326 DINSDAG 10 JULI 1934. Interpellatie-Kuipers i. z. verhooging pensioen verhaal (Kuipers e.a.) wedden gemeentcpersoneel. treffen, doch beoogt alleen het verkrijgen van uniformiteit in het verhaal van pensioensbijdragen." De Minister heeft dus den gemeentebesturen in over weging gegeven om in geval de salarissen laag zijn, met ingang van 1 Juli tot een kleine salarisverhooging over te gaan. Het spijt spreker, dat dit in Leiden niet gebeurd is. In alle bladen heeft deze circulaire van den Minister gestaan; doch de molen maalt wel langzaam op dit gebied, te Leiden. Deze zaak is nog bij de rondvraag in het Georganiseerd Overleg behandeld, maar dat was niet de moeite waard! Het ware beter geweest, indien de verschillende directeuren tijdig hadden aangekondigd, dat vanaf 1 Juli salarisverlaging- zou worden ingevoerd. Sprekers ernstige en groote grief tegen het gemeentebestuur is, dat deze zaak niet is behandeld in de ambtenaren- en werklieden-commissie en dat den personen, bij de gemeentebedrijven werkzaam, onverhoeds 1\% meer van hun salaris afgehouden werd. De heer Tepe zegt, dat de heer Kuipers niet veel van de zaak begrijpt. De gewijzigde wet verplicht tot berekening vanaf een bepaalden datum van een verhoogden pensioen aftrek; de gemeentelijke Overheid heeft niets anders te doen dan die wet toe te passen; daarover kan het Georganiseerd Overleg niet gehoord wordenhet zou dwaas heid zijn het Georganiseerd Overleg te hooren over de toe passing van een positieve wetsbepaling, die bovendien aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat, waarover men in het geheel niet van gevoelen kan verschillen. Gelijktijdig heeft de Minister ingevolge een reeds vroeger gegeven belofte een circulaire laten uitgaan aan de gemeentebesturen, om dezen kennis te geven van de wenschelijkheid om salarissen, die toch reeds aan den lagen kant zijn, met I J te verhoogen. Het is natuurlijk pure nonsens het Georganiseerd Overleg te hooren over een maatregel, waartoe men door de wet ge dwongen wordt, maar het College is bereid het Georganiseerd Overleg te hooren over deze circulaire van den Minister; dan heeft het alle gelegenheid zijn meening te kennen te geven over de vraag, of zich voor Leiden voordoet het geval, waarop de Minister in die circulaire doelt; daarover kan het dan advies uitbrengen aan het College; spreker begrijpt niet wat men nog meer kan wenschen; meer kan het College niet doen; het was in het geheel niet verplicht dit' te doen, het doet geen voorstel om overeenkomstig de circulaire van den Minister te handelen en er is ook geen ander voorstel van een lid om anders te handelen; er is dus in het geheel geen voorstel eigenlijk, dat in het Georganiseerd Overleg aanhangig gemaakt zou worden; wat spreker nu bereid is te doen, gebeurt alleen om deze overweging, dat spreker prijs stelt op een behandeling van dergelijke aangelegenheden in het Georganiseerd Overleg, ook afgezien van een daartoe bestaande verplichting, omdat spreker gaarne kent de opinie van hen, die daar de organisaties vertegenwoordigen en verder omdat naar de ervaring leert door een bespreking met de vertegenwoordigers der organisaties men vaak kan komen tot een goed resultaat, dat men niet zou bereiken zonder raadpleging van die organisaties. Hoewel het College niet verplicht is, deze zaak in het Georganiseerd Overleg te behandelen, heeft spreker het College voorgesteld, deze circulaire in het Georganiseerd Overleg ter sprake te brengen, omdat spreker de overtuiging- koestert, dat dit niets anders dan gunstige gevolgen kan hebben en dat, indien het niet geschiedde, op de een of andere manier actie zou gevoerd worden en insinuaties aan het adres van het gemeentebestuur zouden worden geuit. Aan gezien de meeste menschen slechts de helft van de zaak kennen of de klok hebben hooren luiden, maar niet weten, waar de klepel hangt, zouden op zeer ongunstige wijze grieven tegen het gemeentebestuur worden geuit. Met de leden van het Georganiseerd Overleg, die zeer goed van de zaken op de hoogte zijn, is wel te redeneeren en spreker dacht dan ook, dat op deze wijze betere resultaten zouden worden verkregen dan wanneer het Georganiseerd Overleg werd genegeerd. Nu mag de heer Kuipers spreker niet verwijten, dat hij ten onrechte iets buiten het Georganiseerd Overleg heeft gelaten. Wat had spreker er eigenlijk in moeten brengen? Dat heeft men zelf niet nauwkeurig geformuleerd. Spreker kon er niets inbrengen. Het College kon nog geen besluit nemen en spreker maakt niet op eigen gelegenheid een zaak aanhangig in het Georganiseerd Overleg, indien hij niet weet, dat ze de instemming heeft van het College. De heer Kuipers kan ruimschoots tevreden zijn met de toezegging, dat het in het Georganiseerd Overleg besproken zal worden. De heer Kuipers zegt, dat de Ambtenaren- en Werklieden- Interpcllatie-Kuipers i. z. verhooging pcnsioenverhaal (Kuipers ca) wedden gemeentepersoneel; e.a. commissie op 26 Juni j.l. heeft vergaderd, terwijl de circulaire op 1 Juni 1934 is verschenen. Het zou beter geweest zijn, indien men het personeel van de gemeentebedrijven had gezegd, dat 10 zou worden afgehouden. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak niet in het Georganiseerd Overleg gebracht. De heer Tepe merkt op, dat Burgemeester en Wethouders de circulaire nog niet hadden ontvangen. De heer Kuipers herhaalt, dat de circulaire toch op 1 Juni j.l. is verschenen. De heer Tepe behoeft niet verder te discussieeren, als de hee~ Kuipers hem niet gelooft, of niet naar hem luistert. Spreker heeft herhaaldelijk verklaard, dat Burgemeester en Wethouders de circulaire nog niet ontvangen hadden. Toen aan de hoofden van de takken van dienst bekend ge maakt werd, dat een korting van 10 zou plaats hebben, hadden Burgemeester en Wethouders de circulaire nog niet ontvangen. De Voorzitter verklaart de interpellatie van den heer Kuipers voor gesloten. Vllh. Praeadvies op de motie van den heer van Rosmalen in zake het vervangen van mannelijke suppoosten aan het Stedelijk Museum „de Lakenhal" door vrouwelijke. (Zie Ing. St. No. 123.) De heer van Rosmalen zegt, dat het voor iemand altijd een verheffende gedachte is, anderen ten voorbeeld te worden gesteld. Spreker heeft dan ook met genoegen gelezen, dat de heer Kuipers naar de meening van Burgemeester en Wet houders meer land zou hebben bezeild, indien hij naar het voorbeeld van spreker een motie had ingediend. Spreker gelooB echter, dat zij dan beiden van een koude kermis thuis gekomen zouden zijn. Tot op zekere hoogte is aan sprekers verzoek voldaan, aangezien slechts één vrouwelijke suppoost zal worden aan gesteld. In den brief van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal" wordt gezegd, dat mannelijke be wakers in den regel menschen op gevorderden leeftijd zijn, maar spreker heeft niet bedoeld, dat oudere mannen aange steld zullen worden. Vele jonge mannen, die in het bezit zijn van diploma's snakken naar werk, zooals degene, die eenige weken geleden in het Leidsch Dagblad de volgende adver tentie liet plaatsen: „Wie helpt netten jongen mau van 21 jaar aan werk; 7.a ƒ8.per week; voor halve of heele dagen; algemeen ontwikkeld." Spreker heeft daarom dan ook zijn motie ingediend. Nu zegt men: de jonge dames kunnen het publiek op een of andere wijze voorlichten. Spreker heeft echter wel eens gehoord, dat die suppoosten niet met de bezoekers mogen spreken; wanneer daar een onderwijzer met zijn klas komt, zal die onderwijzer wel zoo bekwaam zijn, dat hij aan die kinderen de geschiedenis van Leiden vertellen kan, te meer omdat bij al het tentoongestelde aanwijzigingen zijn gegeven, wat het voorstelt. Spreker meent, dat geen vrouwelijke suppoosten aangesteld moeten worden, zoolang de arbeidsmarkt zoo slecht is, waar door vele jonge menschen zoeken en snakken naar werk. Nu moet men niet zeggen: als zij wat beters kunnen krijgen, gaan zij wegdat zouden de Burgemeester en verschillende ambtenaren, desnoods ook doen, en spreker ook. Daarom vraagt spreker, dat de Commissie voor de Lakenhal de aan stelling van die vrouwelijke suppoost nog een zekeren tijd uitstelt, maar het voorloopig probeert met mannen en wel met jonge mannen. De man moet een toekomst hebben en, als het eenigszins kan, voor zijn gezin werken. De heer Bosman zegt wel, dat een vrouw ook moet werken, maar spreker acht hier alle reden aanwezig om jonge mannen voor dit werk aan te stellen, opdat zij in elk geval niet meer langs de straat loopen, met de ziel onder den arm. Al hebben zij tot 10 uur werk, daarna hebben zij wel gelegenheid zich op de hoogte te stellen daarvoor zullen zij veel meer animo hebben dan de oudere mannen, die daar geplaatst werden, die niets anders hadden of die er wat bij wilden verdienen. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat haar fractie in prin cipe in geen geval tegen vrouwenarbeid is; spreekster is het niet eens met den heer van Rosmalen, dat de vrouw uitge schakeld zal moeten worden en vervangen door den man. Toch acht spreekster de argumentatie van het voorstel van het College buitengewoon zwak. Zoo zegt het College, dat het voor de gepensionneerden, die het totnutoe deden, geest-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 6