MAANDAG 12 NOVEMBER 1934. 437 Verordening op het Verkeer te lande.a. (Voorzitter e.a.) Het College is niet voornemens de geheele bebouwde kom der gemeente aan te wijzen als de plaats, waarop inacht neming van het voorschrift van art. 16, lid 1, van het Motor en Bijwielreglement niet noodig is. Men zal wel degelijk nagaan, of er duistere' plaatsen zijn, waar de verlichting voorgeschreven dient te worden. Dit zal zich evenwel beperken tot enkele slecht verlichte buitenwegen van de gemeente. De heer Groeneveld is nog niet geheel en al tevreden ge steld. Spreker blijft ontkennen, dat de kom van de gemeente voldoende verlicht is, althans niet altijd; zelfs winkelstraten zijn des avonds na 8 uur zeer duister; bovendien gaan na 12 uur 's nachts de helft van de lantaarns uit en zijn herhaalde lijk door een defect aan de straatverlichting heele straten niet verlicht. Het staat dus in het geheel niet vast, dat ook in de bebouwde kom van de gemeente de straten altijd be hoorlijk verlicht zijn. De heer Manders, die spreker bestreed, is eigenlijk naar hem toegekomende heer Manders vond het zoo lastig, dat men, wanneer men zijn auto lang op straat moet laten staan, zijn lichten brandende zou moeten houden. Dat is het juist; men moet zijn auto niet lang op straat laten staan; de straat is geen garagede openbare weg is voor het verkeer, maar niet om als garage gebruikt te worden. Wanneer dit nu verhinderd kan worden doordat de automobilisten er moeite mee hebben om de lichten lang aan te houden, dan zou spreker dat niet jammer vinden; het is goed, dat hij dan daardoor genoodzaakt wordt voor zijn auto een andere plaats op te zoeken, die beter geschikt is. Spreker weet wel, dat daartegen reeds een bepaling in de verordening staat, maar dat artikel zal in de practijk moeilijk te hanteeren zijn, want om te constateeren, dat een auto urenlang op dezelfde plaats is gestald op de straat moet men er al dien tijd een politieagent bij plaatsen, want gaat deze weg en komt hij later weer terug, dan heeft hij niet het bewijs in handen, dat die auto daar al dien tijd gestaan heeft. Tot practische resultaten zal deze bepaling dus niet vaak kunnen leiden. Spreker zal zich echter tegen dit voorgestelde artikel niet verzetten, omdat met aanneming daarvan de mogelijkheid van uitvoering overeenkomstig zijn opvatting blijft bestaan, maar hij hoopt toch, dat het College deze be paling zoo zal uitvoeren, dat daardoor verkeerde dingen bij het stallen van auto's zooveel mogelijk worden tegengegaan. Artikel XIII wordt zonder hoofdelijke stemming aangeno men. De artikelen XIV tot en met XIX worden achtereenvol gens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofde lijke stemming wordt vastgesteld. i XXXIV7. Voorstel in zake verbouwing van liet Gymnasium aan de Doezastraat en liet in verband daarmede huren van het gebouwencomplex van de voormalige Kweekschool voor Zee vaart ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van het Gym nasium en tot beschikbaarstelling van de voor een en ander hcnoodigdc gelden. (Zie Ing. St. No. 233.) De heer Schüller vestigt er de aandacht op, dat aan het Gymnasium is besteed a. voor verbouwing in 1929 6.500.—. in 1931 11.200.—. Te zamen 17.700.—. b. voor extra onderhoud: in 1930 190.—. in 1931 2.450.—. in 1932 600.—. in 1933 500.—. in 1934 250.—. Te zamen 3.990.—. c. voor normaal onderhoud: in 1929 1.329.—. in 1930 829.—. in 1931 1.339.—. in 1932 800.—. in 1933 552.—. in 1934 952.—. Te zamen 5.801. In totaal bedroegen de uitgaven ten bate van het Gymna sium in de laatste zes jaar dus 27.491. Verbouwing Gymnasium. (Schüller e.a.) Bij de aanneming van het thans in behandeling zijnde voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen de uitgaven, die in het jaar 1931 voor de verbouwing, het extra onder houd en het normale onderhoud zijn gedaan 14.989. vergeefs gedaan zijn, hetgeen toch wel zeer in strijd is met de woorden, die het College zoowel in den geleidebrief van de begrooting voor het dienstjaar 1931 als in den geleidebrief van de begrooting voor het dienstjaar 1935 aan de ver- eischte bezuiniging wijdden, en zullen de kosten, die men in de laatste zes jaar aan het Gymnasium heeft besteed in totaal 128.000.bedragen. Spreker acht den bouw van een nieuw Gymnasium meer noodzakelijk dan de verbouwing van het bestaande. Burgemeester en Wethouders deelen in de toelichting van hun voorstel slechts mede, dat zij door bepaalde oorzaken er niet in geslaagd zijn hun denkbeeld ten aanzien van het H. G. Weeshuis te ontwikkelen. Geen enkel ander denkbeeld is blijkbaar bij het College aanwezig, b.v. inzake de mogelijk heid het Gymnasium op een andere plaats of in een ander gebouw onder te brengen, op betere wijze dan hier bij ver bouwing mogelijk is. Al neemt de Raad vanmiddag een be slissing, dan staat nog niet vast, dat deze verbouwing zal doorgaan, want het College deelt mede, op zijn schrijven betreffende den afstand van grond van den Minister van Financiën nog geen antwoord te hebben gehad; bij dit voor stel had zeerzeker ook het antwoord van de Regeering aan wezig behooren te zijn; daarom beschouwt spreker dit voor stel als niet volkomen af; als de Regeering weigert den grond af te staan, zal het College toch genoodzaakt zijn een andere oplossing te zoeken. Men kan deze zaak beter ineens goed onderhanden nemen. Al deze verbouwingen hebben al zoo veel gekost; nu krijgt men weer deze verbouwing van 100.000.bij een oud gebouw is nooit precies van tevoren het benoodigde bedrag te voorzien; als men gaat breken, kan men voor verrassingen komen te staan, waardoor het 10.000 meer kost. Spreker wijst op de lichtleiding bij de Meisjes- H.B.S. Spreker adviseert den Raad dus ernstig dit voorstel van het College op het oogenblik nog niet aan te nemen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Schüller, luidende: „Ondergeteekende stelt voor, de verbouwing van het Gym nasium niet te doen plaats hebben, en Burgemeester en Wet houders uit te noodigen, bij den Raad een plan met kosten berekening in te dienen voor het bouwen van een nieuw Gymnasium." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Groeneveld zegt, dat de Commissie voor het Onder wijs over dit plan niet vergaderd heeft, wat niet wegneemt, dat spreker als lid van die commissie zich er bij heeft neergelegd, al heeft hij toch wel zijn bekende bezwaren tegen dergelijke voorstellen. Al deze voorstellen tot verbouwing vormen de Leidsche methode: men wil een instelling voorloopig helpen en later zal men wel weer zien. Spreker heeft daartegen be zwaren, vooral ten aanzien van het Gymnasium. Door de vele verbouwingen is het gebouw totaal verprutst, zoodat er geen behoorlijk schoolgebouw meer van te maken is. Ook bij aanneming van dit voorstel zal men geen behoorlijken toestand verkrijgen. Het lijkt een goedkoope oplossing, die echter de gemeente op den duur veel geld kost. Ongeveer 10 jaar geleden heeft men ook voor een bedrag van 100.000.aan dit gebouw verbouwd en de twee semi-permanente lokalen, die men in 1931 voor de som van ƒ11.200.heeft gemaakt, zullen bij aanneming van dit voorstel worden afgebroken, zoodat het laatstgenoemde bedrag dan verloren geld is, hoewel indertijd is besloten het in 10 jaar af te schrijven. Spreker had reeds ernstige bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, waarmede hij zich in de Commissie voor het Onderwijs heeft vereenigd, omdat men met de voorgestelde voorziening niet kon wachten. (Men wacht altijd tot het laatste nippertje, alvorens omtrent dergelijke zaken voorstellen aan den Raad te doen.) Spreker is thans bereid zich met het voorstel van den heer Schüller te ver eenigen, teneinde Burgemeester en Wethouders in de gelegen heid te stellen deze zaak nogeens te bekijken en maatregelen voor te stellen, waardoor men eindelijk een Gymnasium zal krijgen, dat eenige tientallen van jaren dienst kan doen. De Wethouder heeft weieens aan spreker gezegd, dat een nieuw Gymnasium 500.000.zal kosten. Spreker weet niet, hoe de Wethouder tot dit bedrag is gekomen, maar stelt zich voor, dat het eenige tonnen kleiner zal blijken te zijn. Spreker heeft onlangs er op gewezen, dat een zaak, die door het College niet gewenscht wordt, volgens Burgemeester en Wethouders

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 11