249
de Hooglandsche Kerkgracht 20a2.616.39
de Pasteurstraat 2b1.827.32
de Middelstegracht 119 2.450.27
de Krauwelsteeg 4498.36
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 277. Leiden, 7 December 1934.
Met betrekking tot de door de schoolbesturen ingediende
aanvragen om toekenning van een bijdrage in de kosten
van het bijzonder vervolgonderwijs over 1932 kan thans,
nu de gemeenterekening over dat jaar is gesloten, eene be
slissing worden genomen.
Genoemd jaar is het laatste van een driejarige periode,
waarvan sprake is in artikel 102, 3e lid, der Lager Onderwijs
wet 1920, zoodat de bijdrage eventueel dient te worden ver
minderd tot het bedrag hetwelk noodig is tot goedmaking
van de over bedoelde periode werkelijk gemaakte kosten.
Aangezien de jaarlijksche bijdrage per leerling van het
bijzonder vervolgonderwijs wordt berekend op het bedrag,
dat gemiddeld per leerling van het openbaar vervolgonderwijs
over hetzelfde jaar ten laste van de gemeente is gebleven,
deelen wij U mede, dat de netto-kosten over 1932 gemiddeld
34.66 per leerling bedragen.
De over de jaren 1930 en 1931 toegekende bijdragen,
vermeerderd met de op den aangegeven grondslag over 1932
berekende bijdrage, overtreft de over die jaren voor de
vervolgcursussen Hooglandsche Kerkgracht 20a, Pasteur
straat 2b, Middelstegracht 119 en Krauwelsteeg 4 werkelijk
gemaakte kosten met resp. ƒ1.690.19, ƒ1.275.74, ƒ1.727.12
en ƒ478.99.
Op grond van een en ander en met verwijzing naar de
in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, waaronder het
advies van de Commissie voor het Onderwijs, geven wij U
mitsdien in overweging:
a. de bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolg
onderwijs, bedoeld in artikel 102 der Lager Onderwijswet
1920, over het jaar 1932 vast te stellen voor den cursus in
de school aan de:
Hooglandsche Kerkgracht 20a, op 2.842.12,
Pasteurstraat 2b, op1.490.38,
Middelstegracht 119, op2.114.26,
Krauwelsteeg 4, op485.24;
b. alsnog aan bijdrage over het jaar 1932 uit te keeren
een bedrag van 1.759.96, waarvan voor den cursus voor
vervolgonderwijs in de school aan de:
Hooglandsche Kerkgracht 20a, op 1.151.93,
Pasteurstraat 2b, op214.64,
Middelstegracht 119, op387.14,
Krauwelsteeg 4, op6.25.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 278.
Leiden, 7 December 1934.
Nu sedert de laatste wijziging van het Reglement van
Orde voor de vergaderingen van Uwen Raad het ter open
bare kennis brengen van de Raadsvergaderingen alleen ge
schiedt door aanplakking ten Raadhuize, is er aanleiding
ook met betrekking tot andere aankondigingen, voorzoover
bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, in het
algemeen dezelfde wijze van afkondiging in te voeren.
Aankondiging in het Leidsch Dagblad en aanplakking
aan de gemeentezuilen kan dan voortaan achterwege
blijven, terwijl de afgekondigde verordeningen, evenals tot
nog toe, in het Gemeenteblad zullen worden opgenomen
en tegen betaling van de daarvoor verschuldigde rechten
op de secretarie der gemeente verkrijgbaar zullen zijn.
Teneinde tot deze vereenvoudiging, tevens bezuiniging,
te geraken, zal de verordening van 20 Augustus 1863, be
palende de wijze van afkondiging der plaatselijke verorde
ningen te Leiden, dienen te worden ingetrokken en door
een nieuwe verordening te worden vervangen.
Met het oog op de in verschillende wetten voorkomende
bepaling, dat de publicaties krachtens die wetten „op de
gebruikelijke wijze" moeten geschieden, is het verder ge-
wenscht, dat duidelijk wordt uitgesproken, wat in den ver
volge de gebruikelijke wijze van afkondiging zal zijn.
Ten aanzien van enkele aankondigingen kan in verband
met wettelijke voorschriften of om bijzondere redenen met
de voorgestelde wijze van afkondiging niet worden volstaan.
In die bijzondere gevallen zullen in de daarvoor in aan
merking komende couranten publicaties worden opgenomen,
c.q. die publicaties worden aangeplakt op de daarvoor ge-
eigende plaatsen. Wij denken hier aan de aankondigingen inge
volge de Woningwet en de Onteigeningswet, alsmede aan
zaken, waaraan binnen korten termijn algemeene bekendheid
moet worden gegeven, zooals het verzetten van markten,
tijdelijke verkeersafsluitingen enz.
Onder mededeeling, dat de Commissie voor de Huishoude
lijke Verordeningen zich, blijkens haar in de Leeskamer
ter inzage gelegd advies, met ons voorstel kan vereenigen,
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING,
bepalende de wijze van afkondiging van de plaatselijke ver
ordeningen, ten aanzien waarvan afkondiging is voorgeschreven.
Artikel 1.
De afkondiging der plaatselijke verordeningen, ten aan
zien waarvan afkondiging is voorgeschreven, geschiedt door
openbare aanplakking ten Raadhuize.
Art. 2.
Van iedere afgekondigde verordening wordt een exemplaar
op de secretarie der gemeente bewaard, aan welks voet
Burgemeester en Wethouders den dag vermelden, waarop
de afkondiging is geschied.
Art* 3.
Alle afgekondigde verordeningen worden ten spoedigste
opgenomen in het Gemeenteblad van Leiden, welk blad op
de secretarie der gemeente voor een ieder verkrijgbaar is
tegen betaling van de daarvoor verschuldigde rechten.
Art. 4.
De verordening van den 20en Augustus 1863 (Gemeente
blad No. 14), bepalende de wijze van afkondiging der
plaatselijke verordeningen te Leiden, zooals deze is gewijzigd
bij verordening van den 22en Januari 1903 (Gemeenteblad
No. 5), vervalt.
b. te besluiten, dat de wijze van afkondiging van de
plaatselijke verordeningen, ten aanzien waarvan afkondiging
is voorgeschreven, zal gelden als de gebruikelijke wijze van
afkondiging.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 279.
Leiden, 7 December 1934.
Naar aanleiding van tot ons College gerichte verzoeken
van de Nederlandsche Veehouderij-Centrale en van den
Nederlandschen Bond van Veehandelaren geeft de Commissie
voor den Markt- en Havendienst, wier gevoelen wij daar
omtrent inwonnen, ons in overweging te bevorderen, dat
het weegloon aan de Waag en op de veemarkt voor runderen
en kalveren, thans resp. 40 en 30 cent per stuk bedragende,
wordt verlaagd tot 25 cent per stuk. Naar haar meening
toch verdient verlaging van dit tarief aanbeveling, eener-
zijds omdat het weeggeld hier in het algemeen hooger is
dan elders, anderzijds omdat thans een veel grooter aantal
runderen moet worden gewogen, nu de overneming van
deze dieren door de Nederlandsche Veehouderij-Centrale
geschiedt tegen bepaalde prijzen per K.G. levend gewicht,
en het tarief dus veel meer toepassing vindt dan tot dusverre.
In deze omstandigheden zijn ook de Commissie van
Financiën en ons College van oordeel, dat tot de bovenbe
doelde verlaging van het weeggeld moet worden overgegaan
en dit te eer, nu verwacht mag worden, dat deze tariefs
verlaging, als gevolg van het veel grooter aantal wegingen,
voor de gemeente geen financieel nadeel zal beteekenen.
Onder mededeeling ten slotte, dat tegen de door de
Nederlandsche Veehouderij-Centrale mede gevraagde ver
laging van het marktgeld voor runderen, met het oog op
de consequenties en de financiëele gevolgen daarvan, onzer
zijds overwegend bezwaar bestaat, geven wij, onder ver
wijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken,
Uwe Vergadering alsnu in overweging over te gaan tot vast
stelling van de navolgende verordening: