154
Artikel 10.
Iedere schoolgeldplichtige is gehouden de aanslagbiljetten
naar inkomen en vermogen van het jaar, waarnaar de school-
geldaanslag moet worden geregeld, van hem en van de bij
den aanvang van dat belastingjaar bij hem inwonende minder
jarige kinderen aan den Inspecteur der Gemeentebelastingen
op diens verzoek binnen een door dezen te stellen termijn ter
inzage te verstrekken.
Aktikel 11.
1. De scboolgeldplichtigen worden voor het door hen ver
schuldigde schoolgeld op kohieren gebracht.
2. Ten behoeve van het opmaken van de in het eerste lid
van dit artikel bedoelde kohieren, alsmede ten behoeve van
de verdere uitvoering van deze verordening, verstrekken de
hoofden van de in artikel 1 genoemde scholen, alle door of
namens Burgemeester en Wethouders gevraagde inlichtingen.
Artikel 12.
Onjuiste aanslagen kunnen door den Inspecteur der Ge
meentebelastingen ambtshalve worden vernietigd of ver
minderd.
Artikel 13.
Wanneer blijkt, dat ten onrechte een aanslag is achterwege
gebleven of vernietigd, of tot een te laag bedrag is opgelegd,
wordt het te weinig geheven schoolgeld nagevorderd, zoolang
niet sedert den aanvang van het schooljaar drie jaren zijn
verstreken.
Artikel 14.
1. Voor hen, die, als leerling ingeschreven voor een
schooljaar, bij den aanvang van den cursus van de school
wegblijven, is schoolgeld niet verschuldigd, indien een kennis
geving van verhindering bij het hoofd der betrokken inrichting
van onderwijs is ingekomen vóór 26 Juli voorafgaande aan
dat schooljaar. Komt die kennisgeving later in of wordt ver
zuimd van de verhindering kennis te geven, dan is schoolgeld
over het eerste kwartaal verschuldigd.
2. Voor leerlingen, die in den loop van den cursus van de
school wegblijven, is schoolgeld verschuldigd tot het einde
van het kwartaal, waarin het hoofd van de betrokken inrich
ting van onderwijs met het wegblijven in kennis wordt ge
steld.
Artikel 15.
1. Bij tusschentijds verlaten van de school, mits het hoofd
der school daarmede vooraf in kennis is gesteld, of bij over
lijden van een leerling of een toehoorder, is het schoolgeld
alleen verschuldigd over de kalendermaanden, waarin van
het onderwijs gebruik gemaakt is.
2. Voor leerlingen of toehoorders, die in den loop van een
schooljaar worden toegelaten, is het schoolgeld verschuldigd
van den aanvang van de kalendermaand af, waarin zij zijn
toegelaten.
3. Indien een leerling of toehoorder door ziekte of krach
tens wettelijk voorschrift de school gedurende tenminste één
kalendermaand niet heeft kunnen bezoeken, wordt op ver
zoek ontheffing van schoolgeld verleend over de kalender
maanden, gedurende welke de school om die reden is ver
zuimd. Over de maand Augustus wordt in geen geval ont
heffing verleend. Dit verzoek moet binnen twee maanden
na het hervatten van het schoolbezoek na afwezigheid wegens
ziekte, of krachtens wettelijk voorschrift, schriftelijk worden
ingediend
Artikel 16.
1. Ontheffing op den schoolgeldaanslag wordt op schriftelijk
verzoek van belanghebbende ook verleend:
a. in geval van overlijden van een schoolgeldplichtige over
de volle kalendermaanden, welke het schooljaar na het over
lijden nog bevat, onder aftrek van het bedrag, hetwelk be
rekend over die maanden verschuldigd is door dengene, die
na het overlijden als schoolgeldplichtige moet worden aan
gemerkt
b. wanneer op grond van art. 95 der wet op de Inkomsten
belasting 1914 of art. 24 ter der Wet op de Vermogensbe-
belasting 1892 een ontheffing op een aanslag in die belasting
is verleend.
2. De sub 1 b van dit artikel bedoelde ontheffing op den
schoolgeldaanslag wordt verleend over het tijdvak, waarover
de daargenoemde artikelen 95 of 24 ter zijn toegepast. Op die
ontheffing komt in mindering hetgeen aan schoolgeld, be
rekend naar het over dat tijdvak overgebleven zuiver in
komen of zuiver vermogen, verschuldigd zou zijn.
3. Mede heeft, op schriftelijk verzoek van belanghebbende,
vermindering van den schoolgeldaanslag plaats, wanneer een
aanslag in de Rijksinkomstenbelasting wordt verminderd op
grond van art. 109 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914
of indien een aanslag in de Vermogensbelasting wordt ver
minderd op grond van art. 26 der Wet op de Vermogensbe
lasting 1892.
4. Verzoekschriften, als in dit artikel bedoeld, moeten
worden ingediend binnen twee maanden, respectievelijk na
den dag van overlijden van den schoolgeldplichtige of na
den dag, waarop de ontheffing of vermindering is verleend.
Artikel 17.
Het schoolgeld bedraagt voor een kwartaal l/i gedeelte en
voor een kalendermaand 1/12 gedeelte van hetgeen over het
volle heffingsjaar verschuldigd is.
Artikel 18.
1. Bezwaren tegen den aanslag in het schoolgeld moeten
binnen twee maanden na dagteekening van het aanslagbiljet
schriftelijk worden ingediend bij den Inspecteur der Gemeen
tebelastingen.
2. Deze termijn wordt verlengd tot Tier maanden voor hen,
die niet hier te lande wonen.
3. Verzoekschriften moeten eveneens worden ingediend
bij den Inspecteur der Gemeentebelastingen.
Artikel 19.
Indien de aanslag in de Rijksinkomstenbelasting en/of
Vermogensbelasting, bedoeld in artikel 3, na het verstrijken
van den termijn genoemd in artikel 18, eerste lid, wordt ver
minderd als gevolg van een nadere bepaling van het inkomen
of vermogen, wordt de aanslag in het schoolgeld dienover
eenkomstig verminderd, indien belanghebbende binnen twee
maanden na de dagteekening van het besluit tot vermindering
daartoe schriftelijk een verzoek indient.
Artikel 20.
Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 van
de Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelas
tingen in de plaats van den Gemeenteraad, van Burgemeester
en Wethouders of van den Burgemeester.
Artikel 21.
Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel:
Heffingsverordening schoolgeld Gymnasiaal- en Middelbaar
Onderwijs".
Artikel 22.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 September 1934.
2. Op dien datum vervalt de verordening van 29 Augustus
1921, regelende de heffing van schoolgelden aan het Gym
nasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes te Leiden (Gem. blad No. 19),
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 2 November 1931
(Gem. blad No. 29), evenwel met dien verstande dat deze
verordening van toepassing blijft op alles, wat betreft de
beffing van deze schoolgelden over de schoolgeldjaren, welke
aan 1 September 1934 voorafgaan.
II. VERORDENI G,
regelende de invordering van schoolgelden voor het onderwijs
aan het Gymnasiumde Hoogere Burgerschool met vijf
jarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
te Leiden.
Artikel 1.
De invordering van de schoolgelden, verschuldigd voor
leerlingen en toehoorders, die het Gymnasium, de Hoogere
Burgerschool met vijfjarigen cursus of de Hoogere Burger
school voor Meisjes bezoeken, geschiedt door den Gemeente-
Ontvanger.
Artikel 2.
De Gemeente-Ontvanger zendt binnen een maand na de
ontvangst van een kohier, aan ieder aangeslagene een gedag-
teekend aanslagbiljet, waarvan het model wordt vastgesteld
door Burgemeester en Wethouders.
Artikel 3.
1. Het schoolgeld is bij vooruitbetaling verschuldigd voor
ieder kwartaal.
2. De schoolgeldplichtige kan niettemin het bedrag van