MAANDAG 12 NOVEMBEE 1934.
435
W onin g bouwvereenig ingen.
(Splinter e.a.)
veel groote woningen bij zijn. In elk geval komen er woningen
voor buren, die betaalbaar zijn. De heer Schüller zegt wel:
een paar oenten per week meer hindert niet, maar of men
4.33 of 5.15 per week moet betalen, is toch naar sprekers
meening wel een aanmerkelijk verschil.
De heer Schoneveld vraagt, waarom het bouwplan van
,,Ons Belang" er niet bij is; spreker dacht, dat de heer
Schoneveld dat wel zou kunnen weten: het laatstelijk ge
wijzigde bouwplan van „Ons Belang" is pas sinds korten
tijd weer ingekomen, zoodat het afzonderlijk behandeld
zal worden.
De heer Schoneveld vraagt naar stukken die volgens zijn
meening bij dit voorstel ter visie hadden moeten worden gelegd.
De heer Schoneveld is een man van algemeene ontwikke
ling, maar dan wordt men wel eens een beetje overmoedig
en dan doet men vragen, die hier eigenlijk niet thuis-
hooren. Alles wat betrekking heeft op den bouw van deze
woningen is in de Leeskamer ter visie gelegd; wat er
overigens verhandeld is, had niet rechtstreeks op de thans
aan de orde zijnde plannen betrekking en behoefde dus niet
ter visie gelegd te worden. Er was niets te verdoezelen.
De vraag is tenslotte alleen maar: zijn er resultaten bereikt
en dan zou spreker een woord van dank beter op zijn
plaats achten dan dat spreker nu nog van den heer Schoneveld
moet hooren, dat niet alles ter visie heeft gelegen wat hij
wenschte Op het Departement wenschte men, dat de parti
culiere bouwnijverheid bevorderd werd en toen heeft het
College moeten aantoonen, dat buiten den particulieren
woningbouw, dien het College ook wilde bevorderen, ook
deze woningbouw nog noodig was. Absoluut onjuist is de
bewering van den heer Schoneveld, dat hier den Eaad iets
onthouden zou zijn.
Inzake de waterleiding antwoordt spreker den heer
Schoneveld, dat er inderdaad perceelen bij zijn waarvoor
tarieven van 26.en ƒ29.gelden, maar die tarieven
zijn nu eenmaal vastgesteld en hangen af van de grootte
van de woningen. Spreker zal hieraan zijn aandacht schenken,
maar hij kan op het oogenblik daaraan niets doen.
Spreker hoopt dus, dat de Eaad dan ook het voorstel
van het College, waarvoor het zoo lang gewerkt heeft, zal
aannemen opdat de voorgestelde woningbouw tot stand
zal kunnen komen.
De heer Schoneveld maakt bezwaar tegen de wijze, waarop
de Wethouder meent te moeten antwoorden op sprekers
vraag over de stukken, die niet in de Leeskamer lagen; de
Wethouder noemde dat overmoedig. Dergelijke persoonlijke
qualificaties kan men beter achterwege laten; spreker heeft
het optreden van het College ook niet gequalificeerd, maar
heeft alleen zijn vragen gesteld. Wanneer die zaak niet
geslaagd zou zijn, had men ongetwijfeld wel de stukken
gevonden, die daarop betrekking hebben. Nu kan het
College formeel het standpunt innemen, dat dit een zaak
was van voorziening in den woningbouw door particu
lieren of door bouwvereenigingen, maar er staat tegenover,
en dat bevreemdt spreker, dat personen buiten den Eaad
wisten mede te deelen wat in het rapport stond en dan is het
toch heel begrijpelijk, dat een raadslid er ook kennis van wil
nemen.
De Voorzitter vraagt, hoe de heer Schoneveld kon be-
oordeelen of die buitenstaander het wel wist! Dat kan men
toch alleen beoordeelen als men alle stukken gezien heeft.
De heer Schoneveld zegt, dat die persoon wist mede te deelen,
wat er stond in het rapport van het College. Spreker trekt
de geloofwaardigheid van dien persoon niet in twijfel; er
waren trouwens meerdere personen; spreker verkoopt hier
geen praatjes en hij aanvaardt hetgeen die menschen mede
gedeeld hebben als juist. Het is toch volmaakt begrijpelijk
en logisch, dat wanneer buitenstaanders daarover kunnen
spreken, dan een raadslid aan het College inzage van die
stukken vraagt,,al zouden zich formeele bezwaren daartegen
verzetten. Het is meer voorgekomen, dat niet alle stukken
ter visie lagen.
Spreker zou kunnen voorstellen dit voorstel aan te houden,
teneinde de leden alsnog in de gelegenheid te stellen van de
bedoelde stukken kennis te nemen, maar wenscht de verant
woordelijkheid voor het uitstel niet te dragen.
Spreker heeft alleen het feit geconstateerd, dat men een
raadslid inlichtingen onthoudt, welke wel aan buitenstaan
ders verstrekt waren.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Schoneveld iets
te ver gaat met zijn volkomen onjuiste bewering. De heer
Schoneveld kan niet aannemelijk maken, dat het College
Woninghouvvvereenigingen.
(Voorzitter e.a.)
Eaadsleden inlichtingen onthoudt, welke het wel aan niet-
Eaadsleden verstrekt. Deze aantijging, welke het College
verre van zich werpt, komt voor de verantwoording van den
heer Schoneveld.
Het College heeft met den Minister onderhandelingen
gevoerd, welke met de zaak, die thans aan het oordeel van den
Eaad wordt onderworpen, niet rechtstreeks te maken hebben
en welke de Eaad tot goed verstand van de zaak niet behoeft
te kennen. De heer Schoneveld mag zich door zijn onte
vredenheid over het feit, dat hij niet geslaagd is in wat liij
wilde bereiken, niet laten verleiden tot het maken van de
opmerking, dat het College stukken, welke het den Eaads
leden onthoudt, ter beschikking van derden stelt.
De heer Schoneveld ontkent het laatste te hebben gezegd.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Schoneveld het
duidelijk heeft gezegd.
De heer Schoneveld heeft alleen gezegd, dat buitenstaan
ders wisten mede te deelen, wat in het rapport stond.
De Voorzitter zegt, dat ook den heer Schoneveld bekend
is, dat buitenstaanders weieens meer praatjes verkoopen.
De heer Schoneveld betoogt, dat het de waarheid was.
Spreker verkoopt geen praatjes. Indien buitenstaanders wel
van een zaak op de hoogte zijn, is het volstrekt niet onbegrijpe
lijk, dat een raadslid inzage vraagt van het rapport en de
gevoerde correspondentie.
Spreker verwijt het College niets, doch stelt alleen vast,
dat het een en ander niet aan raadsleden ter inzage is gegeven.
De heer Schüller erkent met den Wethouder, dat in eerste
instantie de besturen der woningbouwvereenigingen de ver
antwoordelijkheid dragen voor de plannen, die zij hebben
ingediend. Volgens sprekers meening, die door anderen, zij
het dan ook geen raadsleden, wordt gedeeld, hebben deze
besturen doen blijken, dat zij niet dien kijk op de zaak hebben,
welke in het belang van de volkshuisvesting noodig is. De
Wethouder is dit blijkbaar ook van meening geweest, want
volgens zijn mededeeling heeft hij aan het bestuur van de
woningbouwvereeniging „de Tuinstadwijk" in overweging
gegeven van de 3 woningen 2 woningen te maken, hetgeen
het bestuur evenwel niet heeft gedaan.
De heer Splinter doet opmerken, dat liij dit nooit aan
het bestuur der woningbouwvereeniging heeft medegedeeld.
Het bestuur heeft de bouwplannen ingediend, waarvan het
meende, dat het de beste oplossing voor het vereenigings-
leven kon verwachten.
De heer Schüller zegt, dat het College en de Eaad in alle
geval de bevoegdheid hebben om, indien zij meenen, dat de
besturen niet in het belang der volkshuisvesting werkzaam
zijn geweest, de ingediende plannen niet goed te keuren en
hoopt, dat de Eaad van die bevoegdheid thans gebruik zal
maken, teneinde de vereenigingen in de gelegenheid te stellen
andere plannen in te dienen.
Niet de woningbouwvereeniging, maar het College moet
weten, aan welke woningen in de gemeente behoefte bestaat.
Beter een half ei dan een leege dopDit voorstel geeft echter
niet eens het halve ei en daarom kan spreker, die een goede
volkshuisvesting van zeer groot belang voor de ingezetenen
acht, zich absoluut niet met dit voorstel vereenigen.
Uit deze discussie is wel gebleken, dat de sociaal-democra
tische leden van den Eaad niet altijd slechts „ja" of „neen"
zeggen, maar ook verschillende meeningen kunnen toegedaan
zijn.
Indien men in het openbaar, zooals sprekers partijgenoot
Kooistra zooeven, betoogt, dat de woningen alleen geschikt
zijn voor twee personen en men deze personen later, wanneer
zij een of meer kinderen hebben, moeilijk er toe kan bewegen
de woning te verlaten, omdat er geen andere woning voor
hen is, ligt hierin een reden te meer voor sprekers partijgenoot
Kooistra om deze woningen niet te laten bouwen, maar over
te gaan tot den bouw van woningen, waarin groote gezinnen
gehuisvest kunnen worden.
Spreker weet wat het zeggen wil in den tegenwoordigen
tijd 0,10 meer huur per week te moeten betalen, maar acht
het toch een belangrijke sociale taak de gedachte te propa-
geeren, dat men bereid moet zijn zich het offer van 0,15,
0,20 en zelfs 0,25 per week te getroosten, indien men daar
door kan wonen in een behoorlijke, geriefelijke woning, waarin
men misschien vele jaren moet vertoeven.