380 DINSDAG 4 SEPTEMBER 1934. Rechtstoestand gemeente-personeel. (Verweij e.a.) dat wanneer iemand 65 jaar is, hij plaats moet maken voor jongeren. Het amendement No. 25 van de heeren Wilmer, Beeken kamp en Wilbrink wordt aangenomen met 23 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Schoneveld, van Tol, Koole, mevronw de Clerde Bruijn, de heeren Bergers, Wilmer, Kooistra, Beekenkamp, de Be ede, van Rosmalen, van Stralen, Wilbrink, Groeneveld, van Eek, Tobé, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kuipers, Vallentgoed, Verweij, van der Reij- den, Goster, Manders en Lombert. Tegen stemmen: de heeren Vos, Tepe, Splinter, Romijn, Meijnen, Goslinga, Bosman, van Weizen en van Eecke. Het aldus gewijzigde artikel 87 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 88 en 89 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 90, waarbij tevens aan de orde komt het amendement No. 26 van de heeren Wilbrink, Eikerbout en Bergers, luidende: ,,0ndergeteekenden stellen voor aan art. 90 een tweede lid toe te voegen: Een ambtenaar/werkman die wegens invaliditeit voor den pensioengerechtigden leeftijd wordt ontslagen zal een uit- keering ontvangen gelijkstaande met 6 weken salaris. De heer Wilbrink zegt, dat dit amendement voortgesproten is uit den volgenden gedachtengang. Als iemand met pensioen gaat wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd, heeft hij dat tevoren geweten, maar wanneer men eerder wordt gepensionneerd, wordt het pensioen niet dadelijk uitgekeerd, maar moet men er altijd even op wachten. Bij pensionneering op 65-jarigen leeftijd heeft men er tevoren mee rekening kunnen houden, dat zijn inkomen zal verminderen en heeft men zich zoo langzamerhand daarop kunnen in stellen; bovendien zijn in dien tijd de kinderen groot geworden, zoodat |de zorgen voor het gezin minder zijnhet is dan ver standig vóór zijn pensionneering zooveel te bezuinigen, dat de overgang niet te groot is. Dan beschikt men ook over de middelen om den eersten tijd door te komen. Tusschen- tijdsche pensionneering echter b.v. op 55-jarigen leeftijd is veelal een gevolg van ziekte. Ziekte nu brengt in het algemeen extra-kosten mee; al was er nog een spaarpotje, dat zal in verreweg de meeste gevallen al aangesproken zijn; immers, men wordt niet gepensionneerd wegens invaliditeit of ziekte of die ziekte heeft reeds geruimen tijd geduurd. Nu vindt spreker het hard, dat iemand, die de gemeente eerlijk en trouw heeft gediend en haar nu wegens omstandigheden buiten zijn schuld, die dien persoon wel zeer sterk depri- meeren, moet verlaten, aangewezen is op anderen en hulp moet zoeken om dien eersten tijd door te komen. Spreker acht het eenigszins een moreelen plicht van de gemeente om hem dan nog even te helpen door dien moeilijken tijd heen te komen. Bij het voorstellen van die uitkeering van 6 weken salaris is spreker uitgegaan van de gedachte, dat het i 3 maanden moet duren voordat men zijn pensioen ontvangt, terwijl dat pensioen ongeveer de helft van het salaris zal bedragen. Met die uitkeering zal men dan den eersten tijd kunnen doorkomen. Dit amendement zal de gemeente wel niet zeer belangrijke financieele offers kosten; het kost wel wat, maar waar iedere particuliere werkgever voor zijn ziek en invalide geworden werknemers ook wel iets zal gevoelen, en zal trachten hen te hulp te komen, schijnt het een sobere taak van de gemeente, in deze speciale gevallen den plicht van menschlievendheid tegenover haar onderhoorigen te vervullen. De heer Beekenkamp waardeert de bedoelingen van de voorstellers van het amendement en heeft zeer veel respect voor den charitatieven geest, die er uit spreekt, maar meent, dat de voorstellers te royaal zijn, waar zij in hun amendement den ambtenaar gelijkstellen met den werkman. Hoewel het niet in de bedoeling van de voorstellers ligt, zal volgens het aldus gewijzigde artikel aan een hoogeren ambtenaar, b.v. den directeur van de Lichtfabrieken, het salaris over 6 weken cadeau gegeven moeten worden, wanneer hij wegens invalidi teit uit den dienst wordt ontslagen. Door den financieelen toestand van de gemeente is het allerminst gewettigd zoo iets te doen en daarom dienen de voorstellers hun amende ment zoodanig te wijzigen, dat hun bedoeling beter tot uitdrukking komt. Het is overigens niet zoo buitengewoon noodig, dat de Reehtstoestand gemeente-personeel. (Beekenkamp e.a.) gemeente voor St. Nicolaas speelt. Zij, die wegens invaliditeit worden afgekeurd, zijn meestal geruimen tijd ziek geweest en hebben al dien tijd hun loon of salaris uitbetaald gekregen. Op het oogenblik, dat zij niet langer in dienst kunnen blijven, moet het uit zijn. Zij kunnen dan terecht bij de Gemeentelijke Hulpbank, die de gemeente zelf heeft opgericht voor hulp verleening in dergelijke gevallen. In den gang daarheen behoeft niets oneervols te zijn. Aan de aanneming van dit amendement bestaat dan ook geen behoefte. De heer Bergers vestigt er de aandacht op, dat zij, die door de Gemeentelijke Hulpbank geholpen zijn, na hun pension neering minder gemakkelijk het geleende geld kunnen terug betalen dan zij gekund zouden hebben, toen zij nog hun volle loon verdienden. Zij zullen lang in de schuld blijven, wanneer zij niet op tijd het noodige kunnen terugbetalen. Om deze redenen hebben spreker en de zijnen het amendement ingediend. De indieners van het amendement hebben inderdaad niet bedoeld, dat deze maatregel ook zal gelden voor de hoogere ambtenaren, die bij ontslag wegens invaliditeit geen gebrek hebben en misschien over eigen middelen beschikken. Het gaat hoofdzakelijk om hen, die in zoodanige omstandigheden verkeeren, dat zij bij een bank geld moeten leenen om den eersten tijd te kunnen doorkomen. De heer Tcpe heeft aanvankelijk, toen in het Georganiseerd Overleg een bepaling als die, welke in het amendement is voorgesteld, werd besproken, er veel voor gevoeld het College te overtuigen van de wenschelijkheid om een dergelijke bepaling in het reglement op te nemen, maar heeft het op grond van de overwegingen, die door den heer Beekenkamp in het kort zijn medegedeeld, niet gedaan. Het amendement kan in zijn tegenwoordige redactie niet worden aanvaard, omdat het niet alleen tegemoet komt aan de moeilijkheden van een zekere categorie van het gemeente- personeel, van welke categorie men kan veronderstellen, dat zij in moeilijkheden komt door een plotseling gegeven ontslag, maar ook een douceurtje geeft aan degenen, die het volstrekt niet noodig hebben. Het amendement kan in een anderen geest gewijzigd worden, maar spreker heeft van een poging in die richting afgezien, omdat hij ten slotte tot de overtuiging is gekomen, dat degenen, om wie het in dezen gaat, zeer goed geholpen kunnen worden door de Gemeente lijke Hulpbank. Wanneer men er bezwaar tegen maakt, dat dergelijke personen naar deze instelling worden verwezen, ondergraaft men de eigen instelling van de gemeente, terwijl ze is opgericht met het doel, fatsoenlijke menschen uit de handen van woekeraars te houden. Het is een credietinstelling zonder winstbejag, handelende uitsluitend op grond van sociale overwegingen. Spreker begrijpt niet, dat er iets minderwaardigs of vernederends kan schuilen in een gang naar deze instelling. Het geld behoeft niet eens wekelijks bij de bank gehaald te worden. Zoodra iemand is ontslagen, kan hij een week loon ontvangen. Dit geld behoeft nooit terugbetaald te worden; men behoeft slechts een geringe vergoeding, die nog niet één procent bedraagt, te betalen. De bank is bereid het geld op de girorekening van den belang hebbende te doen bijschrijven of het hem per cheque te doen toekomen, indien hij geen girorekening heeft. Degenen, die daartegen met het oog op de geringe kosten, welke er aan verbonden zijn, bezwaar hebben, kunnen op een speciaal daarvoor aangegeven uur in een speciaal daarvoor ingericht lokaal het bedrag in ontvangst komen nemen. Spreker zou zich er niet voor schamen, naar deze bank te gaan, indien hij het crediet, dat hij noodig had, daar zou kunnen krijgen. De instelling beoogt geen hulpverleening aan minder waardigen, maar wil uit sociale overwegingen degenen,die door welke omstandigheden dan ook in nood verkeeren, op een voordeelige en fatsoenlijke manier helpen. Het is dus niet noodig, dat men in de moeilijkheden geraakt, welke door de voorstellers van het amendement geschilderd zijn en daarom bestaat er voor spreker geen reden om het amendement te verdedigen. De heer Goslinga gevoelt zich als de Wethouder, die de pensioenen behandelt, geroepen over deze zaak te spreken. Spreker heeft tot zijn genoegen kunnen constateeren, dat de Raad bij de behandeling van het reglement schier alle amende menten, welke kosten voor de gemeente met zich zouden brengen, heeft afgestemd. Spreker koestert thans echter de stille vrees, dat de Raad bij de behandeling van dit amende ment zal derailleeren en vestigt daarom de aandacht van den Raad op de consequenties.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 8