DINSDAG 4 SEPTEMBER 1934.
397
Voorstel-1 an Eek c.s. inperking der werkloosheid,
(van Eek e.a.)
werkelijk in beteekenende mate afgenomen. Het College nu
zegt niet: „de mogelijkheid bestaat dat het toegestaan zal
worden, wij zullen het althans pro beer en'', maar er wordt
onmiddellijk gezegd: „dat keurt de Kroon niet goed." Hoe
weet men dat? En indien men dat vreest, is het dan niet de
plicht van het College, waar daarbij zulke groote belangen
betrokken zijn, om zijn best te doen? Moet men zich nu
onmiddellijk daarbij neerleggen? Spreker heeft in de vorige
vergadering aangehaald de meening van een anti-revolution-
nair tijdschrift, dat tenslotte de Raad, Gedeputeerde Staten
en de Kroon ieder hun eigen verantwoordelijkheid dragen.
Wanneer nu inderdaad door een besluit in die richting de
werkloosheid eenigszins kon worden ingeperkt, is het dan
voldoende om niet dit besluit te nemen, omdat men angstig
is dat het door de Regeering zal worden vernietigd? Het
College wil het niet eens probeeren. Het is toch een goed
ding dat door middel van de premie van de gemeente de
huiseigenaren aangespoord worden de huizen beter te onder
houden dan voorheen. Uit het feit, dat het College het systeem
afwijst omdat men niet weet of de Regeering het zal goed
keuren, concludeert spreker dat de lust tot aanpakken op
het oogenblik niet groot is.
De heer de Reede zegt, dat de beste premie is het leegstaan
van de huizen.
De heer van Eek doet daartoe geen voorstel. De heer de
Reede gaat de zaak afleiden op iets anders. In Amsterdam
heeft dit besluit voortreffelijk gewerkt; de heer Romijn
zegt: „geheel verkeerd", maar de cijfers wijzen uit, dat door
dit besluit in bepaalde vakken de werkloosheid is verminderd.
Spreker vindt het een weinig flink standpunt van het College,
dat het dit niet aandurft.
Sprekers conclusie is deze. De voorstellers hebben een
richting probeeren aan te geven, waarin een poging gedaan
kan worden om de werkloosheid zooveel mogeüjk te bestrijden;
die poging kan hier tot werkverruiming leiden en kan in
het algemeen een onderdeel uitmaken van een groot pro
gramma van werkloosheidsbestrijding. Daarover moet het
College zich uitspreken. Spreker kan zich niet vereenigen
met dit praeadvies, dat zich begeeft op zijwegen en over de
groote vragen waarover dit voorstel loopt, zwijgt. Spreker
stelt dus voor, dat de Raad het College verzoekt een duidelijk
en gemotiveerd praeadvies over dit voorstel uit te brengen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van de heeren van Eek, van Stralen en Verweij, luidende:
„De Raad besluit Burgemeester en Wethouders te ver
zoeken inzake het plan tot inperking der werkloosheid (In
gekomen Stukken No. 152) een duidelijk en behoorlijk ge
motiveerd praeadvies uit te brengen."
Voorgesteld door 3 leden maakt dit voorstel een onderwerp
van beraadslaging uit.
Het voorstel van den heer van Eek c.s. wordt verworpen
met 19 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Schoneveld, van Tol, Bergers,
Wilmer, Beekenkamp, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn,
Meijnen, van Rosmalen, Goslinga, Wilbrink, van Eecke, Tobé,
van der Reijden, Coster, Manders en Lombert.
Vóór stemmen: de heer Koole, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Vos, Kooistra, van Stralen, van Weizen,
Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Kuipers, Vallentgoed en Verweij.
(De heer Bosman had de vergadering inmiddels verlaten.)
Voorstel-van Eek c.s. inperking der werkloosheid; e.a.
(Voorzitter)
Het voorstel van den heer van Stralen luidende:
„Ondergeteekende stelt voor dat de Raad zich met een
dringend verzoek tot de Rijksregeering zal richten, waarin
wordt aangedrongen op het nemen van wettelijke maat
regelen, om te komen tot verlaging van de bestaande woning-
huren, in het bijzonder door de weder-instelling van Huur-
commissies.",
wordt verworpen met 19 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Schoneveld, van Tol, Bergers,
Wilmer, Beekenkamp, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn,
Meijnen, van Rosmalen, Goslinga, Wilbrink, van Eecke, Tobé,
van der Reijden, Coster, Manders en Lombert.
Vóór stemmen: de heer Koole, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Vos, Kooistra, van Stralen, van Weizen,
Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Kuipers, Vallentgoed en Verweij.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt
ten slotte aangenomen met 18 tegen 12 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Schoneveld, van Tol, Bergers,
Wilmer, Beekenkamp, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn,
Meijnen, van Rosmalen, Goslinga, van Eecke, Tobé, van der
Reijden, Coster, Manders en Lombert.
Tegen stemmen: de heer Koole, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Vos, Kooistra, van Stralen, van Weizen,
Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Kuipers, Vallentgoed en Verweij.
(Ook de heer Wilbrink had inmiddels de vergadering
verlaten.)
XXXVIa. Voorstel tot vaststelling van een verordening
regelende de heffing van vergunningsrecht voor hotelver
gunningen.
(Zie Ing. St. No. 196.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 5 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de verordening in haar geheel eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming, wordt vastgesteld.
XXXVII. Verdeeling van den Raad in Sectiën.
Bij loting worden de Sectiën als volgt samengesteld:
Eerste Sectie: de heeren van Stralen, Wilbrink, Kooistra,
Verweij, de Reede, Coster, mevrouw de Clerde Bruijn, de
heeren Beekenkamp, Tobé en Lombert.
Tweede Sectie: de heeren Wilmer, Eikerbout, Groeneveld,
Bergers, van der Reijden, Bosman, van Es, Manders, mevrouw
Braggaarde Does en de heer Kuipers.
Derde Sectie: de heeren Meijnen, van Eek, van Rosmalen,
Schüller, van Tol, Vallentgoed, Koole, Vos, van Eecke, van
Weizen en Schoneveld.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.