172 het geheel vernieuwen en het geheel veranderen van woningen en andere gebouwen. Artikel III. Sedert haar laatste wijziging kent de Woning wet voorgevelrooilijnen en achtergevelrooilijnen. Onder voorgevelrooilijnen verstaat de wet de lijn, welke bij het bouwen, het geheel vernieuwen, het geheel veranderen of het uitbreiden aan de wegzijde niet mag worden over schreden; onder achtergevelrooilijn de lijn, die in dezelfde gevallen niet mag worden overschreden aan de van den weg afgekeerde zijde, een en ander behoudens toegelaten af wijkingen. Ten aanzien van gedeeltelijke vernieuwing of gedeeltelijke verandering heeft een voorgevelrooilijn of een achtergevel rooilijn geen gevolgen. Voor wat de voorgevelrooilijn betreft is dit in afwijking van de geldende verordening, welke haar art. 2 van toepassing verklaart ook op de gedeeltelijke vernieuwing. Gedeeltelijke vernieuwing van een gebouw mag thans derhalve niet meer op grond van overschrijding van een voorgevelrooilijn worden tegengegaan door het weigeren van bouwvergunning. Artikel III brengt de redactie van het bestaande art. 2 in overeenstemming met de Woningwet, voor zooveel het in acht nemen van de voorgevelrooilijn betreft. Artikel IV. Ingevolge het bepaalde bij art. 2 der Woning wet moet de bouwverordening voorschriften inhouden ter bepaling van de voorgevelrooilijn en van de achtergevel rooilijn, algemeene voor- en achtergevelrooilijnvoorschriften derhalve. Daarnaast kunnen bij afzonderlijk raadsbesluit bijzondere rooilijnen worden vastgesteld. Dit zal o. m. geschieden daar, waar de toepassing van de algemeene voorschriften tot onjuistheden aanleiding zou geven. Het nieuwe art. 2a geeft algemeene voorschriften ter be paling van de voorgevelrooilijn. Onderscheid moet hierbij worden gemaakt tusschen de gedeelten der gemeente, waarvoor wèl, en die, waarvoor geen uitbreidingsplan geldt. In ons oorspronkelijk voorstel was voor eerstbedoelde gedeelten een bepaling opgenomen, dat de op het uitbreidingsplan aangegeven begrenzingen der voor bebouwing bestemde terreinen als voorgevelrooilijn zouden zijn aan te merken. Hu bij de wet van 14 Juni 1934 (S. 316) een bepaling van deze strekking als art. 2, lid 3, in de Woningwet is ingevoegd, is deze bepaling in de verordening niet meer op haar plaats. De verordening kan zich dus be perken tot de gedeelten der gemeente, waarvoor geen uit breidingsplan van kracht is. De ontworpen bepaling te dezen opzichte sluit zich aan bij de thans bestaande regeling. Artikel Y. De bepaling van art. 2ter is vervat in het voorgestelde artikel 3d (zie artikel IX). Artikel VI. De wijziging van art. 2quater is van redactio- neelen aard. Artikel VII. Het zal meermalen voorkomen, dat kleine onderdeelen in geringe mate buiten de voor- of de achter gevelrooilijnen zijn ontworpen, tegen welke afwijkingen meestentijds geen bedenking zal bestaan. Het verdient aanbeveling om dergelijke afwijkingen, mits binnen bepaalde grenzen gehouden, zonder meer mogelijk te maken en daarnaast de bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders toe te kennen om voor meer belangrijke afwij kingen toestemming te verleenen. Art. VII voorziet daarin voor wat de voorgevelrooilijnen betreft. Artikel III. Artikel 2 wordt gelezen als volgt: Het is verboden een woning of een ander gebouw, van welken aard ook, te bouwen, geheel te vernieuwen of geheel te veranderen anders dan in de voorgevelrooilijn. Artikel IV. Artikel 2bis wordt genummerd 2a en gelezen als volgt: Voorzoover door den gemeenteraad geen bijzondere voor schriften, als bedoeld in artikel 2, lid 2, der Woningwet, ter bepaling van de voorgevelrooilijn zijn vastgesteld, geldt in die gedeelten der gemeente, waarvoor een overeenkomstig de Woningwet vastgesteld en goedgekeurd plan van uit breiding niet van kracht is, als voorgevelrooilijn de grens der bestaande bebouwing aan de zijde van den weg; voor zoover langs een weg geen bebouwing aanwezig is, geldt als voorgevelrooilijn de lijn, welke de voorgevels van de naastgelegen bebouwingen verbindt, of, indien deze be bouwingen niet op gelijken afstand van de as van den weg zijn gelegen, een lijn, evenwijdig aan de as van den weg en uitgaande van diegene der vorenbedoelde bebouwingen, welke het verste van die as is verwijderd. Artikel V. Artikel 2ter vervalt. Artikel VI. Artikel 2quater wordt genummerd 2b en lid 1 wordt gelezen als volgt: Indien de voorgevelrooilijn niet met de grens van den weg samenvalt, moet het terrein tusschen deze grens en de voorgevelrooilijn ten genoegen van Burgemeester en Wet houders als stoep of voortuin aangelegd en in goeden staat onderhouden worden. Artikel VII. Artikel 2quinquies wordt genummerd 2c en de leden 1 en 2 van dit artikel worden vervangen door de volgende leden: Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het geoor loofd de voorgevelrooilijn naar de zijde van den weg te overschrijden met: a. plinten, pilasters, luchtkanalen, rookkanalen, stoeptreden, lijstwerken, kozijnen, dorpels en dergelijke onderdeelen van gebouwen, mits deze een voorsprong hebben van niet meer dan 0,12 meter; b. balkons, erkers, kroonlijsten en dergelijke uitstekende deelen van gebouwen, mits geen onderdeel daarvan lager gelegen zij dan 2,20 meter boven den weg ter plaatse van het gebouw of, indien het uitstekende deel zich bevindt boven den rijweg, 3,50 meter daarboven. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eischen te stellen met betrekking tot de grootte en de plaats van de in het vorige lid onder b bedoelde deelen. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het be paalde in artikel 2 vrijstelling te verleenen, en wel: a. voor overschrijding van de voorgevelrooilijn naar de zijde van den weg ten behoeve van: 1°. buitentrappen en bijbehoorende bordessen, terrassen en dergelijke werken, mits geen onderdeel daarvan de grens van den weg overschrijdt;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 2