328
DINSDAG 10 JULI 1934.
Vrouwelijke suppoosten-Lakenhal.
(Voorzitter e.a.)
werk is voor mannen geestdoodend, voor vrouwen niet.
Mevrouw Braggaar is verheugd, dat de vrouw nu eindelijk
weer op de juiste waarde wordt geschat en dat haar in
telligentie wordt erkend. Spreker heeft nooit de intelli
gentie van de vrouw ontkend en meent, dat de vrouw
intelligenter is dan de man, zeker wat betreft het werk
in de Lakenhal en het bewaken van de collecties; dat
moet en behoort gepaard te gaan niet alleen met toezien
op hetgeen daar gebeurt, maar ook met het geven van uit
legging aan bezoekers; vrouwen worden dat gemakkelijker
meester dan mannen; het is voor een man een heele studie,
een vrouw kan dat veel gemakkelijker, zooals in de practijk
gebleken isdie heeft er veel meer plezier in en leert in korten
tijd in een dergelijke collectie de bezoekers rondleiden. De
Commissie stelt zich voor, dat het de taak zal zijn van het aan
te stellen meisje het bezoek aan het museum voor de be
zoekers veel meer nut te doen dragen. De vrees van den heer
Wilbrink, dat een bezoeker zoo'n meisje zal weten te bepraten
en weg te lokken en dan gauw zijn slag zal slaan en een schilderij
in zijn zak zal weten te steken, deelt spreker nietmaar wanneer
de Baad er bepaaldelijk prijs op stelt, dat gevaar niet te loopen,
dan zal de Commissie zorgen, dat daar een meisje komt, dat
de verleidingseigenschappen van de bezoekers niet al te zeer
opwekt en dat hen weerhoudt hun duivelsche kunsten op
haar toe te passen. Spreker hoopt, dat de heer Wilbrink daar
mede tevreden zal zijn.
Er is hierover te veel gesproken; de Commissie heeft de
verantwoordelijkheid te dragen en, crisistijd of niet, de
verantwoordelijkheid moet bij de Commissie blijven; de
Baad moet haar niet willen overnemen en niet aan de Com
missie dingen opleggen, die deze zelf niet juist acht. In tal
van musea is de vervanging van bewakers door bewaaksters
gebleken goed te voldoen en beter effect te sorteeren. Waar
nu de Commissie in plaats van drie bewakers, die haars in
ziens vervangen moeten worden, maar een bewaker vervangt
door een meisje en daaraan toedenkt een zeer nuttige rol
in de Lakenhal, behoort de Baad zich daarbij neer te leggen
en die verantwoordelijkheid te laten waar ze hoort. Spreker
zou het onjuist achten als de Baad zijn wil zou opleggen aan de
Commissie; spreker weet niet of deze dit zoo maar zou
aanvaarden; zij is zoover mogelijk gegaan in het toegeven
aan de wenschen van den Baad.
Volgens den heer Wilbrink is de bezuiniging door de
Commissie losgelaten. Inderdaad meende de Commissie,
waar het College zoo aandrong op bezuiniging, tevens be
zuiniging te vinden, omdat zij het niet zoo erg vond om
voor de meisjes het loon wat lager te stellen, wanneer die
daarmede tevreden waren. De Commissie meende inderdaad,
dat met dit lagere loon tal van meisjes zeer goed geholpen
zouden zijn; de Baad wilde dat niet; ook daarin kwam de
Commissie den Baad tegemoetook ten aanzien van de ver
vanging van mannen door vrouwen heeft de Commissie in
geen enkel opzicht haar eigen oordeel willen handhaven.
Spreker adviseert dus den Baad hier het advies van het
College te volgen.
De heer van Rosmalen is niet van plan van de Commissie
te eischen, dat zij geen vrouwelijke suppoosten zal aanstellen.
Spreker heeft het over jongere menschen gehad, omdat de
Commissie in haar brief schrijft over „menschen op gevor
derden leeftijd". De Voorzitter sprak over personen van 16 a
17 jaar. Jongens, die den militairen dienst verlaten, zijn
evenwel ouder en wanneer er onder lien zijn, die dan slechts
f 8.a 9.per week kunnen verdienen, zullen deze jonge
menschen gaarne de betrekking van suppoost vervullen.
De Voorzitter heeft gezegd, dat mannen tot hun 30ste jaar
te jong voor deze betrekking zijn.
De heer Wilbrink zegt, dat de bestrijding van de meening
der Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
niet zoo verwonderlijk is als de Voorzitter het doet voor
komen. De aanstelling van vrouwelijke suppoosten heeft
langen tijd bij de Commissie een punt van overweging uitge
maakt. Van zeer bevoegde zijde heeft spreker vernomen,
dat de Commissie het besluit met een meerderheid van 1 stem
heeft genomen in een vergadering, waarin 1 lid ontbrak. De
zaak was in een vergadering daarvóór reeds besproken.
De Voorzitter geeft een eenzijdige voorstelling van zaken,
wanneer hij den indruk wekt, dat de Commissie er reeds
jaren lang over dacht, vrouwelijke suppoosten aan te stellen,
maar om verschillende redenen geen verandering in den toe
stand wenschte te brengen. Het blijkt, dat het betoog van
verschillende leden in de Commissie weerslag heeft gevonden.
Indien het ontbrekende lid ter vergadering was geweest,
zouden de stemmen gestaakt hebben. Het gaat spreker niet
Vrouwelijke suppoosten-Lakenhal; e.a.
(Wilbrink c a.)
aan, of de Voorzitter persoonlijk voorstander is van de aan
stelling van vrouwelijke suppoosten; het is hem ook niet
bekend. Men zou ten hoogste kunnen zeggen, dat de kleinst
mogelijke meerderheid der Commissie voor de aanstelling
van vrouwelijke suppoosten was. Spreker zegt niet, dat het
offer, hetwelk de Commissie brengt, zoo groot is, maar wel,
dat de meerderheid der Commissie haar zin doordrijft, waar
tegen spreker geen bezwaar zou hebben, indien de tijdsom
standigheden anders waren. Het is echter ook den Voorzitter
bekend, dat juist de laatste twee jaren van allerlei zijden
en niet het minst van den kant van de overheid er sterk op
aangedrongen wordt, op de plaatsen, die door mannen bezet
kunnen worden, geen vrouwen aan te stellenBij een gemeen
telijke instelling zal men nu op plaatsen, die altijd door
mannen bezet zijn, vrouwen aanstellen. Dat is een incon
sequentie, waarvoor spreker geen eerbied kan hebben en
daarom bestrijdt hij het standpunt der Commissie. Waren de
omstandigheden anders, dan zou ook de houding van sprekers
fractie anders zijn en zou zij geen druk op de Commissie
hebben uitgeoefend, zooals zij nu in het belang der gemeente
heeft gedaan.
De Voorzitter meent, dat de heer Wilbrink de Commissie
ten onrechte van inconsequentie beschuldigt. Zij heeft be
sloten de bewakers te vervangen door bewaaksters en nu
mag men niet tot haar zeggen, dat zij inconsequent is, omdat
zij altijd bewakers heeft gehad.
De heer Wilbrink zegt, dat de overheid er op aandringt,
zooveel mogelijk mannen aan te stellen en het daarom
inconsequent is, indien een gemeentelijke instelling op een
plaats, die altijd door een man bezet is, eeu vrouw aanstelt.
De overheid voteert in dit geval de gelden en heeft er dus
wel iets mede te maken.
De Voorzitter herhaalt, dat de Commissie het besluit
heeft genomen. Er is niets inconsequents in. Inderdaad is
het besluit den eersten keer genomen met een meerderheid
van 1 stem. Den tweeden keer is het evenwel met algemeene
stemmen genomen, heeft althans niemand zich er tegen ver
zet. Ook wanneer de Commissie een besluit heeft genomen
met een meerderheid van 1 stem, is de Voorzitter der Commissie
verplicht het standpunt van de Commissie te verdedigen;
hij moet dan geen twijfel wekken aan de juistheid van het
besluit, maar het verdedigen, zooals de Commissie het
genomen heeft. Men verwacht dezelfde houding van het
College van Burgemeester en Wethouders, indien dit zich
met de Begeering moet verstaan over een besluit van den
Baad, waarmee het het niet eens is.
De heer Wilbrink zegt, dat dit iets anders is. De Voorzitter
heeft getracht in zijn bestrijding van de motie den indruk
te wekken, dat het denkbeeld om vrouwelijke suppoosten
aan te stellen, reeds zeer lang bij de Commissie in overweging
was.
De Voorzitter betoogt, dat het laatste inderdaad het
geval was. Beeds twee of drie jaar geleden heeft spreker
dit punt voor het eerst in de Commissie aan de orde gesteld
daarna is het meerdere malen besproken. De Commissie is
er niet op ingegaan, omdat zij geen aanleiding vond, iemand
te ontslaan. Herhaaldelijk heeft men gezegd: laten wij de
zaak bekijken bij een eventueele vervanging van een suppoost,
want dat lijkt ons beter. Toen de gelegenheid zich voordeed,
doordat eenige suppoosten ontslagen moesten worden, heeft
de Commissie het besluit er toe genomen, zonder dat zij
daarvoor offers behoefde te vragen.
Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(Tijdens de beraadslaging over punt 7h was ook de heer
van der Beijden ter vergadering gekomen.)
Vlli. Interpellatie van den lieer Kuipers inzake de bc-
looniny van de suppoosten aan het Stedelijk Museum „de
Lakenhal".
De heer Kuipers dankt den Baad voor de gelegenheid,
die hij spreker gegeven heeft om eenige vragen tot het College
te richten.
Op 26 Januari 1934 besloot de Baad op sprekers voorstel
het salaris van de 4 suppoosten van het Stedelijk Museum
„de Lakenhal" niet te verlagen, maar op het oude bedrag