432
MAANDAG 12 NOVEMBER 1934.
Verstrekking brandstoffen aan vverkloozen enz.
(Wilbrink e.a.)
berekend, d.i. 0,75 per H.L. Het verschil met den prijs,
welke den brandstoffenhandelaren in rekening wordt gebracht,
vindt zijn verklaring in de omstandigheid, dat de handelaren
die brandstoffen zelf moeten opslaan. Ook zal natuurlijk
aflevering aan individueele afnemers meer tijd en daardoor
meer geld kosten dan aflevering en gros aan de handelaren.
Spreker vreest bij beschikbaarstelling van cokes tegen en
gros-prijzen moeilijkheden met, den Minister, omdat deze dan
zou zeggen: gij verhoogt aldus den toeslag weer extra, door
alle moeite en last, die gij anders in rekening brengt, gratis
op U te nemen. Bovendien is reeds, officieus, nog niet officieel,
met de brandstoffenhandelaren een regeling getroffen, dat
zij de werkloozen van brandstoffen zullen voorzien, zoodat
zij reeds een belangrijk quantum hebben opgeslagen. Op prac-
tische gronden is deze zaak dus te laat aan de orde gekomen;
over deze zaak had gesproken moeten worden in Mei of Juni,
voordat eenige regeling getroffen was; dan had daarmede
rekening gehouden kunnen worden bij den geheelen opzet van
de brandstoffenvoorziening. Het denkbeeld van den heer
van Stralen is dus op het oogenblik op grond van theoretische
en practische bezwaren niet te verwezenlijken, hoewel het
wellicht voor de toekomst ernstige overweging verdient te
trachten iets meer te bereiken. Spreker zegt niet, dat de
brandstoffenverstrekking te beperkt is in haar uitwerking,
wanneer de beste brandstof gegeven wordt, die voor ƒ1.
per week mogelijk is, maar men zal waarschijnlijk weer voor
de moeilijkheid komen te staan, dat wanneer einde Maart
de verstrekking is afgeloopen, de menschen in de maand
April, die de laatste jaren koud is geweest, niet meer over
brandstoffen beschikken. Kan daarin worden voorzien, dan
zou spreker daaraan gaarne medewerken en hij is overtuigd,
dat het College ook dan zijn medewerking zal willen verleenen.
I)e heer van Weizen acht het maximum voor de wekelijk-
sche uitkeering van 1.door den Minister vastgesteld, veel
te laag; met dat bedrag kan niet behoorlijk voorzien worden
in de behoefte aan brandstoffen van groote groepen werk
loozen.
Verleden jaar heeft men rekening gehouden met de bepa
ling, dat de toeslag niet grooter mocht zijn dan het door den
Minister vastgestelde bedrag. In het afgeloopen jaar zijn
de steunverleeningen verminderd en daardoor zijn groote
groepen van werkloozen thans niet meer in staat op gas te
koken. In verband hiermede en ook met het oog op de moge
lijkheid van plotseling intredende strenge koude moet de
voorgestelde brandstoffenvoorziening absoluut onvoldoende
geacht worden. Sprekers voorstel om den toeslag te verhoogen
tot ƒ2.per week, is eenigermate in overeenstemming met
de bestaande behoeften en komt slechts ten deele tegemoet
aan den nood, dien de werkloozen op het oogenblik lijden.
De Raad kan door het beschikbaar stellen van een extra
crediet ontkomen aan het bezwaar, dat volgens de bepaling
van den Minister de toeslag niet grooter mag zijn dan 1.
per week.
Tegen sprekers voorstel zijn geen steekhoudende argumen
ten aan te voeren en bij de verdediging van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders kan men niet volstaan met een
beroep op de ministerieele bepaling omtrent het maximum
bedrag van den toeslag.
Indien door de aanneming van sprekers voorstel de kosten
van deze voorziening 2 x ƒ62.000.zouden bedragen, zou
dit bedrag volkomen in overeenstemming zijn met de be
langen van de lagen der bevolking, die hierbij zijn betrokken.
Hier dienen de financieele bezwaren achtergesteld bij het
groote sociale belang hiervan voor deze belangrijke groepen
der bevolking.
De heer Komijn zegt, dat elk jaar uit de bespreking van de
brandstoffenverstrekking in den Raad weer wat leering ge
trokken wordttoen spreker den eersten keer deze zaak hier
moest verdedigen, was er een zeer sterke en ernstige critiek
op de organisatie van deze verstrekking; de tactiek van het
College is toen geweest deze zaak zooveel mogelijk te bespre
ken in de betreffende commissies, waar men zich door voor
lichting van deskundige ambtenaren en van betrokken in
stellingen beter in details kan begeven en beter kan nagaan
inhoeverre er mogelijkheden bestaan om aan geuite wenschen
tegemoet te komen. Dit heeft toch ook wel resultaat gehad;
uiteraard bestaat er nog wel een zekere ontevredenheid, en
meent men, dat er nog te weinig wordt gedaan, maar ander
zijds hoort spreker met genoegen de opmerking van den heer
van Stralen, dat de verstrekking nu tenminste goed is. Dit
wijst er op, dat langzamerhand een stadium wordt bereikt,
waarin alle partijen en richtingen het gevoel krijgen, dat het
meest mogeüjke hier bereikt is.
De suggesties van den heer van Stralen inzake de hierbij
Verstrekking brandstoffen aan vverkloozen enz.
(Romijn e.a.)
gevolgde prijsberekening kan spreker op het oogenblik niet
overzien; deze zaak is opgedragen aan de Lichtfabrieken,
de groote leverancierster en verzorgster van de gemeente
voor alles wat brandstoffen betreftdie hebben haar organen,
overzien de markt en weten de mogelijkheden. Deze opmer
kingen van den heer van Stralen grijpen zoo diep in in de geheele
prijzenpolitiek der Lichtfabrieken en in de geheele tactiek van
de Lichtfabrieken bij deze verstrekking, dat het bezwaarlijk
aangaat zonder nadere voorlichting daaromtrent in den Raad
een beslissing te nemen. Spreker verzoekt den heer van Stralen
dus tevreden te zijn met de toezegging van het College, dat
zijn opmerkingen aan de orde zullen worden gesteld in de
subcommissie voor de steunverleening en dat die zaak daar
tezamen met de Directie van de Lichtfabrieken nog eens
onder oogen gezien zal worden. Mocht een oplossing in die
richting te vinden zijn, dan zal het College daartegen geen
bezwaren aanvoeren.
De heer van Welzen acht 1per week veel te weinig.
Yoor sommige groepen is dit misschien mogelijk, maar het is
ook mogelijk, dat voor andere groepen met een brandstoffen-
hoeveelheid ter waarde van ƒ1.redebjkerwijze in de be
hoefte aan verwarming voorzien kan worden. Daarover valt
echter niet veel te zeggen, want de Minister heeft een limiet
van ƒ1.gesteld. De opzet van de verstrekking in natura
was tenslotte ook om de gegeven waarde meer dan 1.
te doen zijn: bij collectieven inkoop voor de werkloozen
door de Lichtfabrieken is de prijs lager dan bij aanschaffing
door iederen werklooze individueel; uit inlichtingen is spreker
gebleken, dat wanneer een particulier zich deze brandstoffen
zou verschaffen, hij daarvoor 1.10 zou hebben te betalen,
wellicht hooger, maar gebruik makende van wegen, die in
den particulieren handel en op de markten weieens bestaan,
zou men met 1.10 min of meer kunnen volstaan.
Op deze wijze, die de Minister heeft goedgekeurd, kan den
werkloozen meer verstrekt worden dan wanneer men hun
individueel toestaat zich van brandstoffen te voorzien.
Bij de aanvaarding van de Rijkssteunregeling heeft de
Raad beloofd geenerlei maatregel op het gebied van de werk-
loozenzorg, waaronder ook de brandstoffenvoorziening valt,
te nemen, welke niet door den Minister was goedgekeurd.
Het staat vast, dat de Minister in verband met zijn circulaire
het geven van een toeslag van 2.per week niet zal goed
keuren, al komt de helft van dit bedrag ook ten laste van de
gemeente. De door den heer van Welzen voorgestelde op
lossing is derhalve niet te aanvaarden.
Het is den heer van Stralen bekend, dat de gevallen, waarin
het stoken van parelcokes moeilijkheden opleverde, elk op
zich zelf zijn onderzocht en dat, indien inderdaad onover
komelijke bezwaren bleken te bestaan, door het verstrekken
van andere brandstoffen of een ander stookapparaat altijd
een oplossing is gevonden. In den aanstaanden winter zal
op dezelfde wijze worden gehandeld.
Het geven van een toeslag is door den Raad steeds beperkt
tot de ondersteunden en hen, die uit hun werkloozenkas een
ondersteuning genoten, welke grensde aan de gemeentelijke
steunverleening. De uitbreiding tot andere personen heeft
de Raad steeds afgewezen en voor die afwijzing bestaat thans
nog meer reden, nu het Departement deze zaak veel strenger
regelt en zich hieromtrent zeggenschap voorbehoudt. De
gemeente heeft niet meer de vrijheid de brandstoffenvoor
ziening naar eigen inzicht te regelen.
De gemeente behoort de brandstoffenvoorziening te be
perken tot de categorieën van werkloozen, welke de Minister
heeft aangewezen en inderdaad vallen daaronder de kas-
t,rekkers en de personen, die in de werkverschaffing zijn ge
plaatst, doch de eersten uitsluitend voor rekening van de
gemeente. Men heeft gemeend bij het trekken van deze grens
zoo ver te zijn gegaan als verantwoord was en redelijkerwijze
verlangd kon worden. Ook na de inlichtingen, welke de heer
van Stralen gegeven heeft, is spreker niet van oordeel, dat
er reden is om verder te gaan. Bovendien zal men deze zaak
bezwaarlijk bij deze discussie kunnen overzien. Spreker is
bereid ook deze quaestie in de subcommissie onder oogen
te zien en te overwegen inhoeverre deze personen volkomen
gelijkgesteld kunnen worden met lien, die thans van de ge
meente brandstoffen ontvangen en inhoeverre het dus redelijk
en billijk zou zijn hun ook brandstoffen te verstrekken.
De heer van Stralen kan voorloopig wel genoegen nemen
met de toezegging van den Wethouder, de bezwaren nog
nader in de betreffende instanties en commissies onder het
oog te zullen zien. Spreker kan zich voorstellen, dat de Wet
houder geen gegevens heeft over de quaestie van de prijzen,
die nu worden berekend, in verband met de prijzenpolitiek
van de Lichtfabrieken en hij neemt er genoegen mee, dat
deze zaak in de Commissie bezien wordt.