MAANDAG 24 SEPTEMBER 1934. 411 Inrichting schoolgebouw-Mare voor den Geneesk. en Gezond heidsdienst en den dienst van Maatsch. Hulpbetoon, enz. (van Es e.a.) voorstel van het College mee te gaan; waar echter de Wet houder nader verklaard heeft, dat de kosten op 1.500. worden berekend, meent spreker zijn stem te moeten laten afhangen van de besüssing over het voorstel-Koolewanneer dit wordt aangenomen, dan zal spreker gaarne zijn stem aan het voorstel van het College geven. De Voorzitter vraagt of de heer Koole er bezwaar tegen heeft, zijn voorstel zoodanig te wijzigen, dat er komt te staan: ±1M. Dit naar aanleiding van het advies van een deskundige. De heer Koole heeft daartegen geen bezwaar en wijzigt zijn voorstel in dien zin. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel in dien zin wijzigen, dat het aangevraagde bedrag ad 20.900.alsnog met 1.500.wordt verhoogd, ten einde de ramen van het schoolgebouw aan de Mare te ver lagen tot 1 Meter, gemeten uit den grond. Het voorstel van den heer van Stralen (zie bladzijde 406) wordt verworpen met 22 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Vos, Lombert, de Reede, Beekenkamp, Wilmer, Bosman, van Rosmalen, van Weizen, van Es, van der Reijden, Coster, Schoneveld, Meijnen, van Eecke, Wilbrink, Tepe, Splinter, Romijn, Bergers, van Tol, Manders en Goslinga. Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Groeneveld, Verweij, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Koole, Tobé, Kuipers, Vallentgoed, van Stralen en Kooistra. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. De Voorzitter deelt in antwoord op de vraag, welke de heer Coster in de vergadering van 6 Augustus j.l. heeft gesteld over de levering van uniformen voor het gemeentepersoneel, mede, dat het doen van de reparaties aan de uniformkleeding van de agenten van politie, de havenrechercheurs en de brugwachters tegelijk met de levering van de uniformkleeding wordt aanbesteed. Dit is zoo bepaald met het oog op het gebruik van dezelfde grondstof. In de praktijk zorgen evenwel bedoelde ambtenaren zelf voor de herstelling van him kleeding, die zij laten doen door hun vrouw of hun eigen kleermaker. Het is goedkooper en zij besparen daarmede op het kleeding- geld. Voor herstelling van politiekleeding werd dan ook aan den leverancier (aannemer) slechts betaald over de jaren 1930 tot en met 1933 respectievelijk 118,15; 35,95; 49,75 en 38,65. Voor herstelling van uniformkleeding van de haven rechercheurs en de brugwachters werd gedurende de laatste jaren niets aan den aannemer betaald. In dit opzicht is dus niet zeer veel te bereiken. Het hangt samen met de aanbesteding. Er is op dat punt geen wijziging ten gunste van de Leidsche kleermakers aan te brengen, aangezien dezen gewoonlijk niet kunnen mededingen, omdat hun prijzen te hoog zijn. De heer Coster vermoedt, dat zijn vraag verkeerd begrepen is, aangezien hij bedoeld heeft de aandacht te vestigen op het zenden van nieuwe uniformkleeding, waaraan iets ver anderd moet worden, naar Amsterdam. De Voorzitter zegt, dat het een enkele maal noodig is, maar (Voorzitter e.a.) de kosten daarvan komen voor rekening van den aannemer. Spreker vraagt, of thans een van de leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Koole vestigt de aandacht van het College op het artikel over een ondraaglijken toestand in de omgeving van het Utrechtsche Jaagpad, voorkomende in het avondblad van Vooruit van 11 September j.l., waarin gesproken wordt over de varkensmesterij van Van de Mey. De omwonenden ondervinden van deze varkensmesterij zeer veel hinder, vooral doordat de afvoer van de faecaliën niet in orde is, en hebben zich dan ook herhaaldelijk met klachten tot de bevoegde instanties gewend. In het begin van de maand Mei heeft men zich tot dr. Horst gewend, die den toestand in oogenschouw heeft genomen en zijn opmerkingen aan den dienst van Bouw- en Woningtoezicht heeft doorgezonden. Tot heden is er niets gedaan tot verbetering van den toestand, die onhoudbaar is. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders spoedig zullen ingrijpen. De Voorzitter zegt, dat de heer Koole, indien hij zich al vorens dit verwijt tot het College te richten, van de zaak op de hoogte gesteld had, zou geweten hebben, dat Burge meester en Wethouders zich reeds met deze zaak hebben beziggehouden en dat onlangs is besloten, de desbetreffende vergunning met ingang van 1 Januari 1935 in te trekken. De heer KooleEr is naar gevraagd, maar men heeft toen gezegd, dat men mijn partijgenoot geen inzage kon geven van het ambtelijke rapport. Spreker meende daarom het recht te hebben, in deze vergadering zijn vraag te stellen. De Voorzitter zegt, dat daartegen geen bezwaar bestaat. De heer Koole richt echter tot Burgemeester en Wethouders het verwijt, dat zij niets tot verbetering van den toestand hebben gedaan, terwijl zij er juist alles aan hebben gedaan. De heer Bergers vestigt opnieuw de aandacht van het College op de slechte straatverlichting in de Morschstraat. De Voorzitter zegt toe, dat Burgemeester en Wethouders aan deze zaak aandacht zullen schenken. De heer van Eek vraagt, wanneer Burgemeester en Wet houders de begrooting voor het jaar 1935 bij den Raad zullen indienen. De Voorzitter zegt, dat heden in de vergadering van het College een bespreking daarover heeft plaats gehad. Spreker kan evenwel nog geen definitieven datum noemen. De heer Goslinga merkt op, dat de begrooting vandaag naar de drukkerij is gezonden. De heer Groeneveld vraagt, of Burgemeester en Wethouders voornemens zijn hun standpunt te bepalen ten opzichte van de zg. spelling-Marchant en daaromtrent aan den Raad mededeelingen of voorstellen te doen. De Voorzitter zegt, dat het College daaromtrent een besluit genomen heeft. Aan de gemeentelijke scholen is opdracht gegeven de nieuwe spelling in te voeren. Ten aanzien van de stukken, uitgaande van het Gemeentebestuur is besloten voorloopig de oude spelling te handhaven. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 13