GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
179
UreEKOKES STUKKEN.
1ST0. 198. Leiden, 11 September 1934.
Door het ontslag, door Uwe Vergadering bij besluit van
6 Augustus 1934 verleend aan den leeraar in de Oude Talen
aan ons Gymnasium, den heer J. A. G. van der Veer, is een
vacature ontstaan waarin, gelet op het aantal in genoemde
vakken te geven lesuren, dient te worden voorzien.
Van de sollicitanten, welke zich voor deze betrekking
hebben aangemeld, komt naar onze meening, nu enkelen
hunner nader hebben bericht zich niet meer voor de betrek
king beschikbaar te kunnen stellen, alleen voor een benoeming-
in aanmerking de heer S. Blankertdoctorandus in de klassieke
letteren, te Utrecht. De Inspecteur van het Gymnasiaal en
Middelbaar Onderwijs, kan zich, blijkens zijn hiernevens
overgelegde adviezen, hiermede vereenigen en heeft tegen
aanbeveling van slechts één persoon i.e. geen bezwaar.
Met verwijzing overigens naar de overgelegde stukken ver
zoeken wij Uw Vergadering thans over te gaan tot benoeming
van een tijdelijk leeraar in de Oude Talen aan het Gynmasium
voor den duur van den cursus 19341935.
Curatoren van het Gymnasium te Leiden,
P. O. T. van der Hoeven, Voorzitter.
J. Bool, Secretaris.
Aan den Eaad der Gemeente Leiden.
NA 199. Leiden, 14 September 1934.
Met verwijzing naar het in de Leeskamer ter inzage gelegd
schrijven van den Directeur der Hoogere Burgerschool met
vijfjarigen cursus, in zake bestendiging van Mej J. van Huffel
als tijdelijk leerares in Bngelsch aan die inrichting van onder
wijs gedurende den cursus 19341935, geven wij Uwe
Vergadering in overweging Mej. J. van Huffel voor den duur
van den cursus 19341935 te benoemen tot tijdelijk leerares
in het Engelsch aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen
cursus.
De adviezen van de Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs en den Inspecteur van het Voorbe
reidend Hooger- en Middelbaar Onderwijs zijn mede in de
Leeskamer ter inzage gelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°, ,200. Leiden, 14 September 1934.
Aangezien tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van
den heer S. Broekhuizen bij ons College geen bezwaar be
staat, geven wij Uwe Vergadering in overweging hem, met
ingang van een nader door ons te bepalen datum, eervol
ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer
bij het openbaar vervolgonderwijs.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 23 Augustus 1934.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende, Simon Broekhuizen, onderwijzer,
.geboren 10 December 1869, heeft de eer, aan Uw Edelacht
baar College beleefd te verzoeken, hem ontslag te willen
verleenen uit zijn betrekking van onderwijzer bij het Openbaar
Vervolgonderwijs voor Meisjes, ingaande 10 December 1934,
als den datum, waarop hij den vijf en zestigjarigen leeftijd
zal hebben bereikt.
't Welk doende
met verschuldigde hoogachting
van Uw Edelachtbaar College
de dienstw. dienaar
S. Broekhuizen.
N°. 201. Leiden, 14 September 1934.
In Uwe Vergadering van 6 Juli 1931 (Ingek. Stukken
no. 159) werd besloten de Zijl, den Zijldijk en de Spanjaards-
brug in eigendom, beheer en onderhoud aan de Provincie
over te dragen.
Inmiddels is gebleken, dat bij deze overdracht ook de zg.
stortplaatsen van den Reinigingsdienst aan de Zijl aan de
Provincie zijn overgegaan, hetgeen uiteraard niet in de
bedoeling heeft gelegen, aangezien de gemeente deze stort
plaatsen niet kan missen.
In verband hiermede verzochten wij de Provincie te willen
bevorderen, dat deze terreinen wederom in eigendom bij de
gemeente terug kwamen.
Van Gedeputeerde Staten is thans bericht ontvangen, dat
zij hiertegen geen bezwaar hebben.
Onder mededeeling, dat ons College zich met de door de
Provincie gestelde in de Leeskamer ter visie liggende
voorwaarden kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging van de Provincie Zuid-Holland in
eigendom, beheer en onderhoud, tegen betaling van 1.
over te nemen de zg. stortplaatsen van den Reinigingsdienst
aan de Zijl, op de overgelegde situatieteekening met een
roode kleur aangegeven en kadastraal bekend, gemeente
Oegstgeest, Sectie D nis 239 (ged.) en 243 (ged.) en Gemeente
Leiderdorp, Sectie A nis 1860 (ged.) en 3810 (ged.) ea verder
onder de in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 202. Leiden, 14 September 1934.
In Uwe zitting van 15 Augustus 1932 besloot Uwe Ver
gadering, overeenkomstig ons voorstel (Ingekomen Stukken
No. 173 van 1932), ons te machtigen het noodige te verrichten
ter verkrijging door middel van onteigening, o. m. van den
voortuin, deel uitmakende van het perceel Haarlemmerweg
No. 40, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie K No. 1511,
toebehoorende aan den Heer M. Konings.
De na de perceelsaanwijzing ingevolge de onteigeningswet
met den Heer Konings gevoerde onderhandelingen hebben
tot overeenstemming geleid.
De Heer Konings is thans bereid den voortuin, groot
i 30 M2., aan de gemeente te verkoopen tegen den voor
dergelijke aankoopen gebruikelijken prijs van 10.per M2.,
en onder de voor dergelijke gevallen gebruikelijke voor
waarden.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer liggende stukken,
geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging van den
Heer M. Konings aan te koopen het op de overgelegde kaart
met roode arceering aangegeven gedeelte, groot 30 M2.,
van het perceel, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie K
No. 1511, gelegen aan den Haarlemmerweg, voor den prijs
van 10.per M2.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 203. Leiden, 14 September 1934.
Eenigen tijd geleden werd door de motorboot Rival" een
stootpaal van de Pauwbrug aangevaren. De herstellings
kosten van de hierdoor aangerichte schade hebben bedragen
118.04. Aangezien de eigenaar van het aanvarende schip
de heer J. Speksnijder, te Krimpen aan den IJsel, voor deze
schade aansprakelijk is te stellen en hij tot dusverre niet
bereid is gebleken haar te vergoeden, zal genoemd bedrag
van 118.04 langs gerechtelijken weg moeten worden in
gevorderd.
Met verwijzing naar het advies van den rechtsgeleerden
raadsman der gemeente, hetwelk met de overige op deze
zaak betrekking hebbende stukken in de Leeskamer is neer
gelegd, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging
te besluiten tot het instellen van een rechtsvordering
zoowel in eersten aanleg, als, zoo noodig, in hooger beroep
tegen J. Speksnijder, te Krimpen aan den IJsel, strekkende
tot vergoeding aan de gemeente van de schade, haar door
de boven aangegeven aanvaring toegebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.