DINSDAG 4 SEPTFMBER 1934. 391
Voorstel-van Eek c.s. inperking der werkloosheid.
(Wilmer e.a.)
men wel kunnen bewijzen door aan dit petitionnement een
of meer voorstellen te verbinden, die tenslotte ieder, die
eerlijk wil zijn, als inderdaad uitvoerbaar moet erkennen.
Voor spreker stond tevoren al vast, dat op dat petitionne
ment duizenden handteekeningen verzameld zouden worden.
Als men den mensehen vraagt, of zij voor huurverlaging en
werkverruiming zijn, dan is ieder daarvoor; welke inwoner
van Leiden, tenzij een verstokt egoïst, zou daar niet voor
zijn? Ieder fatsoenlijk mensch is daarvoor, maar men had
ook moeten vragen: zijt gij ook voor bepaalde middelen om
dat doel te bereiken, kunt gij U met die middelen vereenigen.
Spreker wenscht niet onweersproken te laten de stelling
van den heer Bosman, dat men een behoorlijke samenleving
zou kunnen verkrijgen met lage loonen zonder meer; in de
geschiedenis heeft men ook wel tijdperken gekend met lage
loonen, die eveneens zeer rampzalig waren, waarin naast die
lage loonen stonden exorbitant groote ondernemerswinsten,
waardoor men in die tijdperken den toestand kreeg, dat
enkelen rijk werden en het overgroote deel van de bevolking
aan de grens van armoede en ellende leefde. Spreker zal niet
beoordeelen, of en in hoeverre de loonen verlaagd moeten
worden, maar men mag niet de stelling poneeren, dat men
een goede maatschappij zou kunnen verkrijgen alleen maar
door de loonen te verlagen.
Het voorstel der sociaal-democraten is dus voor spreker
zoo vaag, dat geen ernstig Raadslid daaraan zijn stem kan
geven. Er worden vele werken opgenoemd, maar men heeft
die werken willekeurig maar genomeu; men had uit de voor
de hand liggende werken ook eenige andere kunnen kiezen.
Inzake het voorstel-van Stralen tot huurverlaging vraagt
spreker wie nu niet voor huurverlaging is zoo eenigszins
mogelijk, tenzij misschien enkele personen, die zelf huis
eigenaar zijn en te weinig sociaal gevoel hebben om zelf
voor huurverlaging te zijn. Het ligt echter niet op den weg
van den gemeenteraad om te adresseeren aan de Begeering
inzake maatregelen, die niet speciaal die gemeente betreffen.
De Baad heeft zich te bepalen tot de zaken van de gemeente
en moet niet een parlementje op zich zelf spelen. Indien
men meent, dat de Begeering en de Volksvertegenwoordiging
haar werk niet goed doen, moet men trachten daarop invloed
te oefenen door middel van zijn eigen organisaties.
Het zal tot den ondergang van de parlementaire democratie
leiden, indien de vertegenwoordigende lichamen zich niet
blijven bewegen op het terrein, dat het hunne is, wanneer
in de gemeenteraden zaken worden besproken, die ten slotte
niet onder de zeggenschap van de gemeenteraden, maar
uitsluitend tot de bemoeienissen van de Begeering en de
Volksvertegenwoordiging behooren. Men mag van dit stand
punt niet afwijken, als men niet van den gemeenteraad een
kleine Tweede Kamer wil maken.
Indien de Baad zou spreken over het zich wenden tot de
Begeering met een adres over huurverlaging en de instelling
van huurcommissies, zou men nog wel tientallen van andere
onderwerpen kunnen bedenken, waarover de Baad zich
eveneens in een adres aan de Begeering zou kunnen uitspreken.
De heer van Weizen spreekt er zijn teleurstelling over
uit, dat de vertegenwoordigers der verschillende partijen en
in het bijzonder de leden van de anti-revolutionnaire,
roomsch-katholieke en christelijk-historische fractie het niet
over zich kunnen verkrijgen de bestrijding van de werkloos
heid te plaatsen op het plan, waarop zij behoort, maar wel
allerlei technische bezwaren uiten, die gebaseerd zijn op de
stelling, dat de gemeenteraad niet bevoegd is op hoogere
instanties druk uit te oefenen, opdat zij maatregelen nemen,
die effect sorteeren.
Het feit, dat geen enkel lid van welke raadsfractie dan
ook getracht heeft, het systeem, waarin de oorzaken van de
groote werkloosheid liggen opgesloten, te verdedigen, demon
streert de onmacht om het groote euvel te bestrijden.
De heer Bosman wees er op, dat de toestand in Nederland
al van dien aard is geworden, dat eenige duizenden Neder
landers genoodzaakt waren, door den zwaren belastingdruk,
naar België te verhuizen. Spreker wijst op enkele andere
uitingen ook van zeer recenten datum in de rubriek Econo
mische Beschouwingen van de Haagsche Post, betreffende
de positie Van Nederland, waaruit duidelijk blijkt, dat er
inderdaad vele kapitalen uit Nederland wegvloeien, die
gebruikt zouden kunnen worden om hier de werkloosheid
te bestrijden. Hieruit blijkt de onmacht van het Neder-
landsche kapitalisme in het algemeen om ook maar een enkelen
maatregel te treffen, die op effectieve wijze de werkloosheid
zou bestrijden, terwijl ook geen der vertegenwoordigers van
dat stelsel den moed heeft om ook inderdaad deze dingen
te verdedigen.
De heer van Eek heeft gezegd, dat onder de handteekeningen
Voorstel-van Eek c.s. inperking der werkloosheid,
(van Weizen e.a.)
onder het petitionnement niet voorkomen die van de commu
nisten. De communisten zijn zeer zeker geen tegenstanders
van een petitionnement, mits het iets meer inhoudt dan het
petitionnement van de S.D.A.P., dat niet gedragen wordt
door een werkelijke actie tegen de misstanden, op grond
waarvan de sociaal-democratische fractie haar voorstellen
heeft ingediend.
Indien men als socialistische partij de werkloosheid wil
bestrijden, moet deze strijd gepaard gaan met een heftigen
strijd tegen iederen vorm van loonsverlaging; dit is nog geen
revolutionnaire actie, die daarvan wel het gevolg kan zijn.
Juist omdat de voorstellen van de S.D.A.P. gebaseerd zijn
op de idee, dat de voorgestelde werkverruiming ook geaccep
teerd moet worden, wanneer de voorwaarden, waaronder
ze plaats heeft, er toe leiden, dat de arbeiders zich niet tegen
den druk, welke op hen geoefend wordt, verzetten, worden
verwachtingen opgewekt, die niet verwezenlijkt kunnen
worden.
De werkloosheid is onafscheidelijk verbonden aan het
kapitalisme in den toestand, waarin het nu verkeert. Van
gemeentewege zijn zeer beperkte maatregelen ter bestrijding
van de werkloosheid te nemen; de maatregelen moeten
desnoods de grenzen, die op het oogenblik aan het gemeente
lijk beheer in dat opzicht zijn gesteld, overschrijden.
De autonomie der gemeenten wordt thans stelselmatig
ondergraven. Elke bevoegdheid, welke de gemeenten tot nu
toe bezaten, wordt haar ontnomen. Men is gedwongen alles
maar rustig over zich heen te laten gaan en rustig af te
wachten tot het de Begeering behaagt in dit opzicht iets
te doen.
De heer Wilmer: Niet als individuen, maar als Raadsleden.
Buiten den Baad kan men ijveren zooveel als men wil.
De heer van Welzcn meent, dat ook de Baad aandrang
kan uitoefenen, dat het zelfs op zijn weg ligt aandrang uit
te oefenen op hoogere instanties, die er toe kan leiden, dat
maatregelen worden getroffen om te voorzien in den nood
toestand van een bepaalde gemeente. Zeker, de Baad is
geen agitatie-comité, zooals de heer de Reede nu vraagt,
maar als een bepaalde gemeente langzamerhand drijft naar
een noodtoestand, dan zijn de Raadsleden aan hun ver
antwoordelijkheid verplicht daartegen tijdig te appelleeren.
Op dit principe moeten ook hier de technische beschou
wingen gebaseerd zijn.
De heer de Reede: Maar ook met inachtneming van de
hoogere belangen, die van de omliggende gemeenten en van
het geheele land.
De heer van Weizen heeft, aangenomen dat deze belangen
daarmede in strijd zouden komen, reeds op den voorgrond
gesteld, dat dit probleem zoo langzamerhand alle gemeenten
gaat omvatten. Vanzelfsprekend leidt de permanente aan
wezigheid in Leiden van een leger werkloozen, schommelende
van 2.500 tot 3.500, op den duur tot gevolgen, die men als
Raadslid zeker niet voor zijn verantwoording kan nemen,
tot het voorkomen waarvan men verplicht is alles in het werk
te stellen. In dit opzicht sluit spreker zich aan bij den heer
van Eek. De heer van Eek toont bezorgdheid over de parle
mentaire democratie; waar deze door hoogere instanties
meer wordt ondermijnd dan door de actie en den strijd van
de arbeidersklasse zelf, moeten de socialisten de laatsten zijn,
die zich bezorgd maken over den parlementairen strijd; op
het oogenblik zijn andere krachten werkzaam om die parle
mentaire democratie inderdaad tot een aanfluiting te maken.
Tegenover deze parlementaire democratie stelt spreker de
breede proletarische democratie, gebaseerd op de belangen
van de werkende bevolking in den meest uitgebreiden zin
van het woord; in dit opzicht is spreker het dus niet eens
met den heer van Eek.
Volgens den heer van Eek leiden de tegenwoordige toe
standen tot excessen als in Juli j.l. in Amsterdam hebben
plaats gevonden. Hier ligt inderdaad een breede kloof tusschen
den heer van Eek en spreker.
Wat ook geschied moge zijn en welke houding de heer
van Eek tegenover het gebeurde ook moge aannemen, hij
zal moeten erkennen, dat de strijd van de volksmassa's, die
door de maatregelen van de Regeering zoo ernstig getroffen
waren, het niet onbeteekenende resultaat heeft gehad, dat
predikanten zich genoodzaakt hebben gezien in een adres de
aandacht van de Regeering-Colijn te vestigen op de funeste
werking dezer maatregelen.
Het is duidelijk gebleken, dat het verzet van deze breede
volksmassa's tot uiting moest komen, voordat personen uit