342 MAANDAG 6 AUGUSTUS 1934. Wijziging wedden personeel Districts-Keuringsdienst (Schoncveld e.a.) van Waren. de hoofdzaak, te meer waar de Minister zelf had voorgesteld, dat er na verloop van tijd een scheikundig ambtenaar bij gekomen zou zijn met ƒ2.400.tot ƒ4.000.salaris; dan had de gemeente dien ook moeten betalen. Spreker dringt er alleen op aan, dat deze verlaging zoo soepel mogelijk wordt toegepastspreker gelooft niet, dat in den gemeentedienst hier ter stede één geval is aan te wijzen van een dergelijke loonsverlaging. Daarom doet spreker een krachtig beroep op het College om te trachten deze zaak op te lossen in den door hem aangegeven geest. Tenslotte zijn het niet zulke hooge bedragen voor de gemeente, ƒ250.in dit halfjaar en in 1935 300.totaal 550.Daartegen kan dus geen overwegend bezwaar zijn, omdat het toch ook niet de opzet telijke bedoeling van den Eaad is die belooning te verlagen, maar door de tijdsomstandigheden daartoe genoodzaakt. De Wethouder drukt het nogal sterk uit, wanneer hij zegt: deze persoon mag dankbaar zijn, dat hij blijven kan: wat inkomen betreft is hij, die op wachtgeld gesteld wordt, beter af dan deze keurmeester met 2.500. De heer Komijn: Zoolang als het duurt! De heer Goslinga zegt, dat men met opwachtgeldstelling nooit beter af isaan het werk blijven is altijd het beste. De heer Schoneveld wil natuurlijk niet, dat die persoon ont slagen wordt, maar men moet die dingen zien in het raam van de omstandigheden en dan staat degene, die op het oogenblik op wachtgeld gesteld is er gunstiger voor dan zij, die in dienst zijn de een wordt over 1^ jaar gepensionneerd en de ander heeft een betrekking gekregen bij den Pensioen raad dat acht spreker voor dezen persoon juist het meest schrijnend. Het is niet sprekers bedoeling 3.200.te geven, maar hij wil een soepeler aanpassing aan het salaris van 2.500.—. Enkele raadszittingen tevoren zijn zelfs enkele salarisver- hoogingen toegekendHier kan een plooi worden gladgestreken, maar omlaag. Spreker verzoekt de positieve toezegging van den Wethouder, dat hij wil trachten die loonsverlaging in den door spreker aangegeven zin toe te passen en om dien ambtenaar te plaatsen in de groep Keurmeesters. Spreker begrijpt, dat het College niet de geheele salarisverordening kan wijzigen, maar hij acht het echter niet goed een salaris schaal op te nemen van ƒ2.500.die op niets anders gegrond is dan op de woorden van den Ministerlogischer zou het zijn dien persoon een functie als keurmeester te geven van 2.600. maximum. De heer Koole zegt, dat de Directeur van den Keuringsdienst, Dr. van Eek, uitdrukkelijk heeft verklaard, dat bij deze af vloeiing de keuringsdienst niet kan voldoen aan de eischen, welke aan dezen mogen worden gesteld. Het zal beteekenen, dat veel moet blijven liggen, dat anders wel had kunnen zijn onderzocht. Wanneer tenslotte wordt toegestaan, dat de vischkeurmees- ter behouden blijft, dan moet dit niet gepaard gaan met een salarisvermindering van 700.voor den betrokkene. Spreker dringt er daarom op aan, dat zal worden nagegaan hetgeen de heer Schoneveld in overweging heeft gegeven. De heer Schoneveld zegt, den Wethouder een meer positieve toezegging te hebben gevraagd. Als de zekerheid kan worden gegeven, dat de zaak in den door spreker aangegeven zin zal worden nagegaan en daaromtrent over eenigen tijd een mede- deeling zal worden gedaan, zal spreker zich onthouden van het indienen van een voorstel. Hij verzoekt dan, deze veror dening aan te houden totdat Burgemeester en Wethouders een beslissing hebben genomen. De heer Komijn meent, reeds voldoende te hebben toege zegd, dat de zaak nader zal worden bezien, want ook hij voelt de onbillijkheid, dat de vischkeurmeester thans deze salarisverlaging moet ondergaan. Maar op het oogenblik kan niet anders worden gedaan dan dit aanvaarden, en pas daarna kan men zien of verdere aanpassing noodig en mogelijk is. Want daarbij moet ook nader worden bekeken de positie van de centrum-gemeente Leiden tegenover de buitengemeenten, die bij den keuringsdienst zijn aangesloten en waar de visch keurmeester ook zijn functie uitoefent. Er is dus alle aanleiding om met de buitengemeenten in nader overleg te treden. Ook bij de begrooting, die bij het Departement moet worden inge zonden, zal de aandacht op de zaak worden gevestigd. Spreker meende dus, voldoende te hebben toegezegd, dat de zaak be keken zal worden. Aanhouding zou niet verstandig zijn, want inzake de inzending van de begrooting is men aan een termijn gebonden. Wijziging wedden personeel Districts-Keuringsdienst (Schoneveld e.a.) van Waren. De heer Schoneveld is dankbaar voor de toezegging van den Wethouder, maar stelt er toch prijs op, dat de beslissing over deze zaak wordt aangehouden totdat Burgemeester en Wethouders de zaak nader hebben bezien. Spreker zou daar om willen voorstellen, de beslissing aan te houden. De heer Koole zegt, dat deze zaak toch wel 2 maanden aangehouden kan worden. De heer Komijn zegt, dat aanhouding gedurende 2 maanden hiervan niet mogelijk isdoor de gemeente moeten uitbetaald worden de in de verordening vermelde salarissen; wanneer nu de oude verordening niet gewijzigd wordt overeenkomstig de voorschriften van het Departement, staat de gemeente voor de noodzakelijkheid, door te betalen de bedragen, in de oude verordening vermeld, met als gevolg dat de begrooting, die gebaseerd moet zijn op de verordening en waarop de salarissen verantwoord worden, ook niet in overeenstemming kan worden gebracht met de eischen van het Departement en dat de gemeente daarop geen goedkeuring kan krijgen, waar door die zaak administratief absoluut vastloopt. Óp het oogenblik moet men beginnen met te trachten dien visch keurmeester te behouden; ziet men diens belang zoo, dat men zegt: laten wij het risico van zijn opwachtgeldstelling maar loopen, laat het desnoods maar misloopen, meent men hem daarmede een plezier te doen, dan moet men den wensch van het Departement niet inwilligen; wil men echter met zijn persoonlijk belang rekening houden, dan moet men beginnen met hem te behouden en dan later zijn positie in een betere en meer voordeelige om te zetten. Daarom geeft spreker in overweging het voorstel-Schoneveld niet aan te nemen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Schoneveld, luidende: „Ondergeteekende stelt voor de beslissing van Ingek. Stuk No. 172 aan te houden totdat Burg. en Weth. overwogen hebben een soepeler toepassing van de verlaging voor den betrokken vischkeurmeester en de plaatsing van bedoelden ambtenaar in de salarisschaal van keurmeester". Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Eikerbout geeft in overweging, door de gemeente een suppletie te doen geven op het salaris van 2.500.tot 3.000.deze zaak met den Minister van Sociale Zaken te bespreken en dezen er op te wijzen, dat 2.500.te laag is en dat het gewenscht is, voorloopig van maand tot maand een beslissing over het te betalen salaris te nemen; stelt men dan 3.000.voor, dan kan dit nader met het Departement bezien worden; misschien zou dan een compromis getroffen kunnen worden tusschen 3.200.en 2.500.en wel op 2.800.—. In de verordening is het salaris voor keurmeester bepaald op 2.600.en dan wordt het toch te gek als men een adjunct-keurmeester op ƒ2.500.zou moeten stellen; wil men niet in strijd komen met de salarisregeling, dan zou dat toch tenminste 2.600.moeten zijn. Is het nu niet mogelijk een suppletie te verleenen, zoodat naderhand een nadere beslissing zal kunnen vallen, zonder dat men op het oogenblik de verordening zal moeten aanhouden? De heer Bergers herinnert er aan, dat de vischkeurmeester vroeger heeft geressorteerd onder het Slachthuis. De keur meesters hebben nooit kunnen begrijpen, waarom een keur meester van visch in een veel hoogere schaal moest worden ondergebracht dan een keurmeester van vleesch. Daarover is veel gemopperd, niet alleen te Leiden, maar in het geheele land. Thans gaat men de salarissen eenigszins gelijkschakelen, doch nu komt er verzet omdat de vischkeurmeester minder zal krijgen. Spreker erkent, dat het onaangenaam is voor den betrokkene, maar omgekeerd kan men zeggen, dat hij altijd te veel heeft gehad in vergelijking met de keurmeesters. In het belang van den betrokkene zelf zou spreker sterk willen ontraden te handelen gelijk de heer Schoneveld wenscht, want hij voorziet, dat de vischkeuring dan geheel zal worden opgedoekt. De heer Komijn waardeert de goede bedoelingen van den Baad ten opzichte van den vischkeurmeester, en begrijpt dat men zoekt naar een mogelijkheid om het in een uitspraak vast te leggen. Laat de Baad daarvoor echter niet deze zaak ophouden. Waar de Baad den geest van Burgemeester en Wethouders kent, doet hij beter, het College geheel vrij te laten om nader overleg te plegen met het Departement, dan een uitspraak te doen, waarvan de gevolgen op het oogenblik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 6