GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
201
ISeEEOMEN «TUKKEN.
K°. 228. Leiden, 8 October 1934.
Zooals U bekend is, bestaat er een vacature van hoofd der
opleidingsschool voor u. 1. o. aan den Maresingel.
Het komt ons gewenscht voor in die vacature te voorzien
door overplaatsing van bet hoofd der o. 1. school aan de Paul
Krugerstraat, den heer H. van der Jagt en de vacature,
welke ten gevolge van deze overplaatsing zal ontstaan, te
doen vervullen door benoeming van een nieuw hoofd. Op
den grond, door den Inspecteur van het Lager Onderwijs
in zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd advies aangevoerd,
zijn wij van oordeel, dat de voordracht voor deze benoeming
in dit geval beperkt kan blijven tot de twee hierna te noemen
bevoegden.
Mitsdien geven wij U in overweging:
a. met ingang van een nader door ons College te bepalen
datum, den heer H. van der Jagt, thans hoofd van de o. 1. school
aan de Paul Krugerstraat, te stellen aan het hoofd van de
opleidingsschool voor u. 1. o. aan den Maresingel;
b. over te gaan tot benoeming, met ingang van een
nader door ons College te bepalen datum, van een onder
wijzer, hoofd der o. 1. school aan de Paul Krugerstraat,
waarvoor wij U de navolgende voordracht aanbieden:
1°. J. v. d. WALLE, hoofd eener openbare lagere school
te Koordwolde;
2°. D. JAKSSEK, hoofd eener openbare lagere school te
Zalt Bommel.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
K°. 229. Leiden, 8 October 1934.
Ten gevolge van het aan Mejuffrouw A. K. Ingeneeger
verleend eervol ontslag is aan de openbare bewaarschool
aan de Gortestraat de vacature van hoofd ontstaan.
In verband daarmede werden sollicitanten opgeroepen en
werd door ons eene Commissie ingesteld om ons College
van advies te dienen met betrekking tot de bij Uwen Baad
in te dienen voordracht.
Met verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage
gelegd advies van die Commissie, geven wij Uwe Vergade
ring in overweging over te gaan tot de benoeming, met
ingang van een nader door ons College te bepalen datum,
van een hoofd van de openbare bewaarschool aan de Gorte
straat, waartoe wij U de volgende voordracht aanbieden
1°. Mej. A. WARTEKA, hoofd eener voorbereidende school
te Almelo;
2°. Mej. J. BAKKER-, onderwijzeres aan een bijzondere
bewaarschool te Leiden;
3°. Mej. E. J. CAMERLING, hoofd van een kleuterhuis te
Delft.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
K°. 230. Leiden, 12 October 1934.
In verband met den straataanleg beoosten den Lammen-
schansweg, waarop betrekking heeft ons voorstel, vervat
in Ingekomen Stuk No. 219, moet thans ook tot het maken
van den tweeden overweg over de trambaan, en wel die
gelegen tegenover de Leliestraat, worden overgegaan.
Zooals op de overgelegde teekening is aangegeven, zal
de trambaan ter plaatse met 0.51 M. worden verlaagd,
teneinde een normale aansluiting aan de bestaande straten
ten Westen van den te maken overweg te verkrijgen en
een normale straathoogte voor de ontworpen straten ten
Oosten van de trambaan mogelijk te maken. De trambrug
direct ten Koorden van den te maken overweg komt dan
te vervallen. De verder uit te voeren werken zijn in de
stukken aangegeven.
Met de Koord-Zuid-Hollandsche Tramweg Maatschappij
is ter zake bereids overeenstemming verkregen.
De kosten van het maken van den overweg en die van
de daarmede verband houdende werken, begroot op 8500.
komen voor rekening van de gemeente en kunnen worden
bestreden uit het fonds van bijdragen, bedoeld in art. 2,
2e lid, onder b, van de verordening op den aanleg van
straten en wegen. De uitvoering zal deels door de Tramweg
maatschappij, deels door de gemeente plaats hebben.
Onder verwijzing naar de overgelegde stukken geven wij
Uwe Vergadering alsnu, in overeenstemming met het advies van
de Commissie van Fabricage, in overweging door vaststelling-
van den overgelegden begrootingsstaat een bedrag van
8500.te onzer beschikking te stellen ten behoeve van
het maken van een overweg over de trambaan Leiden
's-Gravenhage tegenover de Leliestraat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.