DINSDAG 4 SEPTEMBER 1934. 393 Voorstel-van Eek e.s. inperking der werkloosheid. (Verweij e.a.) te onderwerpen. Spreker heeft dan althans de voldoening te hebben bijgedragen tot een middel om de werkloosheid in Leiden zij het niet af te schaffen daartoe heeft de Raad niet de macht, maar dan toch, voor een gering deel, te beperken. De heer Wilbrink gevoelt voor de voorstellen van de sociaal-democraten zeer weinig waardeering. Het was den Raadsleden bekend, dat de voorgestelde werken in het College waren besproken of in een vergevorderd stadium van voorbereiding verkeerden. Wanneer een fractie in haar geheel voorstellen wil indienen, die iets beteekenen en waar uit blijkt, dat zij, hoewel niet vertegenwoordigd zijnde in het College, toch ernstigen arbeid voor de gemeente wil leveren, moet zij niet met andermans veeren prijken. In dit geval prijkt de sociaal-democratische fractie met de veeren van het College, omdat verschillende van de voorgestelde werken in de commissies waren besproken of daar reeds waren afgehandeld, terwijl het bekend was, dat zij t. z. t. in de openbare Raadsvergadering zouden worden behandeld en tusschen den datum van de indiening en dien van de behandeling van de voorstellen der sociaal-democraten enkele voorstellen van Burgemeester en Wethouders reeds zijn aangenomen. Sprekers waardeering is nog geringer, indien men in deze omstandigheden meent het recht te hebben door middel van een petitionnement een groot deel van de burgerij achter zich te plaatsen. Hoe kan men, gelijk de heer van Eek deed, spreken van een spontane uiting van het volk, indien men als leiders en indieners van de voorstellen eerst een aantal personen heeft bewerkt om hen er toe over te halen de gemeente rond te gaan en het publiek instemming te vragen met voorstellen, waarmede natuurlijk iedere sociaal-democraat zich kan ver eenigen, maar waarover ook bijna iedere christelijk-historische man en vrouw gunstig denkt? Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat in deze moeilijke tijdsomstandigheden ieder weldenkend mensch voorstander is van werkverruiming en vermindering van de vaste uit gaven. Tal van de bezochte inwoners zijn getroffen door de crisis en daarom kan spreker zich voorstellen, dat menige christelijk-historische man of vrouw bereid is geweest het petitionnement te teekenen al ging het dan ook uit van de S.D.A.P. door de argumenten van de huisbezoekers in de meening verkeerende, dat het werkelijk iets zou tegemoet komen in hun nood, verlaging van de vaste uitgaven (woning- huur) zou bewerken en de kans op meer werk zou scheppen. De huisbezoekers hebben er niet bij verteld dat is niet noodig welke moeilijkheden verbonden zijn aan die huur- verlaging en werkverruiming en hoe men onmogelijk van een gemeentebestuur als dat van Leiden kan eischen, dat het een beteekenenden invloed heeft op de werkloosheid. De gemeente Leiden is van oudsher een centrumgemeente voor de Rijnstreek, de bollenstreek en de tuinbouwstreek; ten oosten en ten zuiden is de landbouwende bevolking, ten westen het tuinbouwbedrijf en ten noorden de bloembollenbedrijven. Toen die bedrijven in bloeienden toestand verkeerden, was dat een groot voordeel voor de Leidsche handelszaken en winkeliersmen kwam hier zijn inkoopen doen, maar boven dien werd voor zeer vele Leidsche vakarbeiders in al die streken werk gevonden; honderden arbeiders, die hier woon den, maar nooit in de gemeente zelf werkten, vonden in de omstreken werk. Nu echter trekt bijna geen enkele Leidenaar meer naar buiten, omdat men zijn arbeidskracht daar niet meer noodig heeft; integendeel, nu komen de vakarbeiders van buiten naar Leiden toe en doen het weinige werk, dat er dan in Leiden nog is, althans voor een belangrijk deel. Oorzaak daarvan is het verschil in loon; al zou men willen trachten dit te ondervangen en al zouden de collectieve contracten daartegen een rem moeten zijn, in den tegen- woordigen tijd kan ook aan die collectieve contracten niet streng de hand worden gehouden, doordat er vaak samen werking is in dit opzicht tusschen werknemers en werkgevers. Als een kleine patroon uit een omliggende gemeente hier een werk kan bemachtigen, heeft hij tevoren al een overeen komst gemaakt met zijn werklieden, dat zij met hun 3de klas-loon naar Leiden gaan, omdat zij dan nog veel beter af zijn dan wanneer zij in die kleine gemeente steun trekken. Men kan dit afkeuren, maar men kan er niets aan doen; met die feiten heeft men rekening te houden. Als men zooals de heer van Eek met eenig pathos zegt, dat Leiden in staat is een oplossing voor die werkloosheid te vinden, dan is dat onjuist; dat is onmogelijk; niet de plaatselijke toestanden zijn oorzaak van die werkloosheid; al is Leiden dan niet in het bijzonder georiënteerd op de internationale markt en op de internationale verhoudingen, bij de buitengemeenten Voorstel-van Eek e.s. inperkinq der werkloosheid. (Wilbrink) is dit van A tot Z wel het geval; zoowel van de land- en tuinbouwproducten als van de zuivel en de bloembollen wordt de afzet geremd door den verminderden export en door de internationale verhoudingen. Er zal slechts een betere toestand ontstaan, wanneer door de verandering van de internationale verhoudingen de uit voer van de tuinbouw- en zuivelproducten, alsmede van de bloembollen beter wordt. De heer Goslinga noemt in dit verband de haring. De uitvoer van haring is echter voor Leiden en omgeving niet een van de voornaamste bronnen van bestaan. Spreker heeft den uitvoer van andere producten genoemd, omdat daardoor niet alleen de werkloosheid in Leiden, maar ook en vooral de werkloosheid in de omgeving van de gemeente wordt verklaard. De werkloosheid is onder de vakarbeiders in de omgeving van Leiden veel grooter dan in Leiden zelf. De sociaal-democraten doen het voorkomen, alsof de uit voering van de voorgestelde werken zelfs zou kunnen leiden tot belastingverlaging ten gevolge van de voordeelen, die de hoogere inkomsten van de arbeiders met zich brengen. Zij hadden er echter bij moeten zeggen, dat ook indien het mogelijk was, de door hen voorgestelde werken uit te voeren en Burgemeester en Wethouders deze werken onmiddellijk aan de orde stelden, maximaal 10 van de werklooze arbeiders voor den tijd van één jaar werk daardoor zouden kunnen krijgen. Werkt men nu niet met drogredenen, wanneer men op zijn huisbezoek tot de menschen, die er niet over kunnen oordeelen en de situatie niet kunnen overzien, zegt, dat men voorstellen heeft gedaan, waaraan men iets heeft en waardoor men kan komen tot opheffing van de werkloos heid, waarom men den steun van deze menschen vraagt? Als men op deze wijze gesteund moet worden om nog iets te beteekenen in de vertegenwoordigende lichamen, is men een ridder van de droevige figuur. Het bestuur van de Christelijk-Historische Kiesvereeniging heeft geen behoefte gevoeld om tegen het petitionnement te protesteeren of te waarschuwen; alleen het bestuur der Anti-Revolutionnaire Kiesvereeniging heeft dit gedaan. Spreker staat er in deze omstandigheid verbaasd van, dat niettegenstaande de intensieve actie, die door den heer van Eek is gevoerd, er nog zooveel verstandige menschen in Leiden zijn geweest, die het petitionnement niet hebben geteekend, dat het dus nog tot zoovelen is doorgedrongen, dat het petitionnement niets anders is dan humbug. Als er nog sprake was van eenige spontaneïteit zou men bij de niet-partijgenooten of -geestverwanten van den heer van Eek geen woord over deze zaak behoeven te verspillen. Het feit, dat de 100 huisbezoekers juist bij deze menschen veel moeite ondervonden, hoewel het voor hen zoo ver leidelijk was de zaak te steunen, bewijst, dat de Leidsche burgers over meer gezond verstand beschikken dan men had kunnen denken en ook, dat zij dieper over de dingen nadenken dan spreker ooit had vermoed. De sociaal-democratische fractie is verblijd met het resul taat. Men kan blij zijn met een doode musch. Een kinder hand is gauw gevuld. Al hebben de sociaal-democraten altijd den mond vol gehad van ,,wij eischen dit en wij eischen dat", het blijkt, dat indien men hun in gemoede wat in de hand stopt, zij zeer gauw tevreden zijn. Het moet echter niet komen van de zijde van Burgemeester en Wethouders, maar van den kant van menschen, die in dit opzicht waarschijnlijk even onnoozel zijn als zij zelf. Zij willen door de omstandig heden niet leeren. Dit blijkt ook uit het voorstel van den heer van Stralen tot instelling van een liuurcommissie. Vroeger hebben huurcommissies bestaan en er was van haar niets anders bekend dan dat zij tegen huurverhooging waren. Men heeft echter nog geen huurcommissies gehad voor huur- verlaging; daarvan heeft spreker nog nooit gehoord. Vraagt de heer van Stralen huurcommissies tegen huurverhooging! Daarvoor behoeft men op het oogenblik niet bezorgd te zijn; tal van particuliere huiseigenaren hebben de huren belangrijk verlaagd; al betreft dit niet veel arbeiderswoningen, als de sociaal-democraten maar medewerken om vele kleine wo ningen te stichten, dan zal dat voor de arbeiderswoningen ook gebeuren; dan komt er ook daar een overschot. De heer Vallentgoed zegt: de Wethouder wil niet bouwen. Er is hier gepleit voor den bouw van behoorlijke arbeiderswoningen door particulieren; de sociaal-democraten waren daartegen; dat moest gebeuren zooals de sociaal-democraten wilden en zooals misschien de woningbouwvereenigingen, waaraan zij verwant zijn, hebben goedgevonden. Het raakt spreker niet of een woning een eenigszins anderen vorm heeft, iets ruimer is of een andere indeeling heeft dan bestaande woningen, als het maar behoorlijke woningen zijn voor de arbeiders; dat is de hoofdzaak. Als er ruimte van dergelijke woningen komt, komt er ongetwijfeld ook huurverlaging. Al is men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 21