440
MAANDAG 12 N
OVEMBEE 1934.
Verbouwing Gymnasium, e. a.
(Verweij c.a.)
beeft spreker niets aan algemeenheden, maar alleen aan ge
maakte plannen. Van dat bedrag moet men ook aftrekken de
ton, die men dan bespaart en dan ontkent spreker dat men
tot een dergelijk bedrag komt.
Een ander, buitengewoon zwak punt is, dat op het oogenblik
niet vaststaat of men van het Eijk de beschikking over den
noodigen grond kan krijgen. Er is iets aan de hand met die
quaestie; men heeft daar een Eijksmuseum voor Natuurlijke
Historie; daarmede heeft het Eijk ook iets voor.
Vooralsnog gelooft spreker dus niet dat men bij den bouw
van een nieuw Gymnasium zal komen tot een half millioen.
Mocht echter aan de hand van de uitgewerkte plannen blijken,
dat men tot een dergelijk bedrag komt, dan is spreker bereid,
in zijn fractie den verbouw boven den nieuwbouw te verdedigen.
De heer Tepe zegt, dat volgens den heer Verweij de zaak
niet ernstig voorbereid was, doordat hier genoemd is het
bedrag van een half millioen. Spreker heeft een royale geste
gemaakt en direct een ton cadeau gegeven. Dat bedrag was
niet uit de lucht gegrepen, maar was gebaseerd op cijfers, die
spreker had van den bouw van het nieuwe Gymnasium in
Utrecht; oorspronkelijk was dit geraamd op 7 ton, later is
daarop zeer bezuinigd. Spreker heeft in elk geval geen dwaze
of fantastische cijfers genoemd; voor een werkelijk modern
en nieuw Gymnasium is dat noodig. De heer Schüller betoogde
voortdurend, dat iedere verbouwing en verbetering aan dit
gebouw weggegooid geld is. Dit is evenmin weggegooid geld
als wanneer spreker nieuwe banden op zijn fiets koopt of
zijn costuum laat keeren; dat kan zeer verstandig zijn. Zoo
is dit onder de gegeven omstandigheden ook zeer verstandig.
Spreker inviteert nu al de sociaal-democratische raadsleden
om bij de opening van het verbouwde Gymnasium aanwezig
te zijn; dan spreekt men elkaar nader.
Het voorstel van den heer Schüller wordt verworpen met
21 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van Tol, Tepe, Splinter, Goslinga,
Eomijn, Wilmer, van Eosmalen, Wilbrink, Bosman, de Eeede,
Beekenkamp, van Es, Bergers, van Eecke, Schoneveld, van
der Eeijden, Coster, Tobé, Meijnen, Vos en Lombert.
Vóór stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Groene-
veld, van Weizen, Verweij, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren van Eek, Vallentgoed, mevrouw de Olerde Bruijn,
de heeren Koole, Kuipers en Kooistra.
(De heer Manders was bij deze stemming niet tegenwoordig.)
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens aangenomen met 25 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren van Tol, van Stralen, Tepe,
Splinter, Goslinga, Eomijn, Wilmer, van Eosmalen, Wilbrink,
Groeneveld, Bosman, van Weizen, de Eeede, Beekenkamp,
van Es, Bergers, van Eecke, Schoneveld, van der Eeijden,
Coster, Tobé, Koole, Meijnen, Vos en Lombert.
Tegen stemmen: de heeren Schüller, Verweij, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren van Eek, Vallentgoed, mevrouw
de Clerde Bruijn, de heeren Kuipers en Kooistra.
(Ook bij deze stemming was de heer Manders niet tegen
woordig.)
XXXIVa. Voorstel tot verkoop van een gedeelte bouwter
rein aan de Timorstraat, hoek Sumatrastraat, kad. bekend
gemeente Leiden, Sectie N. Nis. 2113 (ged.) en 341 (gcd.) aan
M. Bink en A. P. Valk q.q.
(Zie Ing. St. No. 251.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXXIVb. Voorstel in zake het verleenen van vergunning
aan den eigenaar van het perceel Langegraeht No. 111 tot
het leggen en tot wederopzeggens hebben van binten in den
muur van den westelijken zijgevel van het aan de gemeente
toebehoorende perceel Langegraeht No. 113.
(Zie Ing. St. No. 252.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Aanleg voetbalvelden.
(Kuipers e.a.)
XXXIVc. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten
behoeve van den aanleg van een drietal voetbalvelden op de
perceelen in den Stadspolder, lead, bekend gemeente Leiden,
Sectie K. Nis. 2862 en 3939, bij wijze van werkverschaffing
door jeugdige werkloozen.
(Zie Ing. St. No. 253.)
De heer Kuipers vestigt de aandacht op de volgende passage
uit de circulaire van den Minister van Sociale Zaken d.d.
8 Januari 1934:
„Het ligt intusschen voor de hand, dat eventueele werk-
objecten zich voor het speciale doel moeten leenen en dat
noch aan het vrije bedrijf, noch aan de werkverschaffing voor
volwassen werkloozen, concurrentie mag worden aangedaan.
Aan de jeugdige werkloozen, die bij deze objecten worden ge
plaatst, kan een kleine, door mij goed te keuren tegemoet
koming voor slijtage van kleeren e. d. worden gegeven."
In hun toelichting van het voorstel zeggen Burgemeester
en Wethouders, dat de Commissie een vergoeding van 0,10
per uur billijk vindt. Hier is echter geen sprake van „verdien
sten", doch uitsluitend van een vergoeding voor slijtage en
daarom acht spreker het gewenscht een kleine wijziging in
het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te brengen,
waartoe hij het voorstel doet.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Kuipers, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor in het Ingekomen Stuk No. 253
van 6 November 1934 te lezen: „Als tegemoetkoming in de
kosten van slijtage van kleeren en dergelijke wordt een ver
goeding toegekend van 2,40 per week"."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilbrink juicht het toe, dat Burgemeester en Wet
houders een voorstel hebben gedaan, dat eenigen jeugdigen
werkloozen een nuttige bezigheid zal bezorgen en een werk
betreft, dat ook in het belang van deze jeugdige personen
zelf is. Met de aanneming van dit voorstel besluit de Eaad
echter aan een terrein, dat pas verleden jaar tot voetbalveld
is ingericht, een andere bestemming te geven. In dezen tijd,
waarin men ook op de uitgave van kleine bedragen heeft te
letten, acht spreker het niet juist. Indien men bij den be
trokken dienst een weinig vooruitgezien had, had men ver
leden jaar kunnen weten, dat het terrein spoedig een andere
bestemming zou moeten krijgen. Spreker betreurt dit. Zullen
deze velden, die op het uitbreidingsplan niet als sport- en
speelvelden staan aangegeven, ook niet binnenkort moeten
verdwijnen? Dan geeft spreker het College in overweging
met een nader voorstel te komen om definitieven arbeid te
verrichten.
De heer van Weizen heeft tegen dit voorstel principieele
bezwaren. Weliswaar wordt hierdoor getracht, jeugdige werk
loozen in het werk te betrekken, maar de uitvoering van deze
werken geschiedt in een vorm van werkverschaffing, die in elk
geval niet beantwoordt aan de eischen, die aan een behoorlijke
werkverschaffing gesteld mogen worden. De loonen bij deze
werkverschaffing voor jeugdige werkloozen moeten overeen
komen met de loonen, die in het vrije bedrijf voor soortgelijk
werk worden betaald. Hier wordt echter een poging gedaan om
werken te doen uitvoeren tegen zoodanig loon, dat het in de
practijk neerkomt op loondruk. Daarom is spreker tegen dit
voorstel.
De heer van Eek gevoelt zeer veel voor het uitgangspunt
van den heer van Weizen. Ook spreker acht het een geheel
verkeerd standpunt, hier 10 cent per uur uit te keeren en
dat te brengen onder loonuitgaven. Inderdaad lijkt dit zeer
veel op loondruk. Men kan echter dit zeer nuttige en nood
zakelijke werk niet op andere manier gedaan krijgen. De ge
meente moet voorzien in de behoefte van de werkloozen aan
voetbalvelden, maar daarvan zou op andere manier niets te
rechtkomen, want de Eegeering zou het verbieden. Nu staat
men voor de keuze: zal men den arbeid van die jonge werk
loozen weren en genoegen nemen met de overtuiging, zijn best
te hebben gedaan. Hier moet het zwaarste wegen, dat daar
door een groep jonge werkloozen aan het werk komt. Spreker
vindt het beroerd, dat het op dergeüjke voorwaarden gebeurt,
maar de geestelijke verwording door het rondloopen van die
jonge menschen, die niets kunnen doen, weegt voor spreker
nog zwaarder, dan dat zij moeten werken voor geen loon.
Men moet het zoo opvatten, dat door het gemeentebestuur
hier een beroep wordt gedaan op den gemeenschapszin van