368 MAANDAG 3 SEPTEMBER 1934. Rechtstoestand gemeentepersoncel. (Verwcij c.a.) geldende regeling van art. 42. Zij krijgen dan een recht, dat zij door den dnur van hun arbeidsweek niet zouden hebben. De heer Tepe zegt, dat men deze gunstige regeling kan beschouwen als een compensatie voor deze categorieën van ambtenaren. Er bestaat voor Burgemeester en Wethouders geen aanleiding, in deze omstandigheden de regeling nog gunstiger te maken. De heer Wilbrink kan zich meer vereenigen met het betoog van den heer Yerweij dan met dat van den Wethouder. De havenrechercheurs zijn ingedeeld bij de ambtenaren, maar kunnen feitelijk onder de werklieden gerangschikt wor den. Het is niet gewenscht, dat men. indien voor deze „amb tenaren" wel de regeling voor de betaling der overuren geldt, in dit geval een speciaal laag tarief vaststelt. Het is billijk, dat deze groep van het personeel valt onder de regeling, die voor de werklieden wordt vastgesteld; het is niet anders dan normaal. De belooning van 50 cent per uur is voor deze groep te laag. Het amendement No. 8 van de heeren Kuipers, Verweij en Schüller wordt verworpen met 17 tegen 15 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Tol, Bergers, Wilmer, Beekenkamp, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn, Meijnen, Eikerbout, Bosman, van Eecke, Tobé, van Es, van der Reijden, Coster en Lombert. Vóór stemmen: de heeren Schoneveld, Koole, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Vos, Kooistra, van Rosmalen, van Stralen, Wilbrink, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kuipers, Vallentgoed, Verweij en Manders. Artikel 41 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 42, waarvan het derde en vierde lid door Burgemeester en Wethouders nader in dien zin zijn gewijzigd, dat zij luiden: „3. Aan den werkman, die niet in afwisselenden dienst is, wordt op feestdagen, voor zoover de dienst zulks toelaat, verlof verleend met behoud van zijn gewone wedde. Hij echter, die op feestdagen ingevolge daartoe bekomen opdracht arbeid verricht, ontvangt over de week, waarin de feestdagen vallen, boven zijn gewone wedde over die week: a. zoovele malen zijn uurloon als hij op die feestdagen, zonder overschrijding van den normalen arbeidsduur, uren arbeid heeft verricht; b. behoudens het bepaalde in artikel 43, voor elk uur arbeid op die feestdagen, waarmede de normale arbeidsduur wordt overschreden, zijn uurloon, verhoogd met 100 4. De werkman in afwisselenden dienst, die op feestdagen arbeid verricht, ontvangt over de week, waarin de feest dagen vallen, boven zijn gewone wedde over die week: a. zoovele malen de helft van zijn uurloon als hij op die feestdagen binnen zijn, door het dienstrooster aangewezen, gewonen werktijd, uren arbeid heeft verricht; b. zoovele malen zijn uurloon als hij op die feestdagen, zonder overschrijding van den normalen arbeidsduur en binnen den door het dienstrooster aangewezen werktijd,uren arbeid heeft verricht in een anderen dienst, dan waarvoor hij volgens het dienstrooster was aangewezen; c. behoudens het bepaalde in artikel 43, zoovele malen zijn uurloon, verhoogd met 100 als hij op die feestdagen boven den normalen arbeidsduur uren arbeid heeft verricht." Bij dit artikel komen tevens aan de orde: 1°. het amendement No. 9 van de heeren Kuipers, Verweij en Schüller, luidende: „Ondergeteekenden stellen voor in art. 42 van het ontwerp- ambtenarenreglement sub a en b van lid 2 te doen vervallen en in plaats daarvan te lezen: a. voor uren, vallende tusschen 6 uur 's morgens en 10 uur 's avonds, het uurloon, verhoogd met 25 b. voor arbeid op den vrijen Zaterdagmiddag, het uurloon, verhoogd met 50 In sub d worde na „Zondagen" ingevoegd „en feestdagen"." 2°. het amendement No. 20 van den heer Eikerbout, luidende „Ondergeteekende stelt voor Art. 42 alinea 2 onder a te doen vervallen. voor b te leien: a „voor uren, aansluitende aan den gewonen werktijd en niqt vallende onder c voor elk uur het uurloon, verhoogd met 25 Rechtstoestand gemcenlepersonecl. (Eikerbout c.a.) De heer Eikerbout zegt, dat het volgens de collectieve con tracten in het algemeen usance is, voor overuren direct na den gewonen werktijd 25 extra te betalen. Voor overuren wordt 25 extra betaald, in hoofdzaak opdat er zoo weinig mogelijk overgewerkt zal worden. Op grond daarvan heeft spreker zijn amendement ingediend. Ten aanzien van art. 42, lid 3 en 4, meent spreker, dat de feestdagen met de Zondagen gelijkgesteld moeten worden, terwille van de uniformiteit, welke elders tusschen beide bestaat, zoodat ook voor de feestdagen 100 extra wordt uitbetaald, in plaats van 50 en 100 Waarom wordt dit verschil gemaakt? De heer Verweij stelt voor, voor overwerk op den vrijen Zaterdagmiddag 50 extra te betalen. Waar in het parti culier bedrijf het overwerk op den Zaterdagmiddag als regel, hoewel er in normale tijden ook wel contracten zijn met 50 met 25 extra wordt betaald, ziet spreker geen reden om met dit deel van het amendement-Verweij mee te gaan. Spreker zou dus willen, dat het College zijn amendement overnam en ook inzag, dat het voor den gang van zaken veel beter is, ook voor de direct op den werktijd volgende over uren een vergoeding van 25 extra te betalen en dat ten aanzien van de betaling van overwerk de Zondagen gelijkge steld werden met de feestdagen. De heer Verweij en de zijnen meenen. dat een regeling van de betaling der overuren zoo goed mogelijk moet zijn, nu in de practijk overwerk, waarvan zij in principe tegenstanders zijn, noodzakelijk is, en hebben daarom hun amendement ingediend, waarvan de kennelijke strekking is, in de voorge stelde regeling een verbetering te brengen. Spreker en de zijnen oordeelen, dat feestdagen volledig gelijk te stellen zijn met Zondagen. Spreker gevoelt er zeer veel voor, het derde lid van art. 42 geheel te schrappen. Iedereen is graag vrij op Zon-en feest dagen. Moet iemand, die volgens zijn dienstverband en zijn dienstrooster op een Zon- of feestdag vrij zou zijn, toch op dien dag arbeiden, dan bestaat er voor de overheid geen reden om voor dit overwerk geen extra vergoeding te geven. Natuur lijk is het wenschelijk, dat de gemaakte uren zooveel mogelijk in vrijen tijd worden teruggegeven, maar op grond van den extra arbeid hebben de betrokkenen aanspraak op een ver goeding voor overwerk. De heer Tepe zegt, dat voor het personeel de door Burge meester en Wethouders voorgestelde regeling van de ver goeding voor overwerk gunstiger is dan de bestaande regeling. Volgens de laatste regeling is de vergoeding voor overwerk voor de eerste 2 uren, aansluitende aan den gewonen werktijd, voor elk uur het uurloon; voor het 3e en 4e uur, voor elk uur het uurloon vermeerderd met 10 voor elk volgend uur, het uurloon vermeerderd met 30 Het is iets bijzonders, dat in de tegenwoordige omstandigheden een bepaling wordt voorgesteld, die een financieele verbetering voor het perso neel beteekent en dus een verhooging van de financieele lasten voor de gemeente meebrengt. De strekking van de amendementen is, de verbetering te vergrooten en in de verdediging van zijn amendement heeft de heer Eikerbout aangevoerd, dat door de aanbrenging van de door hem voor gestelde wijziging hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het amendement van den heer Kuipers c. s. de leiding gevende personen, beseffende dat het laten verrichten van overwerk een extra uitgave van 25 van het uurloon voor de gemeente meebrengt, zullen trachten het overwerk zooveel mogelijk te beperken. Met evenveel recht kan men daartegen over stellen, dat anderzijds een dergelijke bepaling juist het maken van overuren zal stimuleeren; aldus wordt het voor het personeel verleidelijk gemaakt, overwerk te verrichten. Nu is het waar, dat het niet het personeel is, dat dit uitmaakt, maar het kan wel op zoodanige wijze werken, dat het ver richten van overwerk onder bepaalde omstandigheden nood zakelijk blijkt te worden. Met andere woorden, het personeel zal door een dergelijke bepaling in zijn ijver kunnen verslappen, alleen omdat daardoor overwerk verricht zou moeten worden, waarvoor het 25 extra ontvangt. Omdat het niet aangaat nog een schepje te doen op de verbeteringen, door het College voorgesteld, ontraadt spreker beide amendementen ten sterkste. Inzake de voorgestelde invoeging van de woorden „en feestdagen" wijst spreker op de voorgestelde wijziging van artikel 42, lid 3 en 4. Deze wijziging was in hoofdzaak een redactiewijziging, die noodzakelijk was geworden, omdat men in de aanvankelijke redactie verzuimd had voldoende onderscheid te maken tusschen het verrichten van arbeid op feestdagen binnen en buiten den gewonen werktijd, dus tus schen de vergoeding voor den arbeid op feestdagen binnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 20