436 MAANDAG 12
Woningbouwvereenigingen; c.a.
(Bosman e.a.)
De heer Bosman vindt de huren van deze woningen te
hoog en meent, dat men in dezen tijd niet zulke dure woningen
moet bouwen. Hij zal daarom tegen stemmen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
vervolgens aangenomen met 31 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren van Tol, van Stralen, Tepe,
Splinter, Goslinga, Bomijn, Wilmer, van Rosmalen, Wilbrink,
Groeneveld, de Reede, Manders, Yerweij, Beekenkamp,
mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, Vallentgoed,
van Es, mevrouw de Gierde Bruijn, de heeren Bergers,
van Eecke, Schoneveld, van der Reijden, Goster, Tobé, Koole,
Meijnen, Yos, Kuipers, Kooistra en Lombert.
Tegen stemmen: de heeren Schüller, Bosman en van Weizen.
(De heer Beekenkamp was inmiddels ter vergadering ge
komen, terwijl de heer Eikerbout die had verlaten.)
XXXIII. Voorstel tot wijziging van de verordening op het
Verkeer te land.
(Zie Ing. St. No. 250.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen I tot, en met X worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel XI.
De heer Groeneveld erkent, dat inderdaad hier en daar op
zeer ongeschikte plaatsen de rijwielen zeer langen tijd worden
neergezet en dat daardoor het verkeer belemmerd wordt,
maar is er anderzijds niet gerust op, of het Gollege dit artikel
niet zoo zal hanteeren, dat daartegen zeer ernstig bezwaar
kan bestaan. Is het Gollege van plan die verboden plaatsen
met een of ander teeken aan te duiden? Anders wordt het
een val, waar tal van menschen in zullen loopen. Wanneer
men een rijwiel heeft, wil men er toch wel eens gebruik van
makenwanneer men b.v. op de Haarlemmerstraat boodschap
pen doet, moet men zijn rijwiel toch ergens laten; men zet
het tegen een gevel aan en dan kan het ook hinderlijk staan
voor het verkeer. Maar het zou toch ook bezwaarlijk zijn om
dit te verbieden. Wanneer men naar het Postkantoor gaat,
moet men zijn rijwiel daar ook neerzetten; de heer Goslinga
zegt nu, dat men het dan stallen kan, maar dat kost 5 cent
en bovendien staat die heele rijwielstalling ook hinderlijk
voor het verkeer. Het verkeer mag niet belemmerd, maar
de gebruikers van rijwielen mogen ook niet gedupeerd worden.
De Voorzitter zegt, dat er enkele plaatsen in de gemeente
zijn, waar het bijzonder lastig is, indien rijwielen daar
maar steeds in grooten getale tegen den gevel van de
huizen geplaatst worden; spreker noemt b.v. de Academie,
waar van tijd tot tijd 60 tot 100 rijwielen tegen den muur
geplaatst worden en verder het laboratorium voor tropische
geneeskunde op het Rapenburg, waar ook telkens een groot
aantal, het verkeer zeer belemmerende, rijwielen wordt ge
plaatst. Ook elders komt dit voor. Daartegen wil het College
kunnen waken; daar wil het College het parkeeren van rij
wielen verbieden. Het is evenwel niet de bedoeling de win
keliers met deze bepaling te hinderen en om overal, waar het
verkeer wordt belemmerd door het plaatsen van rijwielen,
daartegen maatregelen te nemen. Er is geen bezwaar tegen
op plaatsen, waar rijwielen niet mogen worden gestald,
een kleine aanduiding te plaatsen ter waarschuwing van het
publiek, maar de regeling daarvan is door het College nog niet
onder oogen gezien. Daarover zullen nadere rapporten van
de politie moeten inkomen.
De heer Groeneveld zal dan voor dit voorstel stemmen,
in het vertrouwen, dat het College deze bepaling zeer voor
zichtig zal toepassen.
Artikel XI wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Artikel XII wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel XIII.
De heer Groeneveld gevoelt niet veel voor deze bepaling.
Welk bezwaar is er tegen, dat stilstaande auto's des avonds
verlicht moeten zijn? Verlichting van stilstaande auto's
NOVEMBER 1934.
Vei ordening op het Verkeer te land.
(Groeneveld e.a.)
kan geen bezwaar of gevaar meebrengen. Men ziet echter
op den openbaren weg vaak auto's urenlang stilstaan en spre
ker acht het toch wel wenschelijk, dat die verlicht worden.
Daardoor zou het lang op den openbaren weg stilstaan van
auto's ook tegengegaan worden.
Het College zegt wel, dat in de kom van de gemeente de
straten behoorlijk Verlicht zijn, maar spreker geeft dat niet
toedat is lang niet overal zoobovendien is sprekers ervaring,
dat de lantaarns lang niet allemaal branden en dat groote
gedeelten van straten door de lantaarns niet verlicht zijn.
Ook in dat geval is het niet zonder bezwaar toe te staan, dat
auto's onverlicht op den openbaren weg worden geplaatst.
Spreker hoopt, dat het College niet de openbare wegen,
doch uitsluitend de parkeerterreinen zal aanwijzen als de
plaatsen, waarop inachtneming van het voorschrift van art.
16, lid 1, van het Motor- en Rijwielreglement ten aanzien
van stilstaande motorrijtuigen niet noodig is. Er kan geen
enkel bezwaar tegen bestaan, de auto's wel van de voorge
schreven verlichting te voorzien.
De heer Wilbrink acht de in liet Motor- en Rijwielreglement
voorgeschreven verlichting van stilstaande motorrijtuigen in
de bebouwde kom der gemeente, die verlicht is, niet noodig.
Waartoe dient anders de straatverlichting?
Spreker acht het wel gewenscht, dat op de buitenwegen,
waarlangs het snelverkeer gaat, de bepaling van het Motor
en Rijwielreglement wordt toegepast.
Het branden der lampen van stilstaande auto's heeft in
de stad zoowel zijn voor- als nadeelen, vooral indien de lampen
tamelijk sterk licht verspreiden. Voetgangers, wielrijders en
automobilisten kunnen daarvan hinder hebben.
Waarom zou men den houder van een auto extra belasten
met hem te dwingen zijn lampen te laten branden, terwijl hij
gebruik kan maken van de straatverlichting door zijn auto
in het licht van een lantaarn te plaatsen?
Spreker gevoelt alle vrijmoedigheid om zich met de voor
gestelde bepaling te vereenigen voor zoover zij in de verlichte
binnenstad wordt toegepast.
De heer Manders meent eveneens, dat men den automo
bilisten een grooten last bezorgt met hen te noodzaken hun
autolampen te laten branden gedurende het parkeerenVooral
in den winter, wanneer voor de langdurige verlichting de
capaciteit der accu toch al niet te groot is, is het voor hen zeer
onaangenaam, omdat zij dan het gevaar loopen bij het weg
rijden zonder licht te zitten. De heer Groeneveld noemde geen
enkel motief. Het eenige voordeel, dat de heer Groeneveld
meende te zien, zou bestaan in het korter parkeeren van de
auto's. Tegen het onverlicht zijn van de auto's, meent spreker,
is geen enkel bezwaar aan te voeren.
De heer van Eek is zeer gevoelig voor maatregelen, die in
het belang van de veiligheid van het verkeer worden genomen
en acht het goed, dat in het algemeen is bepaald, dat stil
staande motorrijtuigen des avonds verlicht behooren te zijn,
maar kan zich volkomen vereenigen met de bestaande regeling.
De heer Groeneveld kan niet in het algemeen tegen de
thans voorgestelde bepaling zijn, want ook om aan zijn wensch
ten aanzien van de parkeerterreinen te kunnen voldoen,
moeten Burgemeester en Wethouders de nu gevraagde be
voegdheid bezitten.
Spreker acht het niet gerechtvaardigd de automobilisten
te verplichten hun auto te verlichten ook al staat deze op
een zoodanig verlichte plaats, dat ieder hem daar voldoende
kan zien. Wel is waar zou het voor de automobilisten geen
groote belemmering zijn, maar men moet alleen de maatre
gelen nemen, die strikt vereischt zijn door het verkeer. In
elke stad zijn reeksen van plaatsen aan te wijzen, waar een
voorgeschreven verlichting een dwaasheid zou zijn.
Intusschen is het gewenscht, dat Burgemeester en Wet
houders geen al te ruim gebruik maken van hun bevoegdheid
en in gevallen van twijfel de bepaling van art. 16, lid 1, van
het Motor- en Rijwielreglement handhaven. Bovendien zal
men er rekening mede moeten houden, dat gedurende de
zomerverlichting de lantaarns eerder worden gedoofd.
De Voorzitter sluit zich aau bij de drie sprekers, die zich
niet met het denkbeeld van den heer Groeneveld konden
vereenigen.
In de gevallen, waarin men eigenlijk van den openbaren
weg gebruik maakt voor het stallen van auto's wordt voor
zien door artikel 38 van de verordening op het Verkeer
te land, dat de middelen geeft om daartegen te waken.
Artikel 32 van genoemde verordening geeft Burgemeester
en Wethouders de bevoegdheid voor bepaalde straten of
gedeelten daarvan een parkeerverbod vast te stellen.