MAANDAG 3 SEPTEMBER 1934. 357 Rechtstoestand (jemecntcpersoneel. (Vos e.a.) nader toegevoegde 2e lid (Ingekomen Stukken No. 137), wordt aangenomen met 21 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Schoneveld, van Tol, Bergers, Wilmer, Beekenkamp, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn, Meijnen, Eikerbout, van Rosmalen, Goslinga, Wilbrink, Bosman, Tobé, van Es, van der Reiiden, Coster, Manders en Lombert. Tegen stemmen: de heer Koole, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Vos, Kooistra, van Stralen, van Weizen, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kuipers, Vallentgoed en Verweij. Artikel 9 in zijn geheel wordt ten slotte zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 10 en 11 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 12. De heer Vos acht het beter de op artikel 16 ingediende amendementen te behandelen bij artikel 12, aangezien zoo wel de amendementen als artikel 12 handelen over aanstel ling in vasten dienst, terwijl artikel 16 handelt over bevor dering van aangestelde ambtenaren. De heer Tepe gevoelt op het eerste gezicht wel iets voor de redeneering van den heer Vos; van dien kant heeft spreker de zaak niet bezien; hij meende, dat die amende menten bij artikel 16 wel goed op hun plaats waren, maar hij durft toch den heer Vos niet aanstonds voor 100 gelijk te geven. Het beste zal zijn, dat, indien een der amendementen mocht worden aangenomen, Burgemeester en Wethouders zich omtrent de plaats van de daarin ver vatte bepaling nog nader zullen beraden. Artikel 12 wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen, waarna de artikelen 13, 14 en 15 zonder beraad slaging of hoofdebjke stemming worden aangenomen. Beraadslaging over artikel 16, waarbij tevens aan de orde komen: de amendementen Nis. 2 en 3 van de heeren Kuipers, Verweij en Scliüller, luidende: )n< Ier get eekend en stellen voor art. 16 van het ontwerp- ambtenarenreglement aan te vullen met het volgende 3e lid: ,,In ontstane vacatures wordt zooveel mogelijk door benoe ming uit het personeel van den betrokken dienst, respectie velijk uit het overig gemeentepersoneel voorzien"." en: „Ondergeteekenden stellen voor na art. 16 een nieuw artikel van den volgenden inhoud op te nemen: „Wanneer iemand, met wien een burgerrechtelijke arbeids overeenkomst is gesloten, gedurende een tijdsverloop van meer dan twee jaren achtereenvolgens met werkzaamheden is belast, wordt hem alsnog een aanstelling in tijdelijken dienst uitgereikt, gerekend met ingang van den dag, waarop de arbeidsovereenkomst is aangevangen"." en het amendement No. 22 van de heeren Beekenkamp, van Es, Lombert en van der Reijden, luidende: „Aan art. 16 worde een derde lid toegevoegd: 3. Wanneer zich bij de sollicitanten voor een vacante betrek king een ambtenaar/werkman bevindt, die reeds in dienst der gemeente Leiden is, geniet deze, wanneer hij overigens in bekwaamheid, geschiktheid en ijver gelijk staat met anderen en zich geen redenen van dienstbelang daartegen verzetten, de voorkeur." De heer Kuipers zegt, dat na een tweejarigen onafgebroken diensttijd zeker wel gebleken is, dat er blijvend behoefte is aan iemand's werkzaamheiddan is er alle aanleiding dien diensttijd te doen medetellen voor pensioen. Het is den laat- sten tijd gewoonte geworden, dat meerdere personen meer dan 2 jaar in tijdelijken dienst of op arbeidscontract zijn. Hier moet een regeling getroffen, dat die personen na 2 jaar een vaste aanstelling krijgen. De heer Manders vestigt de aandacht op de nadeelen, die aan de aanneming van het amendement van den heer Kuipers c. s. verbonden zijn. Wanneer b. v. de werkzaamheden 3 of 4 jaar duren, zal men iemand, met wien een burgerrechtelijke arbeidsovereenkomst is gesloten, geen tijdelijke of vaste aanstelling geven, maar hem, door de bepalingen gedrongen, vóórdat hij twee jaar in dienst is, ontslaan en hem óf door een ander vervangen, óf na b. v. een maand opnieuw in dienst nemen. Zoo iets is niet in het belang van den contractant. Rechtstoestand (jemeentepersoneel. (Manders e.a.) Spreker ontraadt den Raad dan ook de aanneming van dit amendement. De heer Tepe zegt, dat, nog afgezien van de wensclielijk- heid en de mogelijkheid van uitvoering van het amendement, zooals het door den heer Kuipers c. s. is voorgesteld, het amendement in ieder geval in het ambtenarenreglement niet thuis behoort. De gemeente moet een speciaal reglement maken, regelende de gevallen waarin en de voorwaarden, waaronder door of vanwege de gemeente indienstneming op arbeidsovereenkomst kon plaats hebben, en dit zal geschieden, gelijk spreker meermalen in den Raad heeft medegedeeld, zoodra het onderhavige reglement is vastgesteld. In het onder havige reglement kan men geen bepalingen opnemen omtrent de aanstelling van personeel, welks rechtstoestand in ge heel andere verordeningen geregeld is. Indien het juist zou zijn te bepalen hetgeen spreker betwist ,dat degenen, die gedurende twee achtereenvolgende jaren op arbeids contract werkzaam zijn geweest, een tijdelijke aanstelling- moeten ontvangen, zou een bepaling daaromtrent opgenomen moeten worden in de verordening, die zal gelden voor het personeel, dat op arbeidscontract is aangesteld. De heer Verweij kan over hetgeen de Wethouder het laatst gezegd heeft niet debatteeren, omdat hij niet weet, of het juist is. Spreker meent, dat het amendement hier wel op zijn plaats is, omdat hoofdstuk II handelt over de aanstelling en bevordering van het personeel. Intusschen blijkt, dat dit onderwerp later opnieuw aan de orde zal komen. Spreker zal allerminst de juistheid van het door den heer Manders aangevoerde bezwaar ontkennen. De voorstellers van het amendement hebben echter bedoeld goed te doen uitkomen, dat een ambtenaar, die twee jaar in dienst van de gemeente is geweest, redelijkerwijze recht heeft op een vaste aanstelling, wanneer overigens aan zijn diensten behoefte bestaat. Men heeft het bedoeld als een tegenwicht tegenover het feit, dat b. v. aan de Lichtfabrieken personen werkzaam zijn, die sinds jaar en dag zonder onderbreking de gemeente hun diensten hebben bewezen zonder, om welke reden dan ook men voert hoofdzakelijk bezuinigingsmotieven aan een vaste aanstelling te hebben gekregen. Deze menschen moeten eénig houvast hebben aan de verordening, zoodat zij niet afhankelijk zijn van alle mogelijke willekeur, maar wanneer zij overigens aan de gestelde eischen voldoen, aanspraken kunnen doen gelden op een vaste aanstelling. Spreker erkent bij den bouw van het nieuwe Raadhuis zullen personen langer dan 2 jaar werkzaam zijn; die zullen dan na 2 jaar weg moeten, hetgeen in de practijk tot moeilijkheden aanleiding kan geven. Sprekers bedoeling is echter, dien personen, die regelmatig hun diensten ten bate van de gemeente hebben gegeven, eenig houvast te geven ten aanzien van een vaste aanstelling, hetgeen op het oogenblik dikwijls al te veel te wenschen over laat. De heer Tepe zegt, dat deze zaak ter sprake moet komen en vanzelf ter sprake komt bij de verordening inzake de rechtspositie van de arbeidscontractanten. Het is werkelijk tijd verspillen er hier langer over te praten. Spreker keurt het ook niet goed, wanneer de menschen voortdurend op arbeidscontract in dienst zouden blijven, terwijl zij in aan merking behoorden te komen voor een vaste aanstelling. Dit moet echter onder het oog gezien bij de andere verordening. De heer Kuipers trekt naar aanleiding van het betoog van den Wethouder het amendement in. Aangezien het amendement No. 3 van de heeren Kuipers, Scliüller en Verweij luidende: „Ondergeteekenden stellen voor na art. 16 een nieuw artikel van den volgenden inhoud op te nemen: „Wanneer iemand, met wien een burgerrechtelijke arbeids overeenkomst is gesloten, gedurende een tijdsverloop van meer dan twee jaren achtereenvolgens met werkzaamheden is belast, wordt hem alsnog een aanstelling in tijdelijken dienst uitgereikt, gerekend met ingang van den dag, waarop de arbeidsovereenkomst is aangevangen".", is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Kuipers zegt, dat zijn amendement om in vaca tures zooveel mogelijk te voorzien door benoeming uit het personeel van den betrokken dienst, voor zich zelf spreekt en verdere toelichting niet noodig heeft. Spreker beveelt het bij den Raad aan. De heerBeekcnkamp zegt, dat zijn amendement tot het geven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 9