MAANDAG 24 SEPTEMBER 1934.
403
Winkelsluiting op Zondage.a.
(Vos e.a.)
Het voorstel van den heer Coster wordt verworpen met
23 tegen 9 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Vos, Lombert, mevrouw de
Clerde Bruijn, de heeren Beekenkamp, van Rosmalen, van
Weizen, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren Koole, van Es, van der Reijden, Kuipers, Schone-
veld, Vallentgoed, Meijnen, van Stralen, Kooistra, Wilbrink,
Tepe, Splinter, Manders en Goslinga.
Vóór stemmen: de heeren de Reede, Wilmer, Bosman,
Tobé, Coster, van Eecke, Romijn, Bergers en van Tol.
(Ook de heeren Wilmer, Bosman, van Rosmalen, van
Weizen en Groeneveld waren inmiddels ter vergadering
gekomen.)
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XII. Voorstel tot wijziging van de verordening op het
bouwen en sloopen.
(Zie Ing. St. Nis 195 van 1933 en 197 van 1934.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Vos dankt het College voor de plaatsing van
de toelichting op elk artikel naast het artikel zelf, waardoor
bij de bestudeering der artikelen veel moeite en tijd
bespaard worden.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen I tot en met VIII worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel IX.
De heer Kooistra wenscht in de vierde alinea van art. 3e,
sub b, in plaats van ,,3.50 Meter boven de hoogte van den
weg" te lezen: „3 Meter boven de hoogte van den weg",
aangezien daardoor zooveel mogelijk wordt voorkomen, dat
in een uitbouw slaapvertrekken worden gemaakt.
De heer Splinter zegt, dat het ook bij een hoogte van 3
Meter boven de hoogte van den weg mogelijk is in een uit
bouw slaapvertrekken te maken. Indien men rekening houdt
met vlak en balklaag, komt men dan vanzelf tot een
hoogte van 3 Meter. Iemand, die echter de vertrekken van
een woning 2,90 Meter hoog maakt, zal ook die in den uit
bouw 2,90 Meter maken, waarbij dan komt vlak en balklaag.
De heer Kooistra zegt, dat in de bouwverordening nu
wordt toegestaan 2.70 M. voor plafondhoogte bij beneden
vertrekken en 2.40 M. voor de bovenverdieping. Door de
bepaling van 3.50 M. krijgt men gelegenheid een uitbouw
van 2.70 M. te maken en die te bestemmen voor slaap
gelegenheid, hetgeen men echter juist wil voorkomen. Con
trole, of gedeelten, die niet voor slaapkamer bestemd
zijn, ook niet daarvoor gebruikt worden, is zeer moeilijk.
Waar het College zelf niet wenscht, dat deze uitbouwen voor
slaapgelegenheid gebruikt worden, meent spreker, dat de
gelegenheid daartoe moet weggenomen worden door art. 37
der verordening zoo te wijzigen, dat een plafondhoogte van
2.70 M. niet meer mogelijk wordt, zoodat de open ruimte
achter de woning niet gebezigd kan worden als slaapgelegen
heid.
De heer Splinter ziet er geen verschil tusschen, of de
maximum hoogte voor uitbouwen nu is 3 of 3,50 M. De hoogte
mag volgens het voorstel 3.50 M. zijn, maar daarvan zal prac-
tisch zelden gebruik gemaakt worden. Een hoogte van 3 M.
is te weinig voor alle gevallen.
De heer Kooistra zegt, dat die uitbouw uitsluitend als
schuur bedoeld is.
De heer Splinter zegt, dat het ook een keuken kan zijn,
waarvoor echter ook een minimum-hoogte is bepaald. Dan
had de heer Kooistra ook wel kunnen voorstellen 2 M.
De heer Kooistra erkent, dat het een keuken kan zijn,
maar spreker meent de gelegenheid om den uitbouw als
slaapkamer te gebruiken zooveel mogelijk te moeten be
perken. Tegen de bepaling van de vierde alinea van lid 3c
Verordening op het bouwen en sloopen.
(Kooistra e.a.)
heeft spreker geen bezwaar, omdat bij het afbreken van oude
woningen in de binnenstad zich omstandigheden kunnen
voordoen, waardoor het noodzakelijk is, uitgebouwde slaap
kamers te maken. Nieuwe woningen kan men echter zoo
construeeren, dat het niet noodzakelijk is, den uitbouw als
slaapgelegenheid te gebruiken.
De heer Wilbrink zegt, dat de heer Kooistra niet juist in
het oog gevat heeft wat het College in zijn toelichting op
deze wijziging van de verordening heeft gezegd. In de ver
ordening was al opgenomen de mogelijkheid van tuinhuisjes
of van bijgebouwen voor bergplaats; het College kon daarvoor
toestemming verleenen. Nu vraagt de Verliuurdersbond bij
gebouwen te plaatsen voor slaapgelegenheid en keuken; het
College antwoordt daarop: uit hygiënische overwegingen
kunnen wij niet medewerken aan uitbouwen, bestemd voor
slaapgelegenheid, maar wij willen U wel voor een deel tege
moetkomen. Daaruit volgt, dat hier uitsluitend gedacht
wordt aan uitbouwen voor keukens.
Indien de goothoogte aan de achterzijde meer dan 3 meter
is, kan het met het oog op den behoorlijken vorm wenschelijk
zijn, de keuken tot de hoogte van 3,50 meter op te trekken.
Aangezien de uitbouw uitsluitend als keuken wordt toege
staan, is het niet logisch te veronderstellen, dat daarvan een
slaapvertrek wordt gemaakt, al is de hoogte meer dan 3 meter.
De heer Manders is het volkomen eens met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. De heer Kooistra zal door
de indiening en aanneming van zijn voorstel zijn doel niet
bereiken. Vroeger maakte men wel slaapvertrekken (alkoven),
die 1,50 meter hoog waren. Voor het geval de bepaling ont
doken wordt, is het beter, dat de hoogte 3,50 meter is.
De heer Sclioneveld zegt eveneens, dat de heer Kooistra
op deze manier zijn doel niet zal bereiken. Indien een aan
nemer een uitbouw in het stadsgedeelte buiten de singels
als slaapvertrek inricht, zal de gemeentedienst, aan welks
goedkeuring de bouwplannen zijn onderworpen, onmiddellijk
de aandacht van den aannemer op deze verbodsbepaling
vestigen.
De heer Kooistra zegt, dat ook bij een woning met een
ingebouwde keuken een uitbouw kan worden gemaakt, dien
men als slaapvertrek kan inrichten. Het laatste zal bij het
ontbreken van controle in de hand worden gewerkt, indien
de hoogte van den uitbouw meer dan 3 meter is. Spreker
handhaaft dan ook zijn voorstel.
De heer Splinter merkt op, dat de hoogte van 3,50 Meter
verband houdt met de constructie. Indien de achtergevel
met een borstwering opgetrokken is tot 3,50 Meter, kan men
met een schuinen uitbouw overgaan tot de hoogte van 2,90
Meter. Indien de bewoners van den uitbouw clandestien
een slaapvertrek willen maken, is de hoogte van den uit
bouw daarbij van geen invloed. De in het artikel genoemde
maten zijn maxima, welke in de praktijk misschien weinig
bereikt zullen worden.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Kooistra, luidende:
Grulergeteekende stelt voor in artikel 3c, onder b, waar
staat ,,3,50 meter" te lezen „3 meter"."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
Het amendement van den heer Kooistra wordt verworpen
met 22 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Vos, Lombert, de Reede,
Beekenkamp, Wilmer, Bosman, van Rosmalen, Tobé, van Es,
van der Reijden, Coster, Schoneveld, Meijnen, van Eecke,
Wilbrink, Tepe, Splinter, Romijn, Bergers, van Tol, Manders
en Goslinga.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
van Weizen, Groeneveld, Verweij, van Eek, mevrouw Brag
gaarde Does, de heeren Koole, Kuipers, Vallentgoed, van
Stralen en Kooistra.
(Ook de heer Verweij was inmiddels ter vergadering ge
komen.)
Artikel IX wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De artikelen X, XI en XII worden achtereenvolgens zon-'