DINSDAG 10 JULI 1934. 327 Vrouwelijke suppoosten Lakenhal. (Braggaarde Does e.a.) doodend werk was, maar wie kan dan beter geestdoodend werk doen, iemand, die op een bepaalden leeftijd gekomen is, of een jong meisje? Dat argument gaat dus niet op. Een ander zeer zwak argument is, dat door hen, die daar op het oogenblik werken, ook nog andere arbeid verricht wordt; inderdaad werken er sommigen nog eenige uren in den schouwburg, maar in den regel zijn dat kostwinners; voor hen is hetgeen zij er bij verdienen een aanvulling; de meisjes, die nu zullen worden aangesteld, zullen in den regel geen kostwinsters zijn, doch zullen alleen mede helpen de inkomsten van het gezin te vergrooten. Over het algemeen zegt men, dat een vrouw voor niets anders geschikt blijkt dan voor het werken in huis, maar het heeft spreekster zeer gefrappeerd, dat men hier tot de overtuiging is gekomen, dat de vrouw meer gevoel had voor het schoone. Het heeft spreekster zeer aangenaam aangedaan, dat men hier tot de erkenning gekomen is, dat waar men vroe ger de vrouw alleen geschikt vond voor huishoudelijk werk, men hier de vrouw intelligenter acht dan den man. De heer Bosman zegt, dat men deze zaak ook wel eens mag bezien van den kant van de Lakenhal. Er wordt hier telkens gezegd, dat het sociaal altijd beter is, dat mannen werk hebben dan vrouwen; spreker weet niet of dat nu in alle opzichten wel juist is. Spreker ziet in de Lakenhal voor een jongen man geen toekomst; de belooning kan niet voldoende zijn om een huishouden te onderhouden. Het werk vraagt feitelijk daarvoor een te weinig bezoldigde kracht; daardoor had men in de Lakenhal veel te oude menschen, die het werk deden als bijverdienste. Spreker verklaart zich daarom voorstander van vrouwelijk personeel in de Lakenhalhij acht de eigenschappen van de vrouw veel beter passende bij dit werk; een vrouw is over het algemeen vlijtiger dan een man; een man luiert gemakkelijker wanneer hij niet veel te doen heeft; een vrouw gaat dan eerder wat lezen of zoekt andere bezigheid voor den geest; een man, vooral die op meer gevorderden leeftijd, doet dat niet; en stompt daardoor af. Een beetje ontwikkelde vrouw heeft gewoonlijk genoeg belangstelling om zich goed op de hoogte te stellen van de historische voorwerpen in de Lakenhal. Daarom acht spreker vrouwen in de Lakenhal beter op hun plaats. Inderdaad, de tijden zijn moeilijk en vele jonge mannen hunkeren naar werk, ook al wordt het niet hoog betaald, maar datzelfde geldt ook voor de vrouwen. Evenals jonge mannen, steunen de meisjes met hun inkomen dikwijls een huishouden. Spreker kan zich met de aanstelling van een enkele vrouwelijke kracht in de Lakenhal dus geheel vereenigen. De heer Wilbrink weet niet, in welke gedachtensfeer de leden der Commissie voor het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal" leven, maar moet constateeren, dat zij in een tijd, waarin men over niets anders dan bezuiniging spreekt, het argument van bezuiniging, dat zij oorspronkelijk gebruikten, hebben laten vervallen. Dat heeft niet de Eaad gedaan, zooals de heer Bosman nu interrumpeert. De Eaad heeft niet over be zuiniging gesproken, doch alleen gezegd, dat waar men altijd mannelijke suppoosten had gehad, het gewenscht was ook in den vervolge mannelijke suppoosten aan te stellen. Bij de indiening van de motie ging het niet over de salarisverhooging. De Voorzitter herinnert er den heer Wilbrink aan, dat er toen ook een voorstel omtrent de salarissen was ingediend. De heer Wilbrink zegt, dat de beslissing omtrent de salaris verhooging is genomen in verband met den wensch om het instituut van mannelijke suppoosten te handhaven. Degenen, die voor de salarisverhooging hebben gestemd en tot wie spreker niet behoorde, hebben dit niet gedaan, omdat zij niet wilden ingaan op een salaris van 50.per maand, maar uitsluitend, omdat zij er rekening mede hielden, dat manne lijke suppoosten zouden worden aangesteld. De Voorzitter merkt op, dat dit niet het argument van den heer Kuipers was. De heer Wilbrink zege, dat het den suppoosten verboden was het pubhek in te lichten, omdat zij hun aandacht niet mochten laten afleiden en er scherp op moesten letten, dat geen ont vreemding van stukken uit ,,de Lakenhal" plaats had. Men kan misschien zeggen, dat de vrouw in het algemeen intel ligenter is dan de man, hoewel het bewijs daarvan nog ge leverd moet worden, maar het staat ook vast, dat zij spoediger dan de man afgeleid is en zoozeer in een onderwerp kan op gaan, dat zij het overige, waarvoor zij zorg te dragen heeft, Vrouwelijke suppoosten Lakenhal. (Wilbrink e.a.) vergeet. In het algemeen zal de man zijn gedachten gemakke lijker kunnen concentreeren op de zorg, die hem voor verschil lende zaken is opgedragen. De vrouw laat zich eerder door haar gevoel meesleepen dan de man en dat is juist het groote gevaar en bezwaar, want daardoor zal het b.v. twee personen, die het er op toegelegd hebben, iets uit ,,de Lakenhal" te ontvreemden, gemakkelijker vallen hun doel te bereiken, als een van beiden de aandacht van de vrouwelijke suppoost weet af te leiden. Als de aandacht van „de schoone bloem" wordt getrokken door een nog schoonere vrucht van het mannelijke geslacht, die haar be langstelling tracht te wekken, waarvoor zij zeer ontvankelijk is, zal het zeer gemakkelijk vallen in de aanwezigheid van de zeer gewaardeerde vrouwelijke suppoost een schilderstukje uit „de Lakenhal" weg te werken. Waar het hier gaat om zulk een principieele zaak als het te werk stellen van mannen en vrouwen, en waar juist in dezen tijd de arbeidsgelegenheid voor mannen minimaal is, moet men trachten de bestaande arbeidsgelegenheid voor de mannen te behouden en moet de Commissie, hoewel tot tweemaal toe in het ingekomen stuk wordt gezegd, dat zij het benoemingsrecht heeft, niet tegen den uitgesproken wensch van den Eaad in handelen. Ongetwijfeld zullen er meisjes zijn, die een betrekking als deze willen vervullen, maar het staat ook vast, dat de vrouw in het algemeen zich gemakkelijker kan onledig houden dan de man, n.l. door middel van allerlei handwerk en huishoudelijken arbeid, zoodat de lediggang voor de jonge meisjes niet zoo funest is als voor de jonge mannen. Is het gewenscht, dat de bezoekers bij het binnenkomen van „de Lakenhal" meisjes aantreffen, die zitten te handwerken of te kantklossen? Zal de aandacht van de meisjes voor de zaken van het museum daardoor grooter worden? Waar voor de meisjes thuis nog arbeid is te vinden, geeft spreker het College in overweging in het belang van de jonge mannen den bedoelden maatregel niet te nemen. Mochten er betere tijden aanbreken, laat men dan jonge meisjes of dames in de gelegenheid stellen, deze betrekking te vervullen. De Voorzitter verbaast er zich over, dat hij nogeens deze zaak in den Eaad moet behandelen en daarbij vier sprekers te beantwoorden heeft. Het komt spreker met alle respect voor den Eaad voor, dat het niet een zaak van zoo geweldig groot belang is, dat men daarbij over de psychologie van de vrouw moet spreken. De heeren van Eosmalen en Wilbrink zeggen, dat de Commissie voor de Lakenhal niet voldoende aandacht aan de door den Eaad uitgesproken wenschen heeft gewijd. Dat verwijt acht spreker onjuist; spreker trekt zich dat aan en de Commissie ook; deze is zich bewust al het mogelijke gedaan te hebben, met prijsgeving van op goede gronden verworven eigen inzicht, om tegemoet te komen aan wat door den Eaad als wenschelijkheid is geuit; dat zij dit niet geheel gedaan heeft, kan men haar werkelijk niet verwijten, want zij is reeds lang geleden tot de overtuiging gekomen, dat voor een goede bewaking van de aan haar hoede toe vertrouwde voorwerpen aanstelling van vrouwen beter is dan van mannen. Ook is het verwijt onjuist omdat de Com missie, die het voornemen had van de vier bewakers er drie door vrouwelijke te vervangen, naar aanleiding van de motie van Eosmalen daarop teruggekomen is en besloten heeft twee bewakers te handhaven en slechts een bewaker door een meisje te vervangen. Yoor een zeer belangrijk deel is dus aan den wensch van den Eaad in dit opzicht tegemoet gekomen en het verwondert spreker, dat men nu ook nog over die laatste 25 weer zulke verwijten tot de Com missie richt en dat men nu weer met dezelfde argumenten aankomt als bij de begrooting ruimschoots zijn gehoord en weerlegd. De heer van Eosmalen vergist zich, dat de Com missie de bedoeling heeft daar alleen maar oude mannen aan te stellen; er is altijd met zeer veel kracht op aange drongen om oudere menschen, die geen betrekking hadden en aldus er wat bij konden verdienen, aan een betrekking te helpen; de Commissie beeft wel eens wat oudere menschen aangesteld, wat verkeerd is geweestzij wil en kan de ouderen daar niet handhaven en is overgegaan tot het ontslaan van twee bewakers, die voor dit werk niet meer geschikt zijnde bedoeling is echter wel degelijk, om wanneer men daarvoor geschikte jongere krachten kan krijgen, die ook te nemen; dit zullen echter geen zeer jonge krachten zijn; tot 30 jaar toe is het zeer verkeerd een dergelijke betrekking te be- kleeden; dit is geen betrekking, waarin een man zich voelt geprikkeld tot het doen van werk. De gelegenheid om iets te doen in de Lakenhal ontbreekt voor een man, maar is voor een vrouw wel aanwezig; een vrouw kan veel gemakkelijker middelen vinden om zich bezig te houden dan een manhet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 7