MAANDAG 3 SEPTEMBER 1934. Rechtstoestand gcmeentepcrsoneel. (Beekenkamp e.a.) van de voorkeur bij vacatures aan personen, reeds in dienst der gemeente, niet ingegeven is door voorliefde voor autarkie, door lokaal protectionisme of chauvinisme, doch is ingediend in het belang van de ambtenaren en werklieden van Leiden, opdat dezen bij sollicitaties de voorkeur genieten boven per sonen uit andere gemeenten. Dit is niet alleen in het belang van de ambtenaren, maar ook in dat van de gemeente zelf, omdat door een dergelijke bepaling toch onwillekeurig de ijver en de toewijding der ambtenaren geprikkeld zullen worden, aangezien zij daardoor meer gestimuleerd worden hun best te doen, teneinde bij een eventueele vacature in aanmerking te komen voor benoeming. Spreker weet wel, dat er tegen dit denkbeeld bezwaren zijn aan te voeren. Als eerste bezwaar zou men kunnen aanvoeren, dat deze bepaling geheel en al overbodig is, aangezien een dergelijke gedragslijn reeds in de gemeente gevolgd wordt. Het is een eisch van goed gemeentelijk beleid, een geschikten ambtenaar te bevorderen, wanneer daartoe de mogelijkheid bestaat. Spreker kan dit echter niet als een bezwaar gevoelen, want indien het reeds gewoonterecht is, is er geen enkel be zwaar tegen het tot geschreven recht te maken. Men zou ook als bezwaar kunnen aanvoeren, dat indien een dergelijke bepaling bestaat en bij een eventueele sollicitatie een Leidsche sollicitant wordt gepasseerd, dit ongetwijfeld aanleiding zal geven tot onverkwikkelijke debatten in den Raad, omdat men den Wethouder bij een interpellatie zal vragen, waarom hij wel A en niet B benoemd heeft. De Wet houder zal dan verplicht zijn mede te deelen, dat de directeur van den betrokken dienst den gepasseerden ambtenaar niet geschikt acht of meent, dat deze in ijver en toewijding te kort schiet. Men krijgt dan ongewenschte debatten over den per soon van den ambtenaar of werkman. Spreker vindt dit argument wat gezocht en gelooft, dat men in dergelijke omstandigheden denzelfden toestand zal krijgen als de bepaling niet in het reglement is opgenomen. Verder zal men redeneeren: de ambtenaren en werklieden zullen bij aanneming van het amendement aan art. 16 een recht ontleenen. Ook wanneer een gewoonterecht bestaat, zal de ambtenaar of de werkman zich daarop beroepen en zal men dezelfde on verkwikkelijke debatten in den Raad krijgen. Spreker heeft zijn amendement bovendien aldus geredigeerd, dat het gemeentebelang door alle mogelijke waarborgen wordt beschermd. Er is sprake van „bekwaamheid, geschikt heid en ijver". Spreker legt vooral den nadruk op de bekwaam heid. Gesteld: bij het gesticht „Endegeest" is een vacature van administratief ambtenaar; de gemeente Leiden heeft een eigen ziekenhuis. Een ambtenaar, werkzaam bij de af- deeling „Administratie" van het gemeentelijke ziekenhuis, solliciteert naar de vacante betrekking. Indien hij overigens gelijkstaat met goede sollicitanten van elders, zal hij zeer ernstig voor de benoeming in aanmerking moeten komen, aangezien hij precies op de hoogte is van het bijzondere werk, dat een administratief ambtenaar bij de gestichten als dit moet verrichten. Indien echter een administratief ambtenaar, werkzaam bij de Lichtfabrieken, het bedrijf van de Waterleiding of het Slachthuis, in het gestelde geval solliciteert, daarbij vermel dende, dat hij boekhoudkundig ambtenaar is, zal spreker achter diens sollicitatie een vraagteeken plaatsen, omdat deze ambte naar niet speciaal op de hoogte is van de vereischten, waaraan een boekhouder of administrateur bij een ziekenhuis moet voldoen, aan wien bijzondere eischen worden gesteld en die een speciale kennis moet bezitten. Het woord „bekwaamheid" heeft hier dus wel degeüjk be- teekenis. Sprekers amendement verdient de voorkeur boven het amendement No. 2 van den heer Kuipers c. s„ aangezien spreker speciale eischen noemt, waaraan de ambtenaar moet voldoen, terwijl amendement No. 2 zich kenmerkt door vaag heid. De uitdrukking „zooveel mogelijk" is veel te ruim en te vaag. Spreker beveelt daarom de door hem gekozen be perkte, volgens sommigen misschien al te beperkte, redactie bij den Raad aan. Het geeft uitdrukking aan een algemeen beginsel, waarmede vrijwel iedereen het eens kan zijn. Het is ook in het geheel geen testimonium van wantrouwen in het College; spreker gelooft, dat dit College volkomen be reid zal zijn, goede Leidsche sollicitanten inderdaad te be noemen, maar het is van spreker toch te veel gevergd bij voorbaat reeds zijn vertrouwen uit te spreken in een eventueel volgend College, welks leden hij niet kent. Om die later te herinneren aan een vroegere goede gewoonte hier beveelt spreker dit amendement aan. De heer Bosman zal stemmen zoowel tegen het amendement- Rechtstocsland gcmcentcpersonccl. (Bosman e.a.) Beekenkamp als tegen dat van den heer Kuipers. Spreker ge voelt over het algemeen niets voor uitschakeling van de mede dinging van sollicitanten van buiten Leiden; het werkt dik wijls zeer verfrisschend op een corps, wanneer men van buiten de gemeente nieuwe goede krachten betrekt. Bovendien heeft men, door de voorkeur van stadgenooten, groote kans, dat goede krachten van buiten niet meer solliciteeren en dat als revanche de Leidenaxen elders uitgesloten worden, bij vaca tures. Spreker ziet in het amendement dan ook niet het minste nut. Wanneer een Leidenaar even goed is als iemand van buiten Leiden, heeft hij toch al van zelf eenige voorkeur. Het amendement-Kuipers gaat nog veel verder dan dat van den heer Beekenkamp; de heer Kuipers wil heelemaal het groepsegoïsme invoeren en zich bij vacatures uitsluitend tot den betrokken dienst beperken. Al die beperkingen gaan natuurlijk ten koste van het belang van den dienst. Spreker gevoelt niets voor al die verderfelijke onderonsjes. Wanneer uit Leiden inderdaad voortreffelijke personen solliciteeren, zullen zij even goed benoemd worden als een anderzij zullen eerder nog iets vóór hebben. Uit dien hoofde bestaat er dan ook geen enkel motief om de mededinging van andere krachten uit te sluiten. De heer Wilbrink verklaart zich tegen beide amendementen; spreker ziet er niet zooveel verschil in; het amendement- Kuipers spreekt ook van „zooveel mogelijk". Het is toch zeer goed mogelijk, dat het hoofd van den dienst het juist ge- wenscht acht, iemand van buiten er in te brengen. Wanneer in Gemeentedienst de benoemingen steeds stelselmatig uit het bedrijf zelf geschieden, dan zal het systeem hier spoedig zoo zijn, dat het achterstaat bij alle mogelijke systemen, ge volgd in het particulier bedrijf en bij andere Overheids diensten. De gemeentehuishouding van Leiden in haar onder scheiden onderdeelen maakt het noodzakelijk, dat er ver schillende malen versch bloed in wordt gebracht, dat telkens bekwamen personen, die elders hetzij in particuliere betrek kingen, hetzij in overheidsdienst werkzaam waren, gelegen heid wordt gegeven in Leiden de leiding op zich te nemen, zoodat men de denkbeelden aan elkaar kan toetsen en liet gevaar van verstarring ontgaat. Het is mogelijk, dat indien een ambtenaar, die met ijver en toewijding zijn taak ver richt en over wien het College in het geheel geen klachten heeft, solliciteert naar een vaceerende betrekking, het Col lege het wenschelijk acht iemand van buiten te benoemen, die de zaken frisch aanpakt en voor het overige personeel een stimulans vormt, hetgeen den belangen der gemeente ten goede komt. In dat geval zullen Burgemeester en Wethouders evenwel, indien het amendement van den heer Beekenkamp is aangenomen, moeten bewijzen, waarom de eene sollicitant geschikter en bekwamer is dan de andere. Dit is niet bevor derlijk voor het prestige van den ambtenaar, die reeds in dienst van de gemeente is en het kan ook niet bevorderlijk zijn voor den dienst in het algemeen. Het zou veel verstandiger en ook veel meer in het belang van de gemeente en de hoofdambtenaren zijn, het amende ment van den heer Beekenkamp c. s. niet aan te nemen en Burgemeester en Wethouders op den ingeslagen weg te laten voortgaan, zoodat voor zoover het met het gemeente belang vereenigbaar is personen worden benoemd, die reeds in gemeentedienst werkzaam zijn en voor bevordering in aanmerking komen, terwijl Burgemeester en Wethouders vrij blijven personen van buiten te benoemen, zonder dat zij daarmede op anderen een stempel drukken. Sprekers bezwaren zijn zoo overwegend, dat hij zijn stem niet aan het amendement van den heer Beekenkamp c. s. kan geven. De heer Verweij heeft evenals de heer Bosman een grooten hekel aan onderonsjes, die spreker niet in het belang acht ■van een goed functionneeren der gemeentelijke diensten. Bij de indiening van het amendement van den heer Kuipers c.s. is men echter uitgegaan van de gedachte, dat het tot de taak van den werkgever in dit geval de gemeente behoort in de verschillende bepalingen voldoende waardeering voor den geleverden arbeid tot uitdrukking te doen komen. Het kan gebeuren door de aandacht van de ambtenaren voort durend te vestigen op de mogelijkheid van bevordering, indien zij hun uiterste best doen. Dit systeem, dat reeds in verschillende gemeenten is toegepast, heeft niet tot de minste klachten aanleiding gegeven. De heer Wilbrink heeft zich beijverd in het opsommen van verschillende bezwaren, welke tegen het amendement kunnen worden aangevoerd. Heeft hij zich wel eens ingedacht in de geestesgesteldheid van een ambtenaar, die b.v. bij promotie voortdurend wordt genegeerd? Een dergelijke mentaliteit van zoo'n ambtenaar acht spreker ook niet in het belang van den dienst. Spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 10