DINSDAG 10 JULI 1934. 325 Schoolkindervoeding, e.a. (Tepe e.a.) Indien de feiten hadden uitgewezen, dat zeer bedenkelijke toestanden waren ontstaan of dreigden te ontstaan ten gevolge van dezen maatregel, zou spreker gezegd hebben: de verant woordelijkheid daarvoor moet gedragen worden door het Colle ge van Gedeputeerde Staten en niet door het College van Burgemeester en Wethouders, zoodat Burgemeester en Wet houders den Baad niet moeten voorstellen, zelf de verant woordelijkheid op zich te nemen. Burgemeester en Wethouders kunnen echter geen argument aanvoeren ter verklaring van een houding, die afwijkt van een wensch, die door Gedeputeerde Staten is geuit. Mevrouw Braggaarde Does verkrijgt voor de derde maal het woord en zegt, dat het natuurlijk bij deze zaak gaat om de verstrekking van voedsel, waardoor de kinderen beter in staat zijn, het onderwijs te volgen. Waar de voeding op is, is de opvoeding weg. Een kind kan niet leeren, als het eigenlijk ondervoed is. Het verstrekken van een maaltijd per dag is dan ook het minste, dat men doen kan. Heeft men ook geïnformeerd naar de gevolgen van den bezuinigingsmaatregel voor de groote gezinnen, waarover men het altijd zoo druk heeft? Men spreekt altijd over toeslag en kindertoeslag, maar men kan zeer goed weten, dat de groote gezinnen, die door de verlaging van de steunnormen gedupeerd zijn, het eerst door den bezuinigingsmaatregel zijn getroffen, vooral indien er eenige werkende kinderen zijn. Spreekster is het eens met den heer Bergers, dat men niet alleen de hoofden van scholen moet raadplegen, maar ook de toestanden in de gezinnen moet nagaan. Zeer waarschijnlijk zal de weinige voeding in de gezinnen zóó verdeeld worden, dat althans de jongste kinderen het minst de dupe worden, dus komt het tekort op de andere gezinsleden. Spreekster kan niet aanvaarden, dat geen nadeelige ge volgen van den maatregel aanwezig zouden zijn, indien men den kinderen de voeding, waarvan spreekster zegt, dat zij matig en niet te vet is, onthoudt. Spreekster zou hun, die het voorstel verdedigen, in over weging willen geven, zelf 3 dagen in plaats van 7 dagen in de week te eten. Het zou hun stellig slecht vergaan. Men zal zeggen: wij verbieden den kinderen niet te eten, doch de noodzaak dwingt hen, het niet te doen. Wanneer aan de gezinnen steunbedragen van 10.a j 12.en nog minder per week worden toegekend, waarvan nog huur enz. af moet, dan blijft weinig of niets over voor voeding en wanneer de kinderen niet een maaltijd per dag krijgen, om hen in de gelegenheid te stellen het onderwijs goed te volgen, dan kan spreekster zich niet voorstellen, dat zij daarvan geen nadeelige gevolgen zullen ondervinden. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver worpen met 21 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Vallentgoed, Meijnen, van Tol, Bergers, Wilmer, Koole, Yerweij, van Eek, Kuipers, Manders, Lombert, Coster, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Tobé, van Eecke, Yos, Kooistra, Wilbrink, de Beede en van Stralen. Vóór stemmen: de heeren Tepe, Goslinga, Bomijn, Bosman, Beekenkamp en Splinter. (De heer van Bosmalen komt ter vergadering.) De Voorzitter stelt thans aan de orde: Vllg. Beantwoording van de interpellatie van den heer Kuipers in zake verliooging van het pensioenverhaal op de wedden van het gemcentepersoneel. De heer Tepe beantwoordt de eerste vraag van den heer Kuipers bevestigend. Op de tweede vraag antwoordt spreker, dat aangezien de gewijzigde Pensioenwet voorschrijft, dat 10 pensioen- verhaal met ingang van 1 Juli moet plaats hebben, omtrent dit imperatieve, wettelijke voorschrift de Commissie voor Georganiseerd Óverleg niet gehoord kan worden. Evenwel is het College bereid in het Georganiseerd Overleg te bespreken de circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 1 Juni 1934 aan de gemeentebesturen naar aanleiding van deze laatste wijziging van de Pensioenwet. De heer Kuipers is door het antwoord van den Wethouder geenszins bevredigd. Spreker heeft vragen gesteld naar aanleiding van het feit, dat deze zaak niet aanhangig is gemaakt bij het Georganiseerd Overleg. De heer Tepe zegt, dat de heer Kuipers dat toch niet gevraagd heeft. Interpellatie-Kuipers i.z. verhooging pensioenverhaal (Kuipers e.a.) wedden gem.personeel. De heer Kuipers heeft gevraagd, waarom de zaak niet in het Georganiseerd Overleg is behandeld. De Wethouder heeft in het Georganiseerd Overleg gezegd, dat de circulaire van 1 Juni officieel niet bij het College bekend was. In de laatstgehouden vergadering van de Commissie voor Georganiseerd Overleg heeft de Voorzitter, Wethouder Tepe, in antwoord op vragen, die spreker stelde, gezegd, dat die vragen op dat oogenblik niet aan de orde en daar ook niet op haar plaats waren, aangezien de Minister de verhooging met ingang van 1 Juli invoerde. Bij onderzoek bleek het spreker, dat van enkele hoofden van bedrijven circulaires aan het personeel waren uitgegaan. De circulaire van den Directeur der Lichtfabrieken luidt aldus: Mededeeling aan het personeel. Wijziging verhaal Pensioenbijdragen. Ingevolge de bij de wet van 31 Mei j.l. plaats gevonden wijziging van de Pensioenwet van 1922 wordt van 1 Juli 1934 af de voor het eigen pensioen verschuldigde bijdrage verhoogd met l\ van de naar boven in guldens afgeronde vaste wedde. Het verhaal voor eigen pensioen wordt mitsdien gebracht °P met dien verstande, dat de meerdere 11 uit sluitend wordt geheven van de wedde en niet van event neele bevestigden (verhoogden) pensioengrondslag. De verhoogde pensioenbijdrage zal van de werklieden voor het eerst worden ingehouden bij de uitbetaling der loonen op 6 Juli a.s. en van de ambtenaren over het Juli- salaris. Voor de werklieden wordt op 6 Juli de verhoogde bijdrage eenvoudigheidshalve over een volle week ingehouden, met verrekening van het te veel betaalde aan het einde van het jaar. Leiden, 26 Juni 1934. De Directeur van Klinkenberg. Bij de directie van de Lichtfabrieken was het dus wel bekend. De heer Tepe heeft den heer Kuipers op diens eerste vraag geantwoord, dat het inderdaad bericht is. De heer Kuipers doet nu niets anders dan sprekers antwoord be vestigen De heer Kuipers had het noodig als aanloop tot zijn eigen lijke betoog. Yan uit den Haag wordt ons als Gemeenteraad het mes op de keel gezet. De korting moet toegepast worden. Minister de Wilde schreef onlangs in zijn brief aan de gemeentebesturen: „nivelleering tot Bijkspeil." „Het is in het belang ook van het gemeentepersoneel zelve, dat de nog te hooge salarisregelingen zoo spoedig mogelijk tot dit Bijkspeil worden teruggebracht. Hoe eerder zulks plaats heeft, hoe kleiner de kans is en hoe verder het tijdstip wordt verschoven, dat onverhoopt de economische omstandigheden en de noodzahelijke aanpassing aan wat het vrije bedrijf op den duur zal kunnen betalen, in het algemeen belang nog verder gaande verlagingen noodig zullen maken." Er moet dus versoberd worden. Het kleine beetje levens vreugde, dat de gemeente-ambtenaren en -werklieden deel achtig waren geworden, is hun reeds ontnomen en deze nieuwe versoberingspolitiek wordt ingezet met een korting van 1\ Men blijkt niets te weten of te begrijpen van het leven van het personeel. Hier is geen versobering meer mogelijk en dit dient den Minister aangetoond te worden. Wethouder Tepe heeft het voorstel niet in het Georganiseerd Overleg gebracht, maar wel in de vergadering van de Ambte naren- en Werkliedencommissie, die op 26 Juni j.l. plaats had, gezegd, dat het niet in de bedoeling lag, het voorstel daar te behandelen. In zijn aanschrijving d.d. 1 Juni 1934 aan de gemeente besturen zegt de Minister van Binnenlandsche Zaken o.m.: „Het is intusschen gebleken, dat in vele gemeenten van salarisverlaging voorshands redelijkerwijs geen sprake meer kan zijn, en dat het te betreuren zou zijn, indien door de noodzakelijke verhooging van het pensioenpremieverhaal de salarissen nog zouden dalen. Ik moge daarom in overweging geven, om indien de salarissen reeds zóó laag zijn, dat deze niet verminderd kunnen worden, ze met ingang van 1 Juli e.k. te herzien in dier voege, dat de op dezen datum ingaande verhoogde aftrek voor pensioenbijdragen wordt gecompenseerd door eene salarisverhooging. Want het verhoogen en imperatief stellen van het pensioen premieverhaal heeft geenszins de bedoeling de salarissen te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 5