de meerderheid van den Raad. Spreker zal het den heer Beekenkamp niet kwalijk nemen, als hij den sociaal-democraten alleen verwijt, dat zij in den Raad propaganda maken. De heer Beekenkamp maakt propaganda en de sociaal-democraten ook, maar het is niet als een gunst te beschouwen, dat de sociaal-democraten hier hun denkbeelden naar voren brengen, in tegenstelling met anderen. Spreker heeft nooit gehoord, dat de heer Beeken kamp zijn rede begon met te zeggen: „ik mag U wel dankbaar zijn, dat ik hier op kosten van de gemeente een propaganda- redevoering kan houden voor de anti-revolutionnaire be ginselen". Het komt niet te pas, dat speciaal tot de sociaal democraten te richten; dit zou dus beteekenen, dat dezen eigenlijk tweede-rangs-raadsleden zijn en dat willen zij niet. Zij dulden niet, dat op hen het odium gelegd wordt, dat zij hier alleen zitten om propaganda te maken voor hun partij. Daartegen protesteert spreker zeer sterk. Deze uitlating van den heer Beekenkamp heeft geleid tot een zeer onaangenaam incident, maar wanneer de sociaal-democraten op dezelfde wijze weer behandeld worden, zullen zij op dezelfde wijze daartegen weer opkomen. Het is in het belang van de ge meente en van de werkloozen, dat hier ordelijk wordt ver gaderd, maar dan moet men dit den sociaal-democraten niet onmogelijk maken. Spreker ontkent, dat de wijze van bespre king van de vorige petitionnementsactie een ernstige beraad slaging was; er werd toen door zes leden tegelijk tegen hem geschreeuwd. De sociaal-democraten kunnen zich niet laten welgevallen, de bewering, dat het niet ernstig bedoeld was. Men kan zeggengij spiegelt allerlei voor, wat niet uitgevoerd kan worden, maar men mag niet twijfelen aan den ernst waarmede de zaken verdedigd worden. De middelen, die de heer van Weizen denkt te kunnen gebruiken, acht spreker ondeugdelijk; de sociaal-democraten staan op democratisch standpunt; zij wekken ook op tot verzet, maar tot geestelijk verzet; dat zal het tenslotte winnen. De S.D.A.P. is een democratische partij en ziet geen heil in stakingen, demonstraties, die zouden leiden tot groote ordeverstoringen. De heer van Weizen geeft nu hoog op van een staking; zoo'n wilde staking als aan de blikfabriek kan wel eens gewonnen worden, maar hoewel de Kommunistische Partei Deutschland zeer sterk was, in staat om demonstraties te houden en stakingen te voeren, heeft ze zich even goed geschikt onder het régime van Hitier als de sociaal-democraten. Volgens den heer Wilmer moet men dit overlaten aan de Kamerleden; die moeten in het algemeen uitmaken wat er gebeuren moet. Er is echter ook nog zooiets als de openbare

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 8