340
MAANDAG 6 AUGUSTUS 1934.
Wijziging uitbreidingsplan.
(Voorzitter e.a.)
reeds zitting had gehad in den Eaad. De heer Schoneveld
had dan uitvoerig op de zaak kunnen ingaan.
De heer Wilbrink vergist zich wat de breedte van de P. J.
Blokstraat betreft. De straat is niet 8, maar 10 M. breed;
wellicht heeft de heer Wilbrink een gedeelte van het trottoir
aan de eene zijde er niet bij gerekend; dat wordt doorgaans
eerst over de volle breedte aangelegd, zoodra aan de straat
gebouwd wordt. Wat het wegvallen der voortuinen betreft,
merkt spreker op, dat deze zaak wel degelijk geheel als een
transactie tot stand is gekomen; het perceeltje grond achter
de straat is verkocht, omdat dit vrij ver van de straat gelegen
was, daar het bouwterrein nogal diep was, voor uitbreiding
van de garage; daardoor ontstond een perceel bouwterrein
voor de N. V. Het Motorhuis aan de P. J. Blokstraathet was
in verband daarmede noodig het uitbreidingsplan eenigszins
te wijzigen en de voortuintjes te doen vervallen, ook omdat
aan den overkant van het betrokken straatgedeelte bijna geen
bebouwing is. De heer Wilbrink zegter staat een tuinmuur.
Het is ook maar een tuinmuur; overigens staat daar alleen
een woning van den portier van de Lichtfabrieken. De heer
Wilbrink zegt nuen dan de lange gevel van het huis van dr.
Leesberg. Tegenover dien gevel zal vermoedelijk niet gebouwd
worden, omdat dit deel van den grond van het Motorhuis
geheel bestemd blijft voor het bedrijf van die firma. Had men
dien grond niet verkocht aan het Motorhuis, dan zou deze
firma den grond niet in exploitatie hebben willen brengen als
bouwterrein, maar verzocht hebben op dien grond de garage
uit te breiden, waardoor het aanzicht van de straat veel on
aanzienlijker zou zijn geworden.
De straat is geprojecteerd op 10, niet op 8 M.
De heer Wilbrink is door het antwoord van den Voorzitter
niet bevredigd. Wanneer de Voorzitter zegt, dat spreker zich
in de straatbreedte vergist, dan is de duimstok van de ge
meente-opzichters wellicht niet juist. Spreker heeft die straat
persoonlijk opgemeten; het eene trottoir is 1.75 M., het
andere 2.15 M., en de straat 4.10 M., in totaal 8 M.
De Voorzitter zegt, dat de straatbreedte vóór het huis van
den heer Wilbrink van hek tot hek toch 10 M. is.
De heer Wilbrink zegt, dat de straat vóór zijn huis 8.50 M.
ishet trottoir is daar 50 c. M. breeder.
In het geheele uitbreidingsplan wordt gezorgd voor behoor
lijke toegangswegen en voor een behoorlijk aanzien van de
straten en ook voor een betere bebouwing, maar is het dan
geoorloofd, om teneinde een voordeeliger transactie tot stand
te kunnen brengen, dus in het financieel belang van de ge
meente, het aesthetisch aanzien van de stad, en zeer in het
bijzonder van een bepaalde straat, te bederven? Dit is niet
geoorloofd tegenover hen, die reeds grond gekocht hebben
van de gemeente en daarop hebben gebouwd in het vertrou
wen, dat die woningen zouden komen te liggen aan een be
hoorlijke straat en een behoorlijk uitzicht zouden hebben.
Omdat het een financieel belang van de gemeente is, wordt
dit nu overboord gezet. Zou de gemeente zelf dan in zoo'n
transactie bewilligen als haar eigen belang er door geschaad
werd?
De gemeente heeft toch óók te behartigen de belangen van
degenen, die indertijd den bouwgrond van haar hebben ge
kocht. Het gaat dan toch niet aan, op een dergelijke wijze
het aanzien van zoo'n straat te bederven. Spreker blijft be
slist ontkennen, dat de straat 10 M. breed is; hij is heden
morgen bij het opmeten tot de conclusie gekomen, dat de
totale breedte slechts 8 M. bedraagt. Men verkrijgt zeer zeker
geen behoorlijk aanzien, wanneer men in een straat van 8 M.
breed bouwblokken optrekt zonder voortuintjes met een
gevelhoogte van 6 M.
De heer Manders wil er aan herinneren indertijd ten aanzien
van de Cobetstraat en de Oegstgeesterlaan precies hetzelfde
in het midden te hebben gebracht, als thans door den heer
Wilbrink ten opzichte van de P. J. Blokstraat is opge
merkt. Bij de Cobetstraat werd óók ter wille van het finan-
cieele voordeel van de gemeente de straat versmald, nadat
de bouwgrond aan de eene zijde was verkocht aan een breeder
ontworpen straat. Hetzelfde is geschied bij de Oegstgeester
laan, waar in het voorste gedeelte de grond is verkocht bij
een straatbreedte van 25 M, terwijl het nu aan te leggen
gedeelte straat smaller zal worden. Spreker begrijpt niet, dat
hij toen telkens alleen bleef staan, terwijl thans de heer
Wilbrink dit geluid laat hooren.
De heer Groeneveld heeft deze zaak niet bestudeerd, maar
wanneer inderdaad juist is, dat hier een straat zal worden
Wijziging uitbreidingsplan; e.a.
(Groeneveld e.a.)
aangelegd, met een rijbaan van 4.10 M. breedte, kan ook
spreker zich daarmede niet vereenigen.
De Voorzitter heeft de straat niet persoonlijk opgemeten,
maar heeft de teekening voor zich, waarop staat, dat de straat
10 M. breed moet zijn. Als de straat thans is aangelegd op
8 M. breedte, moet zij verbreed worden tot 10 M. Als spreker
dus pertinent zeide, dat de breedte 10 M. bedraagt, bedoelde
hij niet, dat de vergissing alleen bij den heer Wilbrink berust,
zij kan ook bij Gemeentewerken zijn.
Wat het aesthetisch aanzien betreft, spreker is van meening,
dat de zijkant van een garage veel minder fraai is.
De heer Wilbrink zal zich bij de zaak neerleggen, nu de
Voorzitter garandeert, dat de straat op 10 M. breedte zal
worden gebracht.
Tegenover den heer Manders wil spreker nog opmerken,
dat de feiten niet gelijk zijn. Bij de Cobetstraat is gebouwd
in de rooilijn van de andere huizen, daar was nog geen grond
verkocht door de gemeente. En wat de Oegstgeesterlaan
aangaat, daar betrof het uitsluitend particulieren, daar heeft
de gemeente niet zelf grond in handen gehad.
De heer Manders zegt, dat de heer Wilbrink geheel mis
is inzake de Cobetstraatde grond aan de overzijde was door
de gemeente verkocht. En wat de Oegstgeesterlaan betreft,
wanneer de gemeente een breedere straat eischt en de par
ticulieren hebben bijgedragen in dien breederen straataanleg,
dan blijft de onbillijkheid even groot, of die verkoop is ge
schied door particulieren dan wel door de gemeente, wanneer
later de gemeente ter wille van haar financieel voordeel die
straat op een mindere breedte doortrekt, dan zij ze oor
spronkelijk heeft ontworpen.
De heer Schoneveld zegt, dat zijn bezwaar niet gaat tegen
het uitbreidingsplan in zijn geheel, maar uitsluitend tegen de
punten b en c van dit voorstel, en vraagt aanteekening, dat
hij geacht wil zijn, hiertegen gestemd te hebben.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Schoneveld wenscht geacht te worden tegen de
conclusies b en c van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders te hebben gestemd.)
(Tijdens de beraadslaging over dit agendapunt waren ook
de heeren Groeneveld en Manders ter vergadering gekomen.)
XI. Voorstel tot het aanleggen van electrischc verlichting
en tot verbetering van de centrale verwarming in het gebouw
van de o. 1. school aan den Zuidsingel en tot vaststelling van
den desbetreffenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 169.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de vervanging van de Spoorhavenbrug in den Morsclisingel
door een nieuwe brug.
(Zie Ing. St. No. 170.)
De heer Kuipers zal voor dit voorstel stemmen, doch vraagt
of de onderhandelingen met de Nederlandsche Spoorwegen
inzake de spoorbrug in den Haagweg al zoover gevorderd
zijn, dat men kan overgaan tot den bouw van een nieuwe brug.
De tegenwoordige brug is zeer gevaarlijker gebeuren aldaar
veel ongelukken; een nieuwe brug daar is zeer noodzakelijk.
Het is daar een zeer gevaarlijke brug ook voor voetgangers
en verder verkeer.
De Voorzitter zegt, dat men bezig is over die quaestie, maar
dat die nog niet afgedaan is.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIII. Voorstel tot het verstrekken van een uitkecring aan
de Vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst ter dekking
van het tekort van de rekening over 1933 en vorige jaren en
tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 171.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over-