MAASDAG 6 AUGUSTUS 1934. 341 Dekking tekort Ver. L. Belastingophaaldienst; e a. (Koole e.a.) eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIV. Voorstel tot wijziging van de verordening betreffende de wedden van het personeel van den Districts-Keuringsdienst van Waren. (Zie Ing. St. Ho. 172.) De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Koole zegt, dat de Minister van Sociale Zaken als voorwaarde voor het behoud van den Keuringsdienst voor Leiden stelde een vermindering van de personeelsterkte van dien dienst met 3 personen, onder wie dan ook zou vallen de vischkeurmeester. De Directeur, dr. van Eek, verklaarde echter, dat deze laatste onmogelijk gemist kon worden, om dat die een geheel aparten dienst verrichtte, waarin men geheel ingewerkt moest zijn; en omdat de Keuringsdienst bij afvloeiing van 3 personen niet al het werk zou af kunnen. De vischkeurmeester moest dus gehandhaafd blijven. De Commissie voor den Geneeskundigen Dienst en den Keurings dienst heeft door bemiddeling van het College, den Minister verzocht den vischkeurmeester te handhaven, hetgeen door den Minister is toegestaan, doch onder deze voorwaarde, dat hij geen hooger loon mocht ontvangen dan 2.500. Hieruit blijkt, dat de Regeering voor de volksgezondheid zeer weinig doet en als zij wat doet, dan doet zij het nog op een koopje. Deze vischkeurmeester, een eminent persoon, die zijn werk voor de volle 100 doet, zal dan maximaal ƒ2.500.ontvangen. De sociaal-democraten zijn tegen elke loonsverlaging, om dat deze naar hun meening geen middel vormt tot econo- mischen opbouw. Maar in dit geval zullen zij hun stem niet aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders onthouden. In de eerste plaats, omdat de Raad door dit voorstel af te stem men slechts de Regeering zou blij maken, omdat het een be zuiniging van 2500.zou zijn. En in de tweede plaats, omdat zij dezen vischkeurmeester niet werkloos willen maken, doch hem juist voor Leiden willen behouden, temeer waar eenigen tijd geleden een persoon na het gebruik van visch aan vergiftiging is gestorven. De heer Sclioneveld zegt, dat de heer Koole eenigermate in zijn richting heeft gesproken, maar hij komt toch tot een andere conclusie dan deze. De bezuiniging, welke de Minister aanvankelijk had voor gesteld, was vrij drastisch. In een goed gedocumenteerd schrijven hebben Burgemeester en Wethouders den Minister van zijn oorspronkelijk idee kunnen afbrengen. De vischkeur meester kan nu tenslotte blijven op een salaris van 2500. Hu heeft het spreker getroffen, dat deze ambtenaar met 700.in salaris wordt verlaagd. Is er geen mogelijkheid den vischkeurmeester op de een of andere wijze tegemoet te komen, althans zoo, dat de verlaging over een tweetal jaren wordt verdeeld? De verlaging tot ƒ2500.zou zijn ingegaan op 1 Juli 1934, doch zou spreker in overweging willen geven, over het tweede halfjaar van 1934 het salaris te bepalen op 3000.over 1935 op 2800.en dan per 1 Januari 1936 het salaris te bepalen op 2600.en niet op 2500.Dit is mogelijk, want heeft spreker goed gelezen, dan keurt de Minister het goed, dat iets meer wordt betaald dan de Rijks salarissen, mits de gemeente het voor haar rekening neemt. Spreker zou wenschen, dat hier een weinig soepelheid werd betracht. Met het bedrag van 2600.zou men aansluiten bij de verordening van 30 Mei 1921, volgens welke een keur meester 1ste klasse een maximum van 3200.en een ge wone keurmeester een maximum van ƒ2600.heeft. Het lijkt spreker niet tactisch, daaraan toe te voegen een schaal van 2500.welke feitelijk nergens anders haar grond in vindt dan in het bloote feit, dat de Minister meent, dat de visch keurmeester 2500,moet hebben. Het zou zeker overwe ging verdienen, den vischkeurmeester te plaatsen in de schaal van keurmeester, zoodat zijn salaris 2600.bedraagt dat sluit dan aan bij de bestaande verordening en de be trokkene weet waar hij aan toe is. De begrooting voor den keuringsdienst moet toch nog bij den Minister worden inge zonden. Bij de samenstelling van de begrooting zou dan met deze opmerking rekening gehouden kim non worden. Dan zou bereikt worden wat de Minister wil, alleen zou het dan op eenigszins soepeler wijze gaan. De heer Romijn is dankbaar, dat de heer Koole bereid is, vóór dit voorstel van het Ooilege te stemmen, maar kan zich niet geheel aansluiten bij diens motiveering. Volgens den heer Koole moet men zich hierbij neerleggen, omdat de Regeering dit heeft voorgeschreven en er anders ernstiger Wijziging wedden personeel Districts-Keuringsdienst (Romijn e.a.) van Waren. maatregelen genomen zullen worden. Spreker deelt niet de meening van den heer Koole, dat de Regeering hier iets op een koopje wil doen voor de volksgezondheid; zoo is het niet; door den groei en de historische ontwikkeling van den Keu ringsdienst te Leiden paste die niet in het systeem, dat de Minister zich had gedacht, dat voor de rest van het land wel uitvoerbaar is. Dit had tengevolge, dat de Minister vasthoudt aan zijn inzichten, die neerkwamen op een bezuiniging. Men moet dus niet zeggen, dat er volksgezondheid op een koopje gedaan moet worden, maar dat er bezuinigd moet worden. De Minister heeft voorgeschreven een bepaalde formatie voor de keuringsdiensten; door de eigenaardige situatie hier ter stede kwam men een keurmeester boven de formatie, wilde de dienst zoo loopen als aanvaardbaar en verantwoord zou kunnen zijn. De Minister is bereid gevonden, met het oog op de zeer lokale omstandigheden van Leiden, goed te vinden dat een persoon boven de formatie in dienst bleef; dit is voor den betrokkene een groot voordeel. Het verzoek van het College daartoe was hierop gebaseerd, dat de vischkeur meester door zijn zeer speciale ontwikkeling alleen visch kon keuren en geen andere waren, in elk geval daartoe niet de bekwaamheid en ervaring bezat. Een positieve uitspraak, dat de door den heer Koole genoemde persoon aan visch- vergiftiging zou zijn overleden, zou spreker niet gaarne willen gevenniet is vastgesteld kunnen worden, dat in Leiden door het gebruik van bedorven visch een sterfgeval heeft plaats gehad; spreker zou dat geval ook niet gaarne aanvoeren om te betoogen, dat in Leiden een vischkeurmeester noodig zou zijn. Intusschen staat dit laatste wel vast. De heer Schoneveld geeft in overweging, deze verlaging wat geleidelijker te doen ingaan. De betrokkene is tenslotte nog zeer goed aan het groote gevaar, dat hem boven het hoofd hing, ontsnapt en wanneer men spreekt over de billijkheid jegens hem, dan moet men ook rekening houden met zijn medeslachtoffersde droeve noodzakelijkheid eischt opwacht - geldstelling van 2 keurmeesters, welk gevaar voor den derden ook zeer dreigend was en dan moet men van een groot geluk voor hem spreken, dat hij in zijn positie behouden kon blijven, zij het op een aanmerkelijk lager salaris. Wanneer men dus de billijkheid in acht wil nemen, moet men vooral zien naar degenen, die uit den dienst zijn gezet en voor wie het leed enorm veel grooter is dan voor dengene, die behouden is kunnen blijven. Als men spreekt van een plicht voor de gemeente, geldt die eerder ten aanzien van degenen, die op wachtgeld zijn gesteld dan voor dengene, die in dienst kan blijven. Intusschen wil spreker gaarne nagaan hetgeen de heer Schoneveld in overweging heeft gegeven, want een salarisver laging van 700.is inderdaad voor den betrokkene zeer onaangenaam. Spreker vreest echter, dat wel niet zal kunnen worden toegepast hetgeen de heer Schoneveld wenscht. De Minister heeft de zaak gesplitst in de formatie en de salarissen. In zijn eerste circulaire heeft hij gezegd, dat ten aanzien van de salarissen bepaalde normen moesten worden gevolgd; ge schiedde dat niet, dan moest de gemeente de meerdere kosten voor eigen rekening nemen. Intusschen heeft de Minister ten opzichte van de salarissen zijn standpunt geheel verlaten, hij wilde de zaak vastknoopen aan het door de Commissie- Schouten uit te brengen rapport, maar hij schijnt in dat op zicht te zijn teleurgesteld, althans de Commissie-Schouten heeft geen salarisschalen gegeven. De zaak is nu vastgeknoopt aan de herziening van de salarissen van het gemeentepersoneel de Minister verwacht, dat bij die herziening tevens aan de salarissen bij den keuringsdienst de noodige aandacht zal worden geschonken; er moeten nadere voorstellen bij den Minister worden ingediend. Daarmede is het gedeelte van de circulaire, dat betrekking heeft op de salarissen, vervallen; de Minister is aan zijn standpunt blijven vasthouden alleen wat de formatie betreft. In dat opzicht heeft hij aan Leiden een concessie gedaan: er wordt één persoon boven de formatie toegelaten, op bepaalde voorwaarden. Aanvankelijk moest de salarisvermindering ingaan op 1 Januari j. 1., maar ten slotte is goedgekeurd, dat zij ingaat op 1 Juli j. 1. Spreker gelooft niet, dat op het oogenblik méér zal kimnen worden bereikt. Het College zal echter bij de herziening van de salaris sen van het gemeentepersoneel gaarne nagaan, in hoeverre den vischkeurmeester kan worden tegemoet gekomen, want inderdaad is deze nu in een eenigszins bijzondere positie ge komen, al heeft hij dan ook een heel wat beter lot dan degenen, die op wachtgeld zijn gesteld. De heer Schoneveld is door het antwoord van den Wethouder wel eenigermate bevredigdmen moet natuurlijk accepteeren de door den Minister voorgeschreven bezuiniging, maar heeft deze nu wel kennis gedragen van het feit, dat de vischkeur meester zoo sterk in salaris achteruitgaat? Dat is voor spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 5