MAANDAG 12 NOVEMBER 1934. 433 Verstrekking brandstoffen aan werkloozen enz. (van Stralen e.a.) Het was spreker niet bekend, dat bezwaren in verband met de geschiktheid van de kachels voor cokes onder het oog worden gezien en voor elk geval altijd op een juiste wijze worden geregeld, maar in elk geval acht spreker de toezegging van den Wethouder afdoende. De Wethouder heeft verstrek king van andere brandstof of uitkeering in geld in dergelijke gevallen niet afgewezen, maar integendeel gezegd, dat er een regeling voor is te vinden. Spreker kan daarmede dus genoegen nemen. De heer van Weizen wil dezen toeslag verhoogen tot 2. en het overige uit de gemeentekas doen bijpassen. Hiermede kan spreker zich niet vereenigen; hij wenscht geen onvervul bare verwachtingen bij de werkloozen op te wekken. Natuur lijk is het wel juist, dat door den langen duur van de crisis en door de steunverlaging het voor de gezinnen meer en meer noodzakelijk wordt, de toeslagen voor den winter te verhoogen, en ook is het juist, dat men omdat men geen gas meer kan stoken, meer van de kachel gebruik moet maken, en dat in sommige gevallen ƒ1.ook niet toereikend zal zijn, maar de Regeering heeft nu eenmaal 1als maximum bepaald; men zou onverstandig doen nu een voorstel aan te nemen, waarvan men vooruit weet, dat het toch niet kan worden uitgevoerd. De regeling geldt voor het geheele land, ze is onvoldoende en te laag, maar het is niet mogelijk, daarin in Leiden wijziging te brengen; daarom heeft spreker geen voorstel gedaan tot verhooging van het bedrag van ƒ1. Beter is het deze zaak te bespreken bij het adres, dat vandaag hier ter sprake komt. Inzake de verstrekking van brandstoffen aan kastrekkers heeft de mededeeling van den Wethouder spreker niet be vredigd spreker blijft van meening, dat de kastrekkers even goed voor den brandstoffenbijslag in aanmerking komen als de anderen. Het is niet zijn bedoeling dien toeslag te geven aan alle kastrekkers, maar slechts aan hen, die nadat zij zijn uitgetrokken, voor steun in aanmerking komen. Dat is een reëele grens. Anders zouden wellicht de brand stoffen dan in sommige gevallen komen op een plaats, waar zij niet strikt noodig zijn, maar het is gewenscht, dat zij, van wie bekend is, dat zij 4 of 6 weken nadat zij bij hun werk- loozenkassen uitgetrokken zijn naar de steunverleening overgaan, gedurende die weken een kolentoeslag ontvangen. Bij de tegenwoordige wijze van verstrekken vallen zij, die gedeeltelijk werkloos zijn, buiten de regeling, terwijl zij den toeslag evenzeer of misschien zelfs nog meer noodig hebben dan zij, die in de steunverleening zijn opgenomen. Dit geldt vooral voor de arbeiders van de textielfabrieken. Eenige van deze fabrieken werken slechts de halve week. De arbei ders ontvangen 3 dagen loon en 2 dagen uitkeering uit de werkloozenkas en ontvangen in het geheel minder of althans niet meer dan wanneer zij geheel en al in de steunverleening waren opgenomen. Spreker kent een geval, waarin de man 4 dagen per week werkt, waarmede hij 13.45 verdient. Deze man ontvangt uit zijn werkloozenkas een uitkeering voor 1 dag, n.l. 1,30. De inkomsten van het gezin bedragen daardoor 14,75 per week. Was het gezin geheel en al in steunverleening opgenomen, dan ontving het 15,59 steun per week. Toch komt het niet in aanmerking voor een kolentoeslag. Het bezwaar, dat de Wethouder heeft tegen een regeling, waarbij zij, die vandaag werkloos worden, de volgende week, wanneer zij uit de werkloozenkas trekken, in aanmerking komen voor den kolenbon, lijkt meer dan liet is, aangezien het personen betreft, die vaak te voren geruimen tijd werk loos zijn geweest en gedurende eenige jaren dezelfde ellende hebben meegemaakt, maar omdat zij nu toevallig uit hun kas trekken van de brandstoffenvoorziening worden uitge sloten. Wanneer zij in de maand Januari in de steunverleening zijn opgenomen en tijdelijk naar hun werkloozenkas terug gaan, krijgen zij toch een kolenbon. Het gaat hier dus om 6 of 7 weken, dat zij eerder een bon zullen krijgen. Wellicht is de Wethouder bereid een toezegging te doen, waarmede spreker voorloopig genoegen kan nemen. Mocht de Wethouder geheel en al afwijzend tegenover sprekers denkbeeld staan, dan zou spreker het noodig vinden een voor stel in te dienen. De heer van Welzen heeft door de indiening van zijn voor stel in de eerste plaats tot uitdrukking willen brengen, dat naar zijn oordeel en het oordeel van groote groepen der be volking de hoeveelheid brandstoffen, welke thans wordt ver strekt, ontoereikend is, juist in verband met het feit, dat deze menschen langzamerhand gedwongen zijn uitsluitend van deze brandstoffen gebruik te maken. Ook in verband met de mogelijkheid van een periode van strengere koude komen de menschen daardoor voor groote moeilijkheden te staan. Daar- Verstrekking brandstoffen aan werkloozen enz.; e.a. (van Welzen e.a.) om acht spreker de te verstrekken hoeveelheid onvoldoende om in de behoeften te voorzien. De heer van Stralen sprak over onvervulbare verwachtingen, die opgewekt zouden worden door een voorstel tot verhooging van het bedrag. De heer van Stralen erkent dat de toestand, die zoo langzamerhand is ingetreden, een noodtoestand wordt en dat het bedrag over het geheele land genomen te laag is en dat de verstrekte hoeveelheid te klein is. Maar dan kan ook niet gesproken worden van het opwekken van onvervulbare verwachtingen, omdat dat voor een zeer groot deel afhangt van de actie van de arbeiders zelfook het N. V. Y. stelt een poging in het werk om deze zaak te wijzigen. Wanneer vanuit deze raadzaal stemmen in die richting opgaan, dat dit onvoldoende is, dan kan het niet anders, of dit zal de actie van het N.Y.Y., die sprekers volle instemming heeft, versterken; dit kan slechts ten goede komen aan den op de Regeering nitgeoefenden drang. Het is noodig ook hierbij het volle licht te werpen op den toestand, waarin op het oogenblik vooral in Leiden groote groepen van werkloozen gaan verkeeren. Die toestand grenst aan een noodtoestand hoe gaarne ook een groot deel van den Raad zou wenschen dat dit in den Raad niet ter sprake zou kunnen komen of zou behoeven te komen, deze zaak gaat er niet uit zoolang de toestand blijft als hij nu is. Dit moet ook voor de Raadsleden een aansporing zijn om hun verantwoordelijkheid te gevoelen ook tegenover de Re geering. De beslissing van den Raad kan er toe leiden, dat op de Regeering druk wordt uitgeoefend. De heer Romijn is bereid in de eerstvolgende vergadering van de sub-commissie de uitbreiding van de kolenverstrekking tot de kastrekkers aan de orde te stellen. Spreker kan staande de vergadering geen toezegging doen, aangezien het een in gewikkelde materie betreft en hij er niet zeker van is, dat datgene, wat de heer van Stralen zoo geruststellend voorstelt, geen consequenties heeft, die spreker niet gaarne zou accep teeren. Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXI. Voorstel in zake den aankoop en de onteigening van perceelen, begrepen in liet sanceringsplau Lange Bouwe- louwensteegLange Paradijssteeg. (Zie Ing. St. No. 248.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXII. Voorstel: a. inzake liet uitgeven in erfpacht van grond ten Westen van de Da Costastraat aan de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen, van grond gelegen aan en nabij de Kanaalstraat aan de Woning- bouwvereeniging „Ons Doel" en van grond ten Westen van den Lammenscliansweg aan de Woningbouw vereniging „de Tuinstadwijk", ten behoeve van den bouw van resp. 71. 27 en 62 woningen en inzake het verstrekken van bouwvoorschotten aan genoemde ver- eenigingen b. tot wijziging van de voorwaarden waaronder aan de Woningbouwvereenigingen „Eensgezindheid" en „de Eendracht" bij besluit van 28 Augustus 1933 voor schotten werden verleend ten behoeve van den bouw van woningen door die vereenigingen. (Zie Ing. St. No. 249.) De Voorzitter deelt mede, dat in verband met de omstandig heid, dat op het terrein naast het bestuursliuis van de woning- bouwvereeniging ,,de Tuinstadwijk" in plaats van 3 eengezins woningen 2 beneden- en 2 bovenwoningen zullen worden gebouwd, de volgende wijzigingen in het voorstel dienen te worden aangebracht. In de conclusie, sub c II, in het ontwerp-besluit, sub II en sub IIIö dient gelezen te worden in plaats van ,,62 wo ningen" ,,63 woningen". De exploitatie-begrooting wordt aldus gewijzigd, dat de gemiddelde huur per week en per woning in plaats van 4.39 zal bedragen 4.33. De heer Seliiiller heeft zich bij het kennis nemen van de stukken, welke in de Leeskamer ter visie van de leden hebben gelegen, afgevraagd of met den bouw van de woningen van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 7