230
N°. 24G. Leiden, 2 November 1934.
In verband met de omstandigheid, dat de gemeente
Warmond onlangs haar eenige openbare lagere school heeft
opgeheven, en met het oog ook op het standpunt van de
Kroon, dat opheffing van de eenige openbare lagere school niet
geoorloofd is, tenzij met een naburige gemeente een regeling
mocht zijn getroffen, als bedoeld in artikel 19, vierde lid,
der Lager Onderwijswet 1920, hebben Gedeputeerde Staten
dezer provincie zich tot ons gewend met het verzoek de
totstandkoming van een regeling, betreffende de toelating
van kinderen uit Warmond tot openbare lagere scholen in
deze gemeente, te bevorderen.
Naar U uit de op deze aangelegenheid betrekking hebbende
stukken, welke in de Leeskamer ter visie zijn gelegd, zal
blijken, hebben wij ons, na ampele overweging, ten slotte
bereid verklaard in dit opzicht onze medewerking te ver-
leenen. Hieraan uitvoering gevende, hebben wij een ontwerp
van een zoodanige regeling opgesteld, waarmede Burgemeester
en Wethouders van Warmond zich bereids hebben vereenigd.
Ter toelichting op dit ontwerp deelen wij U mede, dat
de vergoeding, welke Warmond voor ieder kind aan Leiden
moet betalen, naar onze meening kan worden vastgesteld op
20.per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op een berekening
van de kosten van het gewoon lager onderwijs over het jaar
1932, welke de navolgende uitkomst geeft.
De uitgaven over 1932 bedragen in totaal 552.796.35
In dit bedrag zijn echter begrepen rente en
aflossing van aangegane geldleeningen, welke
o. i. buiten beschouwing moeten bhjven;
immers het betreft hier vaste kosten, waarop
de vermeerdering van het aantal leerlingen
met die uit Warmond uiteraard geenerlei in
vloed uitoefent. De uitgaven kunnen derhalve
worden verminderd met46.473.83
Blijft506.322.52
Intusschen moet ook worden bedacht, dat
de in deze uitgaven begrepen post „jaar
wedden", in hoofdzaak door de besnoeiing
op het boventallig onderwijzend personeel,
in de komende jaren aanmerkelijk zal dalen.
Waar het hierom gaat, voor het bepalen van
het bedrag der vergoeding een billijken grond
slag te zoeken, is het alleszins redelijk, met
deze daling rekening te houden, door de uit
gaven tevens te verminderen met 20.000.
zijnde dit het bedrag, waarop de evenge-
noemde daling kan worden geraamd. 20.000.
Blijft486.322.52
De inkomsten (inclusief de opbrengst der
schoolgelden) bedragen in totaal399.973.79
Verschil. 86.348.73
zoodat bij 4177 leerlingen, het gemiddeld bedrag der kosten
van het gewoon lager onderwijs kan worden gesteld op rond
20.per kind.
In dit verband verdient het voorts nog aanteekening, dat
het ons, om eventueel misverstand bij voorbaat uit den
weg te ruimen, wenschelijk is voorgekomen, met zooveel
woorden te bepalen, dat het bedrag der vergoeding niet
wordt verminderd met het voor den betrokken leerling ont
vangen schoolgeld. Het vaststellen van het bedrag der ver
goeding met verrekening van het bedrag der schoolgelden
past natuurlijk niet in het systeem van de voorgestelde
regeling, omdat de opbrengst der schoolgelden reeds in
aanmerking is genomen bij het bepalen van het gemiddeld
bedrag per kind. Bovendien is het eenvoudiger een vast
bedrag te nemen.
Ter toelichting van artikel 2, eerste lid, merken wij op,
dat er een orgaan moet zijn, dat het administratief besluit
tot toelating neemt, nadat gebleken is, dat Burgemeester
en Wethouders van Warmond geen bezwaar hebben.
De overige bepalingen van de concept-regeling behoeven
o. i. geen nadere toelichting.
Onder mededeeling ten slotte, dat de Commissie voor het
Onderwijs zich met het vorenstaande kan vereenigen, en
met verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde
stukken, geven wij U alsnu in overweging over te gaan tot
vaststelling van de navolgende
REGELING,
omtrent de toelating van kinderen uit de gemeente Warmond
tot openbare scholen voor gewoon lager onderwijs in de
gemeente Leiden.
Artikel 1.
Gerekend met ingang van den dag, vallende drie dagen
na de bekendmaking van deze regeling in de Nederlandsche
Staatscourant, kunnen kinderen uit de gemeente Warmond
worden toegelaten tot openbare scholen voor gewoon lager
onderwijs in de gemeente Leiden, zulks onder de in de vol
gende artikelen voorkomende bepalingen.
Artikel 2.
1. Wordt voor de kinderen uit de gemeente Warmond
plaatsing gevraagd op een openbare school voor gewoon
lager onderwijs in de gemeente Leiden, dan verklaren Burge
meester en Wethouders der laatstgenoemde gemeente voor
ieder geval afzonderlijk of de plaatsing door hen wordt toe
gestaan, na zich overtuigd te hebben, dat de aanvrage om
plaatsing is gedaan met goedvinden van Burgemeester en
Wethouders van Warmond.
2. Is de plaatsing van een kind eenmaal toegestaan, dan
wordt de toestemming geacht te zijn verleend voor den
geheelen duur van zijn schooltijd.
Artikel 3.
1. Voor ieder kind uit de gemeente Warmond, dat in de
gemeente Leiden tot een openbare school voor gewoon lager
onderwijs is toegelaten, betaalt de gemeente Warmond aan
de gemeente Leiden een vergoeding, berekend naar 20.
per jaar, welk bedrag niet wordt verminderd met het voor
den betrokken leerling ontvangen schoolgeld.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde vergoeding
wordt jaarlijks over het afgeloopen jaar in rekening gebracht
over het aantal maanden, gedurende welke het kind in dat
jaar op de school als leerling ingeschreven is geweest. Een
gedeelte van een maand wordt daarbij voor een geheele
maand gerekend.
Artikel 4.
Indien een der beide gemeenten deze regeling wenscht te
wijzigen, kan zij daartoe aan den Raad der andere gemeente
de noodige voorstellen doen.
Artikel 5.
Ieder der beide gemeenten heeft de bevoegdheid deze
regeling te doen eindigen, mits daarvan zes maanden tevoren
aan den Raad der andere gemeente aanzegging doende, met
dien verstande, dat voor de op het tijdstip der opzegging
krachtens deze regeling toegelaten kinderen, de regeling nog
van kracht blijft, zoolang die kinderen de school, waarop zij
zijn geplaatst, bezoeken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 247. Leiden, 2 November 1934.
De Minister van Sociale Zaken heeft goedgevonden, dat,
evenals in den vorigen winter, ook gedurende dit winter
seizoen (28 October 1934 t/m 30 Maart 1935) aan onder
steunde en bij een werkverschaffing geplaatste werklooze
gehuwde en ongehuwde kostwinners en z.g. op zichzelf
wonende personen met eigen meubilair, een brandstoffen-
bijslag wordt verleend.
De toeslag kan ook thans weder worden verstrekt in geld
tot een maximum van 1.per week, dan wel in natura,
met dien verstande, dat zoowel in het eene als in het andere
geval niet meer wordt uitgekeerd dan voor een arbeiders
gezin noodzakelijk moet worden geacht.
Uitdrukkelijk is door den Minister bepaald, dat het ver
schil tusschen de waarde der verstrekte brandstof in natura
en den maximum-bijslag niet bovendien mag worden uit
gekeerd.
In verband met het besluit van Uwe Yergadering van
13 Februari 1933, om ook die werklooze hoofden van gezinnen
en kostwinners, die van de gemeentelijke steunverleening
naar hun kassen overgaan en daaruit een uitkeering ontvangen,
welke niet meer dan 3.hooger is dan hetgeen zij uit de
gemeentelijke steunverleening zouden ontvangen, in den
brandstoffentoeslag te betrekken, ware ook aan die categorie
van werkloozen in afwachting van de goedkeuring van
den Minister de brandstoffentoeslag uit te keeren.
Met de Sub-Commissie voor de Steunverleening zijn wij
van oordeel, dat ook thans het verstrekken van de brand
stoffen in natura aanbeveling verdient.
Overeenkomstig het voorstel van genoemde Commissie,
hebben wij den Directeur der Stedebjke Lichtfabrieken de
regeling van de verstrekking van de brandstoffen opgedragen.