414
MAANDAG 15 OCTOBER 1934.
Benoeming van hoofden van scholen.
(Voorzitter e.a.)
6°. Verzoek van het Bestuur van de Westelijke Afdeeling
van den Ned. Bond van Varkenshandelaren in zake verlaging
van markt- en waaggeld voor vette en magere varkens.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
7°. Adres van de Nederlandsche Vereeniging van Vrouwen
met Academische Opleiding, Vereeniging van Academisch
gevormde Christenvrouwen, Nederlandsche Vereeniging voor
Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap, Nationale
Vereeniging voor Vrouwenarbeid, Nederlandsche Vereeniging
van Werkende Vrouwen en de Nationale Unie van Sorop-
timistclubs, houdende verzoek om bij benoeming van ambte
naren, vrouwen niet bij voorbaat uit te sluiten.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten het adres ter visie te leggen in de Leeskamer.
De Voorzitter deelt alsnog mede
1°. Dat in de Leeskamer ter inzage van de leden is neder-
gelegd de begrooting voor den dienst 1934 van de Stichting
tot Beheer en Exploitatie van woningen te Leiden.
2°. Dat naar aanleiding van een verzoek, gedaan bij de
behandeling van de begrooting voor 1934, bij de stukken
behoorende bij de Memorie van Antwoord, betreffende de
begrooting voor 1935, een lijst zal worden gevoegd van voor
stellen, waaromtrent praeadvies is toegezegd, doch nog niet
uitgebracht.
De Voorzitter doet ten slotte namens Burgemeester en
Wethouders het volgende voorstel:
Bij hun eind September ter kennis gekomen besluit van
14 Augustus 1934 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland aan de N. V. Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-
Maatschappij vergunning ingevolge de wet van 15 December
1917 (S. 703) verleend tot het aanleggen en in stand houden
van de tramlijnen LeidenKatwijk en RijnsburgNoord-
wijk.
Eerstgenoemde tramlijn omvat, wat onze gemeente betreft,
het traject Hooge Rijndijk (bij Kanaalstraat)Hoogewoerd
BreestraatStationswegRijnsburgerweg.
Op grond van de dezerzijds tegen het berijden van het
traject Hooge RijndijkStation met de tramtreinen der
Katwijksche en Noordwijksche lijnen bestaande zeer ernstige
bedenkingen, vooral ten aanzien van de Hoogewoerd, hadden
Burgemeester en Wethouders te voren tegen het verleenen
van de vergunning bij Gedeputeerde Staten bezwaren inge
bracht, met welke bezwaren echter door dit College geen
rekening is gehouden. Aangezien zulks naar hun meening
op onjuiste motieven is geschied, zijn Burgemeester en Wet
houders van oordeel, dat de gemeente gebruik moet maken
van de mogelijkheid om van de beschikking van Gedeputeerde
Staten bij de Kroon in beroep te komen. Zoodanig beroep
moet worden ingesteld vóór 22 October 1934.
Burgemeester en Wethouders geven in verband met een
en ander den Raad in overweging hun College, voorzooveel
noodig, te machtigen bedoeld beroep bij de Kroon in te
stellen.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, wordt
eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De Voorzitter stelt thans allereerst aan de orde de voor
stellen a. b. en c. van de suppletoire-agenda luidende:
a. Voorstel om den heer H. van der Jagl, hoofd van de
o.l. school aan de Paul Krugcrstraat, te stellen aan liet hoofd
van de opleidingsschool voor u.l.o. aan den Maresingcl.
(Zie Ing. St. No. 228.)
b. Benoeming van een hoofd van de o.l. school aan de
Paul Krugerstraat.
(Zie Ing. St. No. 228.)
c. Benoeming van een hoofd van de openbare bewaar
school aan de Gortestraat.
(Zie Ing. St. No. 229.)
De heer Vos gevoelt zich genoodzaakt, naar aanleiding
van deze agendapunten het beleid van den Wethouder van
Benoeming van hoofden van scholen.
(Vos e.a.)
Onderwijs te critiseeren. Het leveren van critiek is in zeer
hooge mate onaangenaam en wekt bij den criticus eenig ge
voel van weerzin, wanneer het iemand geldt, die afwezig is,
en er natuurlijk prijs op stelt de critiek zoo goed mogelijk te
weerleggen. Ook uit beleefdheid tegenover den afwezigen
Wethouder van Onderwijs stelt spreker daarom voor, de
aan de orde gestelde agendapunten tijdens de afwezigheid
van den Wethouder van Onderwijs niet te behandelen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van orde van den heer Vos, luidende:
„Ondergeteekende stelt de Raad voor, de onderwijs-
voordrachten, opgenomen in de le suppletoire agenda voor
de zitting van 15 Okt. 1934, niet in behandeling te nemen
bij afwezigheid van de Weth. v. Ond.s."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Goslinga heeft als waarnemend Wethouder van
Onderwijs de voorbereiding van deze agendapunten, welke
de heer Tepe had aangevangen, tot een einde gebracht. Het
College in zijn geheel staat achter deze voorstellen, zoodat
het wel mogelijk is, daarover in deze zitting te discussieeren.
Bovendien zijn de beide benoemingen dringend, terwijl ook
de overplaatsing van het hoofd van de o.l. school aan de
Paul Krugerstraat dringend is. Op het oogenblik neemt
iemand, die feitelijk reeds ontslagen is, de betrekking van
hoofd van de opleidingsschool voor u.l.o. aan den Maresingel
waar. Geschiedt de overplaatsing, dan moet ook in de dan
ontstane vacature aan de school aan de Paul Krugerstraat
worden voorzien.
Het hoofd der school aan de Gortestraat is reeds ontslagen,
maar heeft zich bereid verklaard onder eenige reserve en voor
niet te langen tijd de betrekking van hoofd dier school waar
te nemen.
Het uitstellen van de behandeling dezer agendapunten
zal dan ook het onderwijsbelang schaden, waarom spreker
den Raad ernstig in overweging geeft, het voorstel van den
heer Yos niet aan te nemen. Het College zal trachten bij monde
van den waarnemend-Wethouder van Onderwijs de critiek
van den heer Yos zoo goed mogelijk te weerleggen.
De afwezigheid van den heer Tepe is geen voldoende grond
voor het uitstellen van de dringende benoemingen.
De heer Vos zegt, dat nu al dadelijk blijkt, dat het toch niet
goed is dergelijke zaken te behandelen bij afwezigheid van
den betrokken Wethouder; immers, Wethouder Goslinga
spreekt van het hoofd van de school Gortestraat, die zou zijn
aangesteld aan de school Maresingel, terwijl het hoofd van
de school Maresingel A werd aangesteld aan het hoofd van
de school Maresingel B.
De Voorzitter zegt, dat de heer Vos dan den heer Goslinga
verkeerd verstaan heeft.
De heer Vos neemt dat terug, maar handhaaft zijn voorstel.
De heer Goslinga heeft eerst gesproken over het hoofd
van de school Maresingel en vervolgens over de vervanging
van het hoofd van de school-Gortestraat. Spreker is er zich
van bewust, dat dat verschillende grootheden zijn.
Het voorstel van den heer Vos wordt verworpen met
21 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de lieeren Manders, Splinter, Goslinga,
van der Reijden, Wilmer, Romijn, van Es, van Rosmalen,
de Reede, Bosman, Coster, van Eecke, Tobé, Eikerbout,
Wilbrink, Schoneveld, van Tol, Bergers, Meijnen, Beeken
kamp en Lombert.
Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Groene veld, van
Weizen, mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek,
Vallentgoed, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Yos,
Kooistra, Koole en Kuipers.
De heer Vos verzoekt den Voorzitter de deuren te doen
sluiten.
De Voorzitter geeft, in verband met het verzoek van den
heer Vos, in overweging de verdere behandeling van deze
punten eerst later in de zitting aan. de orde te stellen; het
is sprekers bedoeling toch een zitting met gesloten deuren
te houden en het is practischer dan ook deze voorstellen
te behandelen.