MAANDAG 24 SEPTEMBER 1934. 405 (Splinter e.a.) Verordening op liet houwen en sloopen. De heer Splinter: 4,50 x 3,30 M., de gewone maat. De heer Kooistra zegt, dat bij een oppervlakte van 30 M2 en een breedte van 4 M. de lengte 7.50 M. zal worden; er gaat van die 4 M. een gang af van 1 M. en bij een frontbreedte van 3 M. zal men dan een hoek krijgen van 30 c.M. Die kamer zal dan toch lang en smal worden. Ter voorkoming daarvan is het wenschelijk een minimum in de verordening vast te stellen. Natuurlijk kan men boven het minimum uitgaan. Men moet echter goede arbeiderswoningen bouwen en daarom is het gewenscht het minimum te bepalen op 4,50 meter. De Wethouder heeft bij de verdediging van het artikel gezegd, dat men in Den Haag geen toestemming geeft tot den bouw van woonkamers met een breedte van 3 meter. Pogingen tot den bouw van dergelijke kamers moeten dus zijn aangewend, want anders kan men niet spreken vaneen geweigerde toestemming. Men moet niet nog meer terugvallen tot den bouw van kleinere en slechtere arbeiderswoningen. Natuurlijk is de huur hierbij van belang, maar toch wenscht spreker niet beneden dit niveau te gaan. Indien spreker van oordeel is, dat de woninghuren verlaagd dienen te worden, wil dit nog niet zeggen, dat men nu woningen moet bouwen, waarbij men door den ingang kruipen moet. Een behoorlijken toegang tot en een behoorlijke indeeling van de woning zal men slechts kunnen verkrijgen, indien de frontbreedte ten minste 4,50 meter is. De heer Wilbrink begrijpt na de toelichting van den Wet houder, waarom Burgemeester en Wethouders hebben voor gesteld de breedte van de woonkamer op ten minste 3,30 meter te bepalen. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Schone- veld er toe kan komen, zich bij de verdediging van de breedte van 4,50 meter te beroepen op de omstandigheid, dat het tegenwoordig de gewoonte is, de keuken uit te bouwen, ter wijl de Raad zoo juist heeft besloten, dat het maken van een uitgebouwde keuken slechts bij uitzondering zal worden toegestaan. Bij de besprekingen moet men rekening houden met wat van te voren in de verordening is opgenomen. De heer Schoneveld heeft slechts het voor ieder merkbare feit geconstateerd, dat op het oogenblik de uitgebouwde keuken de voorkeur geniet. Spreker verwijst daarvoor naar woningen, die in het Kooikwartier gebouwd zijn. Spreker geeft persoonlijk de voorkeur aan ingebouwde keukens. Er kunnen omstandigheden zijn, waardoor het noodig is, de keuken uit te bouwen. De heer Splinter heeft niet aan Gedeputeerde Staten gevraagd, hoe breed de woonkamers moesten worden. Ge deputeerde Staten hebben naar aanleiding van de bouw plannen, die hun in verband met het uitbreidingsplan ter goedkeuring zijn toegezonden, opmerkingen gemaakt aan gaande de breedte van de kamers. De heer Kooistra heeft bij zijn voorstel tot wijziging van het nieuw voorgestelde lid 3 van art. 23 der verordening niet gedacht aan de zeer bouwvallige huizen, welke buiten de singels staan en wijzigt thans zijn amendement. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Kooistra zijn amen dement aldus heeft gewijzigd, dat het thans strekt om achter het woord „bevoegd" in te lasschen de woorden „voor het stadsgedeelte binnen de singels, alsmede voor het daarbuiten gelegen gedeelte, voor zoover het betreft de bestaande be bouwing". De heer Splinter zegt, dat de zaak nu toch wel zeer in gewikkeld wordt. De Raad mag toch wel eenig vertrouwen stellen in de toepassing van de verordening door Burge meester en Wethouders. Indien het voorstel van Burge meester en Wethouders op dit punt wordt gewijzigd, zal de Raad misschien op andere punten voor nieuwe moeilijkheden komen te staan. Spreker adviseert den Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aan te nemen. De heer Kooistra verzoekt den Voorzitter, zijn amendement gesplitst in stemming te brengen. Het eerste gedeelte van het amendement van den heer Kooistra, luidende: „art. 23 lid 1 wordt gelezen als volgt: Elk tot woning bestemd gebouw moet een gemiddelde breedte hebben van tenminste 4.50 meter. Elke woning moet een totale oppervlakte van tenminste 30 M2. beslaan; één vertrek moet een oppervlakte hebben van tenminste 14 M2. Verordening op het bouwen en sloopen; e.a. (Kooistra e.a.) bij een breedte van tenminste 3.50 meter, de verdere ver trekken elk een oppervlakte van tenminste 4 M2.", wordt verworpen met 20 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Lombert, de Reede, Beeken kamp, Wilmer, Bosman, van Rosmalen, Tobé, van Es, van der Reijden, Coster, Meijnen, van Eecke, Wilbrink, Tepe, Splinter, Romijn, Bergers, van Tol, Manders en Goslinga. Vóór stemmen: de heer Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Weizen, Groeneveld, Verweij, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Koole, Kuipers, Schoneveld, Vallentgoed, van Stralen en Kooistra. De heer Kooistra trekt het tweede gedeelte van zijn amen dement in. Aangezien het tweede gedeelte van het amendement van den heer Kooistra is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Artikel XIII wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Kooistra wenscht thans een voorstel tot wijziging van artikel 37 der verordening in te dienen en toe te lichten. De Voorzitter zegt, dat de heer Kooistra dit thans niet kan doen, aangezien artikel 37 der verordening niet aan de orde is gesteld in het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Artikel 37 bevat een materie, die nu niet door Burgemeester en Wethouders in het bijzonder onder de oogen is gezien, zoodat een discussie daarover zeer onvruchtbaar zou zijn. Om redenen van practischen en formeelen aard zal de heer Kooistra voor het bereiken van zijn doel een anderen weg moeten volgen. De heer Kooistra had verwacht dit bezwaar, dat hij be grijpt, uit den mond van den Voorzitter te zullen hooren. Artikel 37 houdt echter nauw verband met de overige arti kelen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. In elk geval is thans aan de orde de verordening op het bou wen en sloopen. De Voorzitter ontkent dit. Aan de orde is thans een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van die verordening. De heer Kooistra had tijdig, b.v. 14 dagen tevoren, een voorstel tot wijziging van art. 37 der verordening moeten indienendan had de Raad kunnen besluiten, dat amendement tegelijk met dit voorstel te behandelen. Op het oogenblik is behandeling hiervan echter uitgesloten. De heer Splinter zegt, dat t. z. t. de geheele bouwverorde ning aan een herziening zal worden onderworpen. De thans voorgestelde wijzigingen dienen echter vrijwel alleen om de bouwverordening in overeenstemming te brengen met de nieuwe Woningwet. De heer Kooistra zegt, dat het voor hem toch onmogelijk was, dit voorstel 14 dagen tevoren in te dienen. De Voorzitter zegt, dat de heer Kooistra dit voorstel had moeten indienen, zoodra hij tot de ontdekking kwam, dat dit artikel gewijzigd moest worden. De heer Kooistra meent al jaren lang, dat deze bepaling niet goed is. Spreker zal dan een voorstel tot wijziging van artikel 37 der verordening indienen bij het College. De artikelen XIV tot en met XXXI worden achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XHa. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van bet opruimen van stoepen en het aanleggen van trottoirs in de Breestraat. (Zie Ing. St. No. 210.) De heer Wilmer heeft gezien, dat er nog eenige stoepen in de Breestraat zijn, die voorloopig althans niet door trot toirs vervangen zullen worden, zooals die van de Sociëteit Minerva en die van Rijnland. Spreker verzoekt daarover eenige inlichtingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 7