424 MAANDAG 15 Snorverbod; e.a. (Wilmer e.a.) straat een auto aan te roepen en spreker ziet niet in, dat dat nu noodig is. Het verkeer wordt daardoor niet belemmerd dat gebeurt alleen door liet z.g. snorren, maar men zou het alleen kunnen doen om te zorgen, dat den trams en den bestaanden autobusdienst de bestaansmogelijkheid niet wordt ontnomen. Ook die reden geldt echter niet, omdat de meesten van hen, die een auto aanroepen, toch niet van de tram of van de bus gebruik zouden maken, omdat zij ergens heen willen, waar tram of bus niet naar toe gaat. Zou nu de Commissie voor de Strafverordeningen niet eens willen overwegen op het eenmaal genomen Raadsbesluit terug te komen? Daarmede zou zij een goed werk doen. Zoolang dat Raadsbesluit bestaat, moet men de conse quenties er van aanvaarden, maar spreker geeft in over weging het Raadsbesluit zelf te wijzigen en het snorren te verbieden, maar om niet te verbieden aan een chauffeur om iemand, die het zelf vraagt, in zijn auto te vervoeren. Het is zoo jammer, dat men van dat gemakkelijke vervoer middel, dat men nu eenmaal in de stad heeft, van dat zoo goedkoope comfort dat aangeboden wordt, niet kan en niet mag profiteeren, dank zij deze verordening. Wanneer men op de Breestraat loopt in een stortregen en men moet naai de Rijn- en Schiekade en een leege taxi wil voor een dubbeltje dien persoon vervoeren, dan mag dat niet, maar dan moet men doorloopen, in den regen. Als men deze consequentie van het eenmaal genomen Raadsbesluit ziet, dan is het toch duidelijk dat men daarop moet terugkomen. Spreker geeft de Commissie voor de Strafverordeningen dus in overweging een wijziging van de verordening voor te stellen, waarbij verboden blijft het snorren, maar niet het opnemen van passagiers, die dat zelf wenschen. De Voorzitter zegt, dat de Commissie niet het minste be zwaar zal hebben, de gedachte van den heer Wilmer te over wegen. De heer van Stralen is verheugd om die toezegging. Spreker deelt de bezwaren van den heer Wilmer tegen de toepassing van deze verordening; het is toch in strijd met de belangen van het publiek, als men het het publiek onmogelijk maakt van een bepaald vervoermiddel gebruik te maken. Het komt herhaaldelijk voor, dat iemand, die haast heeft, op straat gebruik wil maken van een passeerenden auto en dat hem dit eenvoudig verboden is. Dan zou het misschien maar beter zijn, dat dergelijke vervoermiddelen zich niet meer mochten vertoonen en geheel en al van de straat zouden verdwijnen. De heer Groeneveld erkent het bestaan van de bezwaren, die de heer Wilmer heeft genoemd. Men kan gemakkelijker de fouten aanwijzen dan de verbetering aangeven, maar spreker zal er geen bezwaar tegen hebben, indien de Commissie voor de Strafverordeningen tracht een oplossing te vinden, welke de nadeelen van de verordening wegneemt, zonder dat de chaos, die vóór de invoering der verordening bestond, weerkeert. De heer Wilbrink vraagt zich af, of niet veel bereikt zou kunnen worden met een iets soepeler toepassing van de verordening. De Voorzitter constateert, dat de Raad op het oogenblik slecht voorbereid is voor de bespreking van de bezwaren, die de heer Wilmer heeft aangevoerd. Het College heeft daar omtrent geen advies van den Commissaris van Politie en de Commissie voor de Strafverordeningen. Spreker is evenwel bereid dit punt in de vergadering van genoemde Commissie ter sprake te brengen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Voortzetting van de behandeling van de ontwerp verordening tot wijziging van de verordening op de straat- politie en het op artikel III van die ontwerp-verordening inge diende amendement-van Eek. (Zie Ing. St. Nis. 24 en 215.) De beraadslaging over artikel III wordt voortgezet. De heer van Eek zegt, dat zijn voornaamste bezwaar tegen de voorgestelde verordening is vervallen door de wijzigingen, welke de Commissie voor de Strafverordeningen daarin heeft aangebracht. Nu van het toezicht uitgesloten zijn niet open bare en de collecten of inzamelingen, welke gehouden worden iCTOBER 1934. Wijziging verordening straatpolitie; e.a. (van Eek e.a.) in gebouwen of afgesloten ruimten en onder „afgesloten ruimten" ook vallen openbare plaatsen, die afgesloten zijn door slooten, heiningen en dergelijke, trekt spreker zijn amen dement in. Aangezien het amendement van den heer van Eek is inge trokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De Voorzitter wijzigt namens de Commissie voor de Straf verordeningen het opschrift van de ontwerp-verordening in dien zin, dat in plaats van „13 Februari 1933 (Gemeenteblad No. 12)" gelezen wordt „18 Juni 1934". Het door de Commissie voor de Strafverordeningen voor gestelde, gewijzigde artikel III wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel IV wordt vervolgens zonder beraadslaging of hoof delijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. De Voorzitter doet hierop de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. De Voorzitter stelt thans aan de orde de aangehouden punten a. b. en c. van de suppletoire-agenda. XVa. Voorstel oni (len heer H. van der Jagt, hoofd van de o.l. school aan de Paul Krugerstraat, te stellen aan het hoofd van de opleidingsschool voor u.l.o. aan den Maresingel. (Zie Ing. St. No. 228.) Wordt zonder hoofdelijke stemming [overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVb. Benoeming van een hoofd van de o.l. school aan de Paul Krugerstraat. (Zie Ing. St. No. 228.) De Voorzitter verzoekt den lieeren Eikerbout, de Reede, Verweij en Schoneveld het stembureau te vormen. Wordt benoemd tot onderwijzer, hoofd van de o.l. school aan de Paul Krugerstraat, zulks met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum, de heer D. Janssen, met 20 stemmende heer J. A. van der Walle verkreeg 12 stemmen, terwijl 1 stem van onwaarde was. XVc. Benoeming van een hoofd van de openbare bewaar school aan de Gortestraat. (Zie Ing. St. No. 229.) Wordt benoemd tot hoofd van de openbare bewaarschool aan de Gortestraat, zulks met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum, mejuffrouw A. Wartena, met 24 stemmen, mejuffrouw J. Bakker verkreeg 6 stemmen, terwijl 3 stemmen van onwaarde waren. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. De Voorzitter stelt alsnu namens Burgemeester en Wethou ders voor spoedeischend te besluiten tot den verkoop van 1400 teekeningen en prenten, aanwezig in het Stedelijk Museum „de Lakenhal" en behoorende tot den zg. Histo- rischen Atlas en den zg. Kunstatlas, alsmede de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal" te machtigen, daartoe het noodige te verrichten. Indertijd heeft dr. W. Pleyte, toenmaals directeur van het Museum en secretaris van de Commissie, een groote verzame ling aangelegd van allerlei platen, teekeningen en portretten, die betrekking hebben op de stad Leiden. Hij deed dit niet, omdat zij alle voor Leiden van belang waren, maar omdat hij tot zegen der gemeente een verzamelwoede had. De heer Overvoorde heeft destijds de platen en teekeningen, welke behooren tot den zg. Topografischen Atlas overgebracht naar het Archief. Van de overgebleven platen en prenten heeft men al dat gene, wat voor Leiden van belang is, naar het Archief over gebracht. Er zijn eenige teekeningen en portretten overgebleven, die voor het Museum zelf geen belang hebben. Het is de be doeling van de Commissie deze te verkoopen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 12