- - 164 Artikel 3. 1. Als inkomen, bedoeld in artikel 2, wordt aangemerkt het volgens de bepalingen der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 berekende zuiver inkomen, na toepassing van den kinderaftrek, bedoeld in art. 38 dier wet, dat in aan merking is genomen voor den aanslag in de Rijksinkomsten belasting over het bij den aanvang van het schooljaar loopende belastingjaar. 2. Als inkomen der weduwe, wier man is overleden na 1 Mei van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde belastingjaar, wordt aangemerkt het zuiver inkomen, na kinderaftrek, waarnaar zij in de Rijksinkomstenbelasting zou worden aan geslagen, indien zij zich op den dag van het overlijden van haar echtgenoot hier te lande had gevestigd. 3. Indien de ouders ieder afzonderlijk in de Rijksinkomsten belasting zijn aangeslagen, wordt het schoolgeld berekend over het gezamenlijk inkomen, verminderd met den kinder aftrek in het eerste lid van dit artikel genoemd. 4. Voor hen, die niet in de evengenoemde belasting worden aangeslagen, wordt het zuiver inkomen geschat door Burge meester en Wethouders, met toepassing van den kinderaftrek in het eerste lid van dit artikel genoemd. Artikel 4. 1. Yoor hen, voor wie binnen vier maanden na den aanvang van het schooljaar nog geen aanslag in de Inkomstenbelasting is vastgesteld, wordt in afwachting van de vaststelling van dien aanslag, een voorloopige aanslag in het schoolgeld opgelegd. Het zuiver inkomen en de kinderaftrek worden in dat geval door Burgemeester en Wethouders bepaald over eenkomstig de bepalingen der Wet op de Inkomsten belasting 1914. 2. Indien de aanslag in de Inkomstenbelasting is vast gesteld, wordt de aanslag in het schoolgeld definitief geregeld. Van dien definitieven aanslag blijft een bedrag gelijk aan dat van den voorloopigen aanslag buiten invordering. Is de definitieve aanslag in het schoolgeld lager dan de voor loopige aanslag, dan wordt deze ambtshalve verminderd met het verschil. Artikel 5. De heffing geschiedt naar het inkomen en het bedrag, aangegeven in de volgende tabellen: TABEL I. Het schoolgeld bedraagt per jaar aan de scholen voor gewoon lager onderwijs: 1000.— - - - - 1 1000.— 1200.— 1400.— 1600.— 1800.— 2000.— 2200.— 2400.— 2700.— 3000.— 3300.— 3600.— 4000.— 4400.— 4800.— 5200.— 5600.— 6000 6400.— 6800.— 7200.— 7600.— 8000.— 8400.— 8800.— 9200.— 9600.— 10000.— 10400.— 10800.— 11200.— 11600.— 12000.— 12400.— 12800.— 13200.— 13600.— 14000.— tot n j j n n 11 n n en meer beneden Bij een inkomen, bedoeld in artikel 3, van: Per leerling, indien bij het bepalen van het inkomen, bedoeld in artikel 3, rekening is gehouden, met: tel 3, van: Geen of 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen 6 kinderen 7 en meer kinderen 1200.— 5.80 5.10 4.40 3.70 3.— 2.60 2.60 1400.— 7.20 6.30 5.40 4.50 3.60 2.70 2.60 1600.— 8.80 7.70 6.60 5.50 4.40 3.30 2.60 1800.— 10.50 9.20 7.90 6.60 5.30 4.— 2.70 2000.— 12.30 10.80 9.30 7.80 6.30 4.80 3.30 2200.— 14.20 12.50 10.80 9.10 7.40 5.70 4.— 2400.— 36.20 14.30 12.40 10.50 8.60 6.70 4.80 2700.— 18.70 16.50 14.30 12.10 9.90 7.70 5.50 3000.— 21.30 18.80 16.30 13.80 11.30 8.80 6.30 3300.— 24.— 21.20 18.40 15.60 12.80 10.— 7.20 3600.— 26.80 23.70 20.60 17.50 14.40 11.30 8.20 4000.— 30.30 26.80 23.30 19.80 16.30 12.80 9.30 4400.— 34.— 30.10 26.20 22.30 18.40 14.50 10.60 4800.— 38.20 33.80 29.40 25.— 20.60 16.20 11.80 5200.— 43.— 38.— 33.— 28.— 23.— 18.— 13.— 5600.— 48.— 42.50 37.— 31.50 26.— 20.50 15.— 6000.— 53.— 47.— 41.— 35.— 29.— 23.— 17.— 6400.— 58.— 51.50 ii 45.— 38.50 32.— 25.50 19.— 6800.— 63.— 56.— 49.— 42.— 35.— ii 28.— 21.— 7200.— 68.— 60.50 53.— 45.50 38.— 30.50 23.— 7600.— 73.— 65. 57.— 49.— 41.— 33.— 25.— 8000.— 78.— 69.50 61.— 52.50 44.— 35.50 27.— 8400.— 83.— 74.— 65. 56.— 47.— 38.— 29.— 8800.— a 88.— 78.50 69.— 59.50 50.— 40.50 31.— 9200.— 93.— 83.50 74.— 64.50 55. 45.50 36.— 9600.— 98.— 88.50 79.— 69.50 60.— 50.50 41.— 10000 103.— 93.50 84.— 74.50 65. 55.50 46.— 10400.— 108.— 98.50 89.— 79.50 70.— 60.50 51.— 10800.— 113.— 103.50 94.— 84.50 75.— 65.50 56.— 11200.— 118.— 108.50 99.— 89.50 80.— 70.50 61. 11600.— 123.— 113.50 104.— 94.50 85. 75.50 ii 66.— 12000.— 128.— 118.50 109.— 99.50 90.— 80.50 71.— 12400 133.— 123.50 114.— 104.50 95.— 85.50 76.— 12800 140.— 130.— 120.— 110.— 100.— 90.— 80.— 13200.— 140.— 135.— 125.— 115.— 105.— 95.— 85.— 13600.— 140.— 140.— 130.— 120.— 110.— 100.— 90.— 14000.— 140.— ii 140.— 135.— 125.— 115.— 105.— 95.— 140.— 140.— 140.— 130.— 120.— 110.— 100.— ïi ïi ii ii ii ii n ii ii ii n ïi li ii ïi ïi li ii ii n ïi ii ii ii li li ïi ii ïi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 2