GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 203 INGEKOME» STUKKEN. No. 231. Leiden, 12 October 1934. Met betrekking tot de ontwerp-begrooting voor het jaar 1935, die binnenkort in druk zal verschijnen, deelen wij Uwe Vergadering het volgende mede. De moeilijkheden, bij het opmaken van de begrooting ondervonden, waren ook thans weer zeer groot. De crisis duurt nog met onverminderde hevigheid voort, hetgeen ten gevolge heeft, dat de financieele toestand in steeds toenemen de mate den nadeeligen invloed daarvan ondergaat. Het aanvankelijke concept van de begrooting leverde een tekort op van rond 325.600.Een zeer belangrijk bedrag derhalve, hoewel niet zoo hoog, als men in deze tijden wel mogelijk had kunnen achten. Dat het tekort tot dit bedrag beperkt bleef, is voor een groot deel te danken aan de reeds ingevoerde bezuinigingen en de voortgezette versobering. Van de belangrijke posten, die het begrootingsbeeld be ïnvloeden, noemen wij in de eerste plaats het batig saldo van den dienst 1933. Kon aan den dienst 1934 een bedrag van 239.118.ten goede komen, n.l. 89.118.als batig slot van de rekening 1932 en 150.000.— uit de winst 1933 van de Lichtfabrieken, het jaar 1935 zal slechts 107.053.35 kunnen ontvangen, of f 132.000.minder. Wegens baten uit de Leidsche Duinwater-Maatschappij kon op de begrooting 1934 80.000.meer worden geraamd dan voorheen, doch voor 1935 is dit bedrag rond 30.000. lager, in verband met een in overleg met Commissarissen der Vennootschap getroffen regeling inzake de verdere verster king van de reserve voor uitbreiding van den watervang, waardoor weliswaar over 1934 de geraamde meerdere winst - uitkeering van 80.000 kan worden gehandhaafd, doch die over 1935 ongeveer tot 50.000.moet worden terugge bracht. Het vorig jaar kon nog vrijheid worden gevonden, om het nadeelig saldo van den gewonen dienst van het Grondbedrijf ten laste van de reserve van dat bedrijf te brengen; hoewel de stand van deze reserve (na de bedoelde afschrijving) niet ongunstig kan worden genoemd, meenen wij thans geen voor stel tot een zoodanigen maatregel te mogen doen; in 1934 werd slechts voor een bescheiden bedrag grond verkocht, zoodat de reserve ook niet beteekenend toenam; boven dien moet ingevolge de nieuwe bedrijfsverordening een taxatie van de ingebrachte eigendommen plaats hebben, zoodat het oogenblik voor een gedeeltelijke beschikking thans ook minder geëigend schijnt. Een en ander heeft intusschen tengevolge, dat de begrooting uit dezen hoofde moet worden belast met 81.605.—. De inkomsten uit de gemeente-bedrijven vertoonen tegen over de raming voor 1934, een achteruitgang van 140.000. Het grootste deel hiervan komt blijkens onderstaand over zicht, op rekening van de Lichtfabrieken, in het bijzonder de Gasfabriek. Voor een meer gedetailleerde toelichting van de beide be- drijfsbegrootingen verwijzende naar het uitvoerige schrijven van Commissarissen der Lichtfabrieken, volstaan wij met de volgende opmerkingen over den algemeenen toestand. In den geleide-brief der begrooting 1934 noemden wij reeds als factoren, die op de exploitatie-resultaten van deze beide be drijven ongunstig werkten, o.a. den achteruitgang van den afzet en de werking van de kolenclausule, als gevolg van den lageren kolenprijs. Deze factoren hebben nog niet uitgewerkt, zij nemen integendeel in kracht toe en breiden zich bovendien met andere uit. Wat b.v. het gasverbruik betreft moet worden gewezen op de toenemende concurrentie, die van het gebruik van petroleum wordt ondervonden, terwijl de daling van het electriciteitsverbruik voor industrieele en dergelijke doel einden nog niet tot staan is gekomen. Het behoeft geen betoog, dat het vraagstuk der gas- en electriciteitstarieven nauw samenhangt met de mogelijkheden van verbetering van den afzet en dat dit vraagstuk derhalve onze volle aandacht heeft. Een andere voor de exploitatie ongunstige omstandigheid vormt de omzetbelasting; hoewel wij blijkens het mede gedeelde op pagina 31 van de Memorie van Antwoord der vorige begrooting, aanvankelijk rekening wenschten te houden met de mogelijkheid, dat deze belasting, overeen komstig het algemeene stelsel van de wet, op de verbruikers moest worden verhaald, hebben wij daarvan voorloopig afgezien, teneinde den afzet niet nog meer te bemoeilijken. Op beide begrootingen tezamen is als ruwe raming van het verschuldigde bedrag 60.000.uitgetrokken. Of dit bedrag voldoende zal zijn, hangt af van de toepassing, die de Minister van Einanciën aan de wet ten opzichte van bedrijven als de onderhavige zal geven. De begrooting voor de gestichten „Endegeest" c.a. sluit ditmaal noch met een voordeelig, noch met een nadeelig saldo, terwijl de vorige begrooting een winstuitkeering van 44.840.bevatte. Blijkens de toelichting op de bedrijfs- begrooting is het tengevolge van de verlaging van de verpleeg- prijzen (raadsbesluit van 2 Juli 1934, Ingek. Stukken no. 142) en hoogere inkoopsprijzen slechts na groote moeite gelukt een sluitende begrooting te verkrijgen. Intusschen leidt de verlaging van den verpleegprijs tot vermindering van uit gaven voor verpleging van armlastige krankzinnigen,waardoor het verlies voor de gemeentekas zich ten slotte beperkt tot 26.000.—. De geraamde winst van het Openbaar Slachthuis (met de Ijsfabriek) blijft ƒ26.000.— achter bij die voor 1934; de voornaamste reden hiervan is, dat het aantal slachtingen veel lager moest worden gesteld, omdat voor 1935 geen slachtingen van runderen ten behoeve van de Crisis-Rundvee- Centrale te verwachten zijn. Ook de omzet en daarmede de opbrengst van het ijs moest aanzienlijk lager worden uit getrokken. Overeenkomstig het advies van den Inspecteur der Directe Belastingen werd de opbrengst van de opcenten op de Ge meentefondsbelasting geschat op een bedrag, dat 5 lager is, dan het ramingscijfer voor 1934/'35, welk laatste cijfer weer 10 lager is dan de opbrengst over 1933/'34. De baten uit de Personeele belasting moesten eveneens ongeveer 5 worden verminderd. Slechts doordat de op brengst van het belastingjaar 1934/'35 der gemeentefonds- belasting de oorspronkelijk bij de begrooting 1934 gedane raming zal overtreffen, kunnen, in verband met het voor geschreven boekingssysteem, de verliezen voor de begrooting van 1935 nog juist worden opgeheven. Evenals de ontvangsten werden de uitgaven zoo scherp mogelijk geraamd, gelijk U bij een beschouwing van de verschillende posten wel zal blijken. Echter kon niet worden vermeden, dat nog uitgaafposten boven de cijfers van 1934 uitgingen. Dit was o.a. het geval met de netto-uitgaven voor Werkloozensteun en Armenzorg tezamen (zonder de geneeskundige armenverzorging), die van 1.143.600.— voor 1934 tot 1.176.595.voor 1935 stegen. De bijdrage van het rijk ter zake werd geraamd op den voet van de voor het jaar 1934 geldende ministerieele regeling. Den tegenwoordigen omvang van de werkloosheid ver gelijkende met dien van een jaar geleden, is deze hoogere raming zeer zeker gerechtvaardigd, al mag worden ver trouwd, dat de werkverruiming, die de gemeente bevordert, en het bekende 60-millioenplan van het Rijk, een verlichting van de werkloosheidslasten zullen teweegbrengen. Hiertegenover stonden echter ook lagere uitgaven of hoogere ontvangsten. De Fabricage-begrooting heeft een eindcijfer van 509.073.of 19.500.lager, dan die van 1934 en 27.300. lager, dan de rekening van 1933. Verder kunnen worden genoemd: de post Subsidie aan Werkloozenkassen, 23.000. lager door daling van het extra-subsidie voor de verschillende kassen en de opbrengst van pensioensbijdragen, ƒ36.000. meer door de wettelijke verhooging van het verhaalspercen- tage (waarbij intusschen in het oog is te houden, dat het grootste deel hiervan in de bedrijfsbegrootingen is opgenomen en derhalve reeds is verdisconteerd in het verlies- of winst saldo). Het eindsaldo van het hoofdstuk onderwijs (zonder de fabricage-uitgaven) is, ondanks de met 1 September 1934 voor alle scholen doorgevoerde nadeeliger rijks-subsidie-regeling, ongeveer gelijk gebleven aan dat der loopende begrooting. Herinnerd worde aan de inmiddels krachtens raadsbesluit van 14 Mei 1934 (Ingek. Stukken Ko. 100) ingevoerde be zuinigingen, o.a. met betrekking tot het instituut der boven tallige leerkrachten. Gelijk uit ons voorstel bleek, zal de getroffen regeling, naar mate zij verder doorwerkt, een grootere bezuiniging opleveren. Zooals U bekend is hebben de besturen van de bijzondere Bewaarscholen ook weder over 1934 vrijwillig afstand gedaan van een gedeelte van het voorschot, waarop zij volgens de Eekening Begrootingen 1933. 1934. 1935. winst Gasfabriek478.787.90 388.542.— 293.740.— a Eleetr. fabriek. 775.143.97 684.075.— 691.911. beide fabriekenƒ1.253.931.87 ƒ1.072.617.— 985.651.— a 985.651.— minder 86.966

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1