MAAMDAG 3 SEPTEMBER 1934.
365
Rechtstoestand gemeentepersoneel.
(Tepe c.a.)
De heer Tepe zegt, dat inderdaad het amendement-Kuipers
c.s. hetzelfde geldt in nog sterker mate van de amendemen
ten-van Weizen en van het amendement-Kuipers c.s. op artikel
31 tengevolge zou hebben een aanmerkelijke verzwaring van
de kosten voor de gemeente. Het door den heer Eikerbout
genoemde cijfer is ongeveer juist voor wat betreft dit amen
dement-Kuipers; aanneming daarvan zou voor de gestichten
Endegeest en Rhijngeest alleen een verzwaring van lasten
beteekenen van 30.000.en voor de havenrechercheurs
en brugwachters een van 10.000.Aangezien de heer
van Weizen nog iets verder gaat met de beperking van den
arbeidsduur, zouden diens amendementen de gemeente nog
meer kosten. Men moet zich wel realiseeren, dat bij aanneming
van amendementen als deze de daardoor veroorzaakte
onkosten op andere wijze gevonden zullen moeten worden.
Het is zeer zeker niet denkbeeldig, dat men, hoe ongaarne
ook, dan naar het middel van de algemeene salarisverlaging
zal moeten grijpen, want ten slotte moet men op de een of
andere wijze het geld krijgen.
Is het in de tegenwoordige omstandigheden wel raadzaam,
een zoodanige verkorting van den arbeidsduur toe te passen,
dat men daardoor blijft beneden de grens, die door de Arbeids
wet aangegeven wordt? Men mag in het algemeen aannemen,
dat de Arbeidswet een redelijk ethisch maximum heeft
vastgesteld. Was dit niet het geval, dan zou het zeer zeker
niet in de eerste plaats op den weg van de gemeente liggen
in de tegenwoordige penibele tijdsomstandigheden op eigen
gelegenheid te avonturen, maar lag het veeleer op den weg
van den Rijkswetgever in de wet bepalingen op te nemen,
waarbij wel rekening met een behoorlijk ethisch maximum
wordt gehouden.
Spreker meent echter op goede gronden te kunnen ont
kennen, dat er van een onbehoorlijk ethisch maximum
sprake is. Het zou een zeer verkeerde politiek zijn, indien
thans een bepaalde gemeente in belangrijke mate verder
ging dan de grenzen, welke in de Arbeidswet zijn getrokken.
De voorgestelde regeling is voor de verplegenden van de
gestichten gunstiger dan de bepaling van de Arbeidswet,
die een maximum arbeidstijd van 55 uur per week aangeeft,
terwijl men in dit reglement een maximum van 54 uur per
week voorstelt.
Bij aanneming van de amendementen zou men moeten
zoeken naar de middelen om de daaraan verbonden kosten
te dekken.
De uitgaven der gemeente zullen stijgen met 40.000.
per jaar door de aanneming van het amendement-Kuipers
en met 10.000.per jaar, indien het amendement van
dezelfde heeren op art. 31 wordt aangenomen.
De aanneming van het amendement van den heer Kuipers
c.s. beteekent niet alleen een benadeeling van de gemeente,
maar kan ook indirect een verslechting van de algemeene
positie van de ambtenaren over de geheele linie ten gevolge
hebben. Spreker geeft den Raad dan ook met klem in over
weging, de amendementen niet aan te nemen.
De heer Verweij vestigt er de aandacht op, dat de gemeente
Leiden na de aanneming van het amendement van den heer
Kuipers c.s. geen uitzonderingspositie in het land zal in
nemen, want in tal van gemeenten wordt de achturige werk
dag, en in verband daarmede de 48-urige werkweek, nog
ten volle gehandhaafd. Alleen doordat men in Leiden nog
niet is overgegaan tot datgene, waarin andere gemeenten
Leiden voorgingen, heeft men thans niet datgene, wat in
het amendement wordt voorgesteld. Op het oogenblik toch
gaan er stemmen op om te trachten de werkloosheid te ver
minderen door invoering van de 40-urige werkweek. Spreker
geeft onmiddellijk toe, dat incidenteel tot dien maatregel
een gemeente als Leiden niet kan overgaan; de 40-urige
werkweek zal internationaal zijn of ze zal niet zijn. Er zijn
motieven aan te voeren, waarom invoering van dien maat
regel, vooral met het oog op de positie der gemeentebedrijven,
minder gewenscht is, maar die bezwaren gevoelt spreker
niet ten aanzien van den door hem voorgestelden arbeidsduur
voor het gemeentepersoneel. Tegenover de financieele be
zwaren, die spreker erkent, stelt hij dat daardoor weer werk-
loozen aangesteld kunnen worden, die nu ten laste van de
Overheid komen. Het bedrag van 45.000.door den Wet
houder genoemd, moet dus worden verminderd met de
daardoor bereikte besparing op de steunuitgaven. Waar
Leiden dus in dit opzicht absoluut niet een unicum zal zijn,
maar verschillende andere gemeenten, die in dezelfde om
standigheden verkeeren, dit ook gedaan hebben, is invoering
van dezen maatregel in de gegeven omstandigheden ver
antwoord.
De heer Manders zegt, dat zijn gedachten in vele opzichten
Rechtstoestand gemeentepersoneel.
(Manders e.a.)
parallel gaan met die van den heer Verweij. Een ethisch
maximum aan arbeid, noch een ethisch minimum aan loon
hebben met deze zaak iets te maken. Als spreker den Wet
houder goed begrepen heeft, zou men tenslotte misschien tot
salarisvermindering moeten overgaan bij de verkorting van
den arbeidsduur; de consequentie zou zijn dat, wanneer
het salaris te laag was en men zou het willen behouden, men
zou moeten overgaan tot verlenging van den arbeidsduur.
Die redeneering van den Wethouder is krom; dat is in geen
geval mogelijk. Spreker is er reeds lang voor geweest den
werktijd te verkorten, niet omdat het ethisch maximum te
hoog zou zijn, in het geheel nieter is nu eenmaal geen werk
genoeg voor alle menschen voor den tijd, gedurende welken
op het oogenblik gewerkt wordter is niet voor alle menschen
voor 48 uur per week arbeid; daarom moet men komen
tot een logische arbeidsverdeelingdat begint men hoe
langer hoe meer in te zien; in verschillende bedrijven is de
arbeidsduur reeds verkort, ook hier te lande. Het is gewenscht
den arbeidsduur zooveel mogelijk te bekorten. Volgens den
heer Verweij kan dat niet incidenteel, maar moet dat inter
nationaal gebeuren. Spreker gelooft dat ook nog niet eens.
Het zal voor de gemeente Leiden misschien moeilijk zijn,
het op zich zelf te doen, maar men moet er ergens mede
beginnen, aangezien het anders in het geheel niet tot stand
komt. Het behoeft niet te wachten op een internationale
regeling. Een land, dat de zaken logisch zou beoordeelen,
zijn werkloozen aan werk zou willen helpen en den arbeidstijd
normaal zou willen verdeelen, zou zeker middelen weten
te vinden om, waar het toch voldoende levensmiddelen
heeft en alle menschen ban helpen aan eten en kleeding,
den arbeidstijd regelmatig over de verschillende groepen te
verdeelen en daarbij te zorgen, dat ieder een behoorlijk
bestaan heeft.
Spreker zal dan ook zijn stem aan de amendementen geven.
De heer Eikerbout meent, dat de heer Manders niet kan
verantwoorden, wat hij heeft gezegd. Spreker kent maar één
bedrijf, waarin de arbeidstijd is verkort van 48 tot 40 uur
per week met behoud van het volle loon, n.l. het bedrijf
van de N.V. Bruynzeel. In de andere bedrijven is het loon
in evenredigheid met den arbeidstijd verminderd. Het zal
niet de bedoeling van den heer Manders zijn, dat een ver
korting van den arbeidstijd voor het personeel een loons
verlaging meebrengt, maar toch gaat het dien kant uit,
wanneer hij zegt, dat in verschillende bedrijven korteren tijd
gewerkt wordt.
De heer Wilbrink sluit zich volkomen aan bij het betoog
van den Wethouder. Evenmin als de gemeente kan overgaan
tot de invoering van de *40-urige werkweek, aangezien zij
daardoor in een uitzonderingspositie zou worden geplaatst,
kan zij de sociale positie van een klein deel van het personeel
verbeteren, indien daarmede een vergrooting van de uitgaven
voor de gemeente gepaard gaat. Ook al zou men voor het
personeel, dat hoofdzakelijk waakdiensten verricht, de
48-urige werkweek voldoende vinden, dan nog geldt ook
hierbij het argument, dat verkorting van den arbeidsduur
om financieele redenen niet mogelijk is. Wanneer door de
verbetering van de positie van een deel van het personeel
het overige personeel de dupe wordt, doordat het salaris zou
verlaagd moeten worden, zou de bestaande verhouding
worden verbroken.
Het is jammer, dat de Roomsch-Katholieke Staatspartij
de Koningin niet heeft geadviseerd den heer Manders in
plaats van den heer Steenberghe tot Minister van Econo
mische Zaken te benoemen. Men had ook dan een lid van
de eigen partij als Minister gekregen, maar bovendien zou
de 40-urige werkweek zijn ingevoerd en zou het land bevrijd
zijn van de werkloosheid. Een van de coalitie-partijen zou
dan getoond hebben meer vooruitstrevendheid te bezitten
dan men in dezen tijd van de S.D.A.P. zou kunnen hopen
of verwachten.
De amendementen Kis 16 en 17 van den heer van Weizen,
tegelijk in stemming gebracht, worden verworpen met 20
tegen 10 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Schone veld, van Tol, Vos,
Bergers, Wilmer, de Reede, Tepe, Splinter, Romijn, Meijnen,
Eikerbout, van Rosmalen, Wilbrink, Bosman, van Eecke,
Tobé, van Es, van der Reijden, Ooster en Lombert.
Vóór stemmen: de heer Koole, mevrouw de Clerde Bruijn,
de heeren Kooistra, Groeneveld, van Eek, mevrouw Brag-
gaarde Does, de heeren Kuipers, Vallentgoed, Verweij en
Manders.