182 vervallen de Verordening van 20 Februari 1922 (Gemeente blad No. 5), regelende het verleenen van wachtgeld aan gemeente-ambtenaren, zooals deze sedert is gewijzigd, en het Raadsbesluit van 2 April 1928 in zake de toekenning van wachtgeld aan het onderwijzend personeel, verbonden aan het gymnasium, de beide gemeentelijke hoogere burger scholen, de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en de aan die kweekschool verbonden cur sussen, met dien verstande evenwel, dat die verordening en dat besluit van kracht blijven voor hen, aan wie op grond van vóór den in het eerste lid van dit artikel bedoelden dag genomen besluiten wachtgeld of een uitkeering bedoeld bij art. 6 dier verordening is verleend, voorzooveel betreft de bepalingen inzake de berekening van het bedrag en den duur van het .wachtgeld of de uitkeering naar diensttijd. Overi gens gelden de bepalingen van de nieuwe verordening. Aan den Gemeenteraad. Bjrg. en Weth. van Leiden. N°. 207. Leiden, 14 September 1934. Zooals Uw Vergadering bekend zal zijn, is bij de wet van 27 Juli 1934 (S. 453) tot wijziging der Winkelsluitingswet 1930 (S. 460) ten aanzien van enkele groepen winkels de mogelijkheid tot verruiming van de openstelling, onder- scheidelijk tot openstelling gedurende den Zondag geschapen. Het in werking treden van dezen maatregel is afhankelijk gesteld van een verklaring van den Gemeenteraad, datz.i. de tegenwoordige buitengewone omstandigheden daartoe aanleiding geven. Zoodanige verklaring moet zijn afgelegd binnen twee maanden na de afkondiging van vorengenoemde wet d.i. vóór 15 October 1934 nadat de belanghebbenden uit de betrokken bedrijven zijn gehoord. Onder „belang hebbenden" zijn i.e. te verstaan de winkeliers en het winkel personeel. De winkels, waarvoor de verruiming van de verkoop mogelijkheid zal kunnen gelden zijn de volgende: 1°. de vischwinkels, 2°. de fruitwinkels, 3°. de winkels in een of meer der volgende waren: brood, banket, suikerwerk, chocolade, al dan niet tezamen met consumptie-ijs, 4°. de winkels in tabaksartikelen, 5°. de winkels, waarvoor ingevolge de Drankwet een volledige vergunning of een slijtvergunning geldt. De eerste drie groepen winkels zullen op Zondag gedurende ten hoogste zes, de laatste twee groepen gedurende ten hoogste vier achtereenvolgende uren, liggende tusschen 8 uur des' voormiddags en 8 uur des namiddags geopend mogen zijn. Volgens de op 15 October 1934 in werking tredende gewijzigde regeling der Winkelsluitingswet, welke derhalve zal gelden, indien en voorzoover de bovenbedoelde verklaring door den Raad niet wordt afgelegd, mogen de eerste drie groepen winkels op Zondag gedurende ten hoogste vier uren achtereen geopend zijn, terwijl de laatste twee groepen winkels op Zondag gesloten moeten zijn. Ten slotte is in de wet aan den Raad de bevoegdheid ge geven, voorzoover de crisis-openstelling op Zondag wordt toegepast, het tijdvak van zes of vier uren, waarop de winkels dan voor het publiek geopend mogen zijn, nader aan te duiden, d.w.z. te bepalen, dat de betrokken winkels van elke groep alle slechts gedurende een zelfde, speciaal vastgesteld tijdvak op Zondag open mogen zijn. Wij hebben, ten einde Uw Vergadering in de gelegenheid te stellen tijdig een beslissing ter zake te nemen, aan de hand van een ontvangen circulaire van den Minister van Economische Zaken, tot de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland het verzoek gericht onder de des betreffende winkeliers een enquête te houden, welke taak de Kamer met groote bereidwilligheid op zich heeft genomen. Voorts hebben wij, behalve aan genoemde Kamer, aan verschillende daarvoor in aanmerking komende midden standsorganisaties, winkeliersvereenigingen en organisaties van winkelpersoneel advies in dezen gevraagd. Het schrijven van de Kamer van Koophandel, alsmede de uitslag van de gehouden enquête zijn hieronder afgedrukt, terwijl de overige ontvangen adviezen, met de verdere stukken, in de Lees kamer ter inzage zijn gelegd. Wat betreft de beoordeeling van den uitslag der gehouden enquête en van de adviezen mogen wij er allereerst op wijzen, dat tot toepassing van de verruiming van verkoopgelegenheid, blijkens de circulaire van den Minister, eerst dan mag worden overgegaan, wanneer een behoorlijke meerderheid der winke liers in het betrokken bedrijf zich daarvóór heeft uitge sproken. Op dezen grond meent de Kamer van Koophandel, evenals de meeste der andere geraadpleegde organisaties, dat de verruiming in geen geval kan worden toegepast ten aanzien van de vischwinkels en de winkels in tabaksartikelen. Met betrekking tot de fruitwinkels, hebben in de Kamer van Koophandel de stemmen gestaakt; de meerderheid der overige ontvangen adviezen strekt tot niet-toepassing van de verruiming ook wat deze winkels betreft. Ten aanzien van de winkels in brood, banket, suikerwerk of chocolade en van de slijterijen geeft de Kamer in over weging op grond van de cijfers van de enquête de verruiming toe te passen. De meerderheid van ons College staat op een ander stand punt dan de Kamer. Allereerst zij opgemerkt, dat de wet wel het hooren van de belanghebbende winkeliers voorschrijft, doch dat de Raad geenszins verplicht is zich aan den uitslag van dit referendum te houden; zulks zou trouwens in strijd zijn met Grond-en gemeentewet. Uw Yergadering is derhalve volkomen vrij om, indien zij zulks noodig acht, een andere beslissing te nemen dan de meerderheid der betrokkenen wenscht. De grootst mogelijke meerderheid van ons College nu heeft principieel tegen de verruiming van de verkoopgelegenheid op Zondag bezwaar en ziet de noodzakelijkheid daarvan in het algemeen niet in. Eén lid van de meerderheid zou echter met het oog op de tegenwoordige buitengewone omstandigheden de verruiming willen zien vastgesteld voor de banketbakkerswinkels, terwijl ten slotte het lid van ons College, dat de minderheid vormt, het advies der Kamer van Koophandel zou willen volgen en dus de verruiming zou willen zien toegepast voor de banketbakkerswinkels èn de slijterijen. Met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken geven wij als College Uw Yergadering mitsdien in overweging niet over te gaan tot het afleggen van een verklaring, als bedoeld in artikel 5, lid 1, der wet van 27 Juli 1934 (S. 450). Yoor het geval, dat Uw Vergadering een andere meening mocht zijn toegedaan en de verklaring wèl zou afleggen, hetzij voor de banketbakkerswinkels, hetzij voor de slijterijen, hetzij voor beide categorieën, zijn wij van gevoelen, dat het tijdvak van openstelling dezer winkels op Zondag nader dient te worden aangeduid. Dit is in overeenstemming met den wensch van de meerderheid der belanghebbenden en met de adviezen van de Kamer van Koophandel en van de meeste organisaties en is o.i. wenschelijk met het oog op een doeltreffende contröle op de naleving van de wet. Wat de banketbakkerswinkels betreft ware alsdan als tijdvak van openstelling op Zondag aan te wijzen het tijdvak van 10 uur des voormiddags tot 4 uur des namiddags en voor de slijterijen het tijdvak van 10 uur des voormiddags tot 2 uur des na middags. Wij meenen, dat op deze wijze althans een deel van den Zondag voor winkeliers en personeel aan de beroeps bezigheden kan worden onttrokken en zouden daarom in dezen van het advies der Kamer van Koophandel wat betreft de eerstbedoelde groep winkels willen zien afgeweken. Het bovenstaande is tevens te beschouwen als praeadvies op de ter zake bij Uw Vergadering ingekomen adressen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 6 September 1934. Bij dezen heeft de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland de eer Uw College te antwoorden op zijn schrijven van 18 Augustus 1934, waarbij aan de Kamer van Koophandel werd verzocht een enquête te willen houden in verband met de in de wet van 27 Juli 1934 (S. 450) tot wijziging van de Winkelsluitingswet gegeven mogelijkheid om aan bepaalde categorieën van winkeliers gelegenheid of meer gelegenheid te geven hun winkels des Zondags open te stellen. Allereerst dankt de Kamer Uw College voor de gelegenheid aan de Kamer geboden om deze voor de betrokkenen zoo belangrijke aangelegenheid op doeltreffende wijze te behan delen. De enquête is gehouden door oud-politieagenten van Uwe Gemeente die zich gaarne daarvoor beschikbaar stelden. De keuze is op deze categorie van personen gevallen omdat deze door geheel Leiden goed bekend zijn, gewend zijn anderen te woord te staan en inlichtingen te verstrekken, terwijl door hun bekendheid met het opmaken van processen-verbaal voldoende zekerheid bestond dat door hen de enquête naar behooren zou worden verricht. Modellen van de gebruikte enquêteformulieren voegt de Kamer er te Uwer kennisneming bij. Teneinde Uw College in staat te stellen zich een juist oor deel te vormen omtrent het aantal winkels hetwelk om advies is gevraagd en het aantal hetwelk een antwoord heeft inge zonden, verwijst de Kamer naar bijgaanden staat waarop de uitslag der enquête is vermeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 4