402 MAANDAG 24 SEPTEMBEE 1934. Winkelsluiting op Zondag. (Lombert c.a.) Welnu, zeer zeker in dezen tijd, waarin het zoo buiten gewoon voelbaar is, dat aan Gods zegen alles gelegen is, moet het worden ingezien, dat het niet aangaat op dien éénen dag nog te beknibbelen, al zal natuurlijk op den Zondag toelaatbaar bhjven, wat door de volstrekte nood- zakebjkheid is geboden." Aangezien niet is en ook niet kan worden aangetoond, dat een verruiming van de verkoopgelegenheid op Zondag, als hier door sommigen gevraagd, geboden zou zijn door de volstrekte noodzakehjkheid, moet zoodanige verruiming voor eerst en vooral op grond van principieele redenen afgewezen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Coster, luidende: „Ondergeteekende heeft de eer den Eaad voor te stellen, de slijterijen op Zondag open te stellen ten verkoop van 10 tot 14 uur." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat indien het voorstel-Coster mocht worden aangenomen den Eaad een behoorlijk geformuleerd besluit zal worden voorgesteld. De heer van Eek zegt, dat de sociaal-democraten niet op het standpunt van de volstrekte Zondagsrust staan; zij erkennen, dat er omstandigheden zijn, dat een deel van de bevolking zijn Zondagsrust moet opofferen, om het anderen mogelijk te maken, behoorlijk van die Zondagsrust te kuimen genieten. Anderzijds echter moet huns inziens buiten vol strekte noodzakelijkheid de Zondagsrust niet worden ver stoord; zij achten hier niet omstandigheden aanwezig, die verruiming van de verkoopgelegenheid op Zondag dringend noodzakelijk maken. Vooral nu een reeks middenstanders van wie wordt verondersteld, dat zij zeer nauw betrokken zijn bij verruiming van de verkoopgelegenheid, daartegen bezwaar blijkt te hebben, zijn de sociaal-democraten niet geneigd mede te werken tot verruiming van de verkoop gelegenheid. Zij zullen dus stemmen vóór het voorstel van het College. De heer Bosman zal tegen het voorstel van het College stemmen, omdat hij in het geheel niet voor winkelsluiting is. Men mag de menschen niet belemmeren in het verdienen van hun kost en daarom zal spreker stemmen tegen alles wat hen daarin bemoeilijkt. Spreker is het in het geheel niet eens met den heer Lombert, dat de blanco-stemmen geteld moeten worden bij de tegen stemmers; hij meent, dat die blanco-stemmen in het geheel niet mogen meetellen en dat men alleen moet vergelijken de vóór- en de tegenstemmers. Hun, die blanco stemden, was het onverschillig; die wilden niet onder de vóór- noch tot de tegenstemmers gerekend worden. Hun stem moet dus geheel buiten het geding blijven. De heer Bergers zegt, dat er met den verkoop van gedistil leerde en andere dranken iets niet in den haak is; iemand, die wel een tapvergunning, maar geen slijtvergunning heeft, is ook des Zondags in de gelegenheid dranken in groote hoeveelheden tegelijk te verkoopen, doordat zijn zaak dien dag geopend is, terwijl de slijterijen den geheelen dag gesloten moeten zijn. In Leiden zijn weinig slijterijen en daarom is spreker voor de aanneming van het voorstel van den heer Coster. Wat de principieele zijde van deze zaak betreft, is spreker het niet eens met het betoog van den heer Lomberttegenover den heer van Wijnbergen kan spreker andere E.K. schrijvers noemen, die tegen de verruiming geen principieele bezwaren hebben. De heer Mamlers is principieel tegen eiken verkoop op Zondag en kan zich grootendeels bij het betoog van den heer Lombert aansluiten. Uit een in Amsterdam vanwege het gemeentebestuur gehouden enquête is gebleken, dat daar minder, soms veel minder, dan 50 van de winkeliers vóór de verruiming van de verkoopgelegenheid op Zondag zijn. Het zegt voor spreker toch wel iets, dat men ook daar bij een zoo veel grooter bevolking er zoo over denkt. Alleen de slijters, die er allen voor zijn, vormen een uitzondering. De oorzaak hiervan op te sporen, ligt niet op sprekers weg. Waarschijnlijk zal men hen in een andere richting moeten opvoeden, waardoor zij vanzelf tot de overtuiging komen, dat ook voor hen de verruiming niet gewenscht is. Winkelsluiting op Zondag. (Manders e.a.) Spreker gevoelt voor de slijterijen het minste de behoefte aan deze verruiming. Voor het koopen van gedistilleerde dranken heeft men nog altijd tijd genoeg. Spreker vereenigt zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Beekenkamp vereenigt zich ten volle met het betoog van den heer Lombert en nam met zekere waardeering kennis van de verklaring, die de heer van Eek heeft afgelegd. Het behoeft geen verwondering te baren, dat uit de fractie van den heer Bosman stemmen vóór de verruiming zijn opgegaan. Van die zijde propageert men steeds verandering van de winkelsluitingswet. Spreker kan met de feiten aan- toonen, dat de Vrijheidsbond bij de laatstgehouden Kamer verkiezingen de winkelsluiting als verkiezingsreclame heeft gebruikt. Toen onder het vorige Kabinet, bij de ontbinding van de vorige Tweede Kamer, de wetsontwerpen inzake winkelsluiting van de agenda waren afgevoerd, kwam dr. Vos onmiddellijk met zijn initiatief-ontwerp voor den dag, en hoewel Minister Verschuur bij herhaling in de Kamer ver zekerde, dat aan dergelijke initiatief-ontwerpen niet de minste behoefte was, handhaafde de Vrijheidsbond en de man van Nationaal Herstel toch hun voorstel; 14 dagen voordat de stembus openging, stuurden de heeren hun Memorie van Antwoord. Spreker begrijpt ook niet hoe de heer Bosman durft beweren, dat het geen verkiezingsobject was. Intusschen is de moeite rijkelijk beloond: in Den Haag kreeg dr. Vos, de winkelsluitingkampioen, 1340 voorkeur stemmen. Spreker kan volledig meegaan met het voorstel van het College en onderschrijft ten volle de argumenten van den heer Lombert. De heer Coster komt hier met 'een belangenvoorstelletje om de slijterijen op Zondag open te stellen. Spreker verwacht, dat de lieer Coster straks bij de stemming alleen zal staan, omdat wel niemand in dezen Eaad het op grond van buitengewone crisisomstandigheden nuttig en noodig zal oordeelen, dat de slijterijen op Zondag open zijn. De Eoomsch- Katholieke organisatie van slijters Sint Joseph te Eotterdam wees er in haar adres zelf op, dat de totale verkoop niet zal toenemen door verruiming der verkoopgelegenheid op Zondag; alleen zal de clandestiene verkoop iets verminderen. Dit zal alleen eenig voordeel meebrengen voor de slijters; de Eaad moet echter paedagogisch te werk gaan en alles nalaten wat de menschen kan verleiden hun geld, juist in dezen crisistijd, op minder juiste manier te besteden. De Voorzitter zegt, dat volgens den heer Coster het College aan de Kamer van Koophandel noodeloos werk opgedragen heeft. Dit zou alleen juist kunnen zijn ten aanzien van de slijterijen, want ten aanzien daarvan was men tevoren geheel overtuigd, dat men daarvoor verruiming van verkoop gelegenheid niet wenschte. Waar men op dat principieele standpunt stond, had men dat wel kunnen nalaten. Maar welk zou het oordeel van den Eaad geweest zijn als het College dat niet gedaan had? Dan had deze gezegd: gij hadt dat toch moeten doen om de gemeentenaren in staat te stellen een oordeel te vellen. Daarom is het juist, dat dit gebeurd is en spreker brengt openlijk zijn hartelijken dank voor de medewerking van die zijde verkregen. De heer Coster noemt het schande, dat de heer van Wijn bergen, die zelfs Kamerlid is geweest, een Eegeeringsbesluit gaat saboteeren. Doch waarom zegt nu de heer Lombert ook niet iets wat geschreven is tegen den heer van Wijnbergen? De middenstanders zijn hier overgeleverd aan de toevallige samenstelling van den Eaad. Spreker maakt zich sterk, dat de Eaadsleden, die des Maandags al weten wat zij des Zater dags ontvangen aan salaris, de grootste tegenstanders zullen zijn van dit voorstel. Spreker begrijpt niet, dat de heer Beekenkamp zegt, dat sprekers voorstel een belangenvoorstel is. Spreker zou er niet in geslaagd zijn, den heer Beekenkamp voor deze zaak te spannen, want deze had de verdediging toch niet op zich willen nemen. Spreker kan daarom niet begrijpen, dat de heer Beekenkamp spreekt van een „belangen voorstel." Er is gezegd, dat wat men 's Zondags noodig heeft, 's Zater dags moet halen en dit bewaren voor den Zondag, doch zoo ge duldig zijn sommige Eaadsleden niet eens. Dat is 2 jaar geleden bewezen toen een flesch wijn ter zitting was mee gebracht ter overtuiging; men had niet eens geduld tot het voorstel behandeld was, want gedurende de besprekingen hadden enkele heeren in de koffiekamer de flesch soldaat gemaakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 4