332 DINSDAG 10 JULI 1934. Rechtstoestand gemeenlepersontel. (Tepe.) meester en Wethouders het Georganiseerd Overleg niet uit sluitend beschouwen als een advies-college, maar wel degelijk ook als een College, waarmede overleg gepleegd wordt om gemeenschappelijk te komen tot bepaalde verbetering in verschillende bepalingen, die de rechtspositie van het personeel regelen. Spreker mag met voldoening zeggen, dat in het Georgani seerd Overleg zeer veel misverstanden van weerszijden uit den weg zijn geruimd en beide partijen veel water in haar wijn hebben gedaan. Daardoor is een reglement tot stand gebracht, dat er wezen mag, al durft spreker den heer Wilmer niet zonder meer nazeggen, dat er geen enkel reglement in het land is, waarin de rechtspositie van het personeel beter geregeld is. Het bereiken van dit resultaat was mogelijk, doordat met zeer veel succes overleg is gepleegd. De ontevredenheid, welke uit het adres spreekt, spruit voort uit een onjuiste opvatting van het wezen van het Georganiseerd Overleg. Er is een enkele gemeente in ons land, waar het Georganiseerd Overleg een bijzonder karakter heeft, n.l. Amsterdam. Door de werkwijze van het Georgani seerd Overleg is de Eaad daar, zooal niet formeel dan toch practisch, geheel buitengesloten. De besprekingen in het Georganiseerd Overleg worden daar eigenlijk niet door de vertegenwoordigers, die in het Georganiseerd Overleg door den Eaad zijn benoemd, maar door het gelieele College van Burgemeester en Wethouders met de vertegenwoordigers der organisaties gevoerd, terwijl de vertegenwoordigers van den Eaad in het Georganiseerd Overleg in Amsterdam adviseeren aan het College omtrent die punten, waarover zij dan straks overeenstemming trachten te bereiken met de vertegenwoordigers van de organisaties. Het Georganiseerd Overleg in Amsterdam neemt een zeer bijzondere positie in; in alle andere plaatsen in Nederland staat men op het standpunt, dat uiteindelijk Burgemeester en Wethouders en de Eaad de beslissing in handen hebben, afgezien van de door het Georganiseerd Overleg uitgebrachte adviezen; terwijl in Amsterdam dus feitelijk, wanneer eenmaal een besluit is genomen in het georganiseerd Overleg, de Eaad niet anders heeft te doen dan zich daarbij neer te leggen, zoodat ook geen amendementen meer door den Eaad kunnen worden ingediend, op een eenmaal in het Georganiseerd Overleg vastgesteld reglement, blijft in alle andere gemeenten omtrent het in het Georganiseerd Overleg behandelde de eindbeslissing bij het College en bij den Eaad, al worden de adviezen van het Georganiseerd Overleg wel terdege door het College in aanmerking gekomen en ook al zijn ze van groote beteekenis voor de behandeling in den Eaad, alleen al omdat ze zeer vele besprekingen in den Eaad kunnen voorkomen. Daarom ziet het door deze adressanten inge nomen standpunt de beteekenis van het Georganiseerd Overleg niet juist. Hiermede acht spreker het adres van de organisaties afgehandeld; hij hoopt dat allen, die het Georganiseerd Overleg een warm hart toedragen, en die daarvan een goede werkzaamheid verwachten, de overtuiging mogen hebben, dat men onder geen omstandigheden een dwingende ver plichting kan opleggen aan den Eaad om alle daar, zij het met meerderheid van stemmen, genomen besluiten te aan vaarden; daaruit zou ook volgen dat de Eaad niet het recht had, althans dat het niet wenschelijk en onlogisch was, nog nadere amendementen in te dienen, die niet door het Georgani seerd Overleg zelf zijn ingediend, zooals nu wel geschied is. Vóór de invoering van de Ambtenarenwet 1929 was het spreker volmaakt duidelijk, dat onder het gemeentepersoneel van Leiden een sterke strooming voor de instelling van een plaatselijk scheidsgerecht bestond en spreker heeft destijds eerlijk gezegd, voor dat idee veel te gevoelen, ofschoon hij de bezwaren er van erkende. Ook toen reeds was spreker van meening, dat het wenschelijk zou zijn de Adviescommissie te vervangen door een plaatselijk scheidsgerecht, mits de instelling daarvan zou worden omgeven met de meest moge lijke waarborgen van objectiviteit, die te verkrijgen zouden zijn. Door de invoering van de Ambtenarenwet 1929 is bij spreker de neiging om toe te geven aan den wensch van degenen, die een plaatselijk scheidsgerecht begeeren, geheel verdwenen. Met de instelling van de ambtenarengerechten is geheel voldaan aan de verlangens der ambtenaren, die wenschen, dat alle zaken, betrekking hebbende op hun rechtspositie, op de meest onpartijdige wijze, die denkbaar is, in beroep of in hooger beroep kunnen behandeld worden. Die waarborg biedt volgens spreker geen enkel ander instituut dan het ambtenarengerecht. Spreker acht het niet noodig de argumenten, die de heer Yerweij voor zijn voorstel heeft gegeven, een voor een te bespreken. Rechtstoestand gemeentepersoneel. (Tepe.) Er is één argument, dat alle andere in de schaduw stelt en wanneer men er in slaagt, spreker dat argument uit de hand te slaan, is hij bereid te erkennen, dat er misschien wel iets voor de instelling van een scheidsgerecht te zeggen is. Men kan inderdaad wel motiefjes aanvoeren, die misschien voor een plaatselijk scheidsgerecht pleiten, maar zoolang voor spreker niet vaststaat, dat door een plaatselijk scheids gerecht grootere, althans even groote objectiviteit van uit spraak gewaarborgd is als door het ambtenarengerecht, zal spreker een tegenstander blijven van de instelling van een plaatselijk scheidsgerecht. Waarom wenscht men vooral een plaatselijk scheids gerecht? Yreest men, dat de behandeling der zaken bij het ambtenarengerecht zoo lang zal duren? De praktijk heeft dit in geen geval geleerd; het is zuiver een speculatie. Op de desbetreffende vraag, welke spreker den secretaris van het ambtenarengerecht Den Haag. waaronder ook Leiden ressor teert, heeft gesteld, gaf bedoelde secretaris het korte, maar toch wel zeer duidelijke antwoord: „De duur van de behandeling van beroepszaken is bij mijn gerecht 2 a 3 maanden." Dat is geen overdreven lange tijd; dat zal een plaatselijk scheidsgerecht in den regel ook noodig hebben. „Voor overlading van mijn gerecht bestaat m. i. geen gevaar voor het geval mijn gerecht over alle uit Leiden aangebrachte zaken in eersten aanleg zal hebben te oor- deelen." Indien na jaren mocht blijken, dat de ambtenarengerechten overladen zijn met werk en daardoor de behandeling der zaken te lang op zich laat wachten, kan nog altijd een scheids gerecht worden ingesteld. Waarom is spreker in hoofdzaak voorst ander van het ambtenarengerecht, in tegenstelling met het plaatselijk scheidsgerecht? Het plaatselijk scheidsgerecht moet als het ware de lokale sfeer vertegenwoordigenmen moet daarin personen be noemen, bijzonder en speciaal goed op de hoogte van de plaatselijke omstandigheden. Spreker heeft nooit gehoord van twijfel aan de objectiviteit van de uitspraken van de recht banken, zoowel in burgerlijke als in strafzaken; toch ont breekt daar ook ten eenen male die lokale sfeer die men zoo wenschelijk acht voor het plaatselijk scheidsgerecht. Men verwacht meer van een plaatselijk scheidsgerecht dan van het ambtenarengerecht, omdat men meent dat bij een plaatselijk scheidsgerecht, dat wordt samengesteld mede door verkiezing van de belanghebbenden, ook een zekere meer clemente opvatting zal heerschen ten aanzien van degenen, die er mede in aanraking komen. Dit is zeer begrijpelijk, maar het is geen pleit voor grootere objectiviteit. Spreker begrijpt niet hoe men zich de samenstelling van het scheids gerecht anders denkt dan door den betrokkenen, eenerzijds het College of den Eaad, anderzijds het personeel, mede zeggenschap te geven bij de benoeming van de leden; dat is ongetwijfeld de wensch. Spreker heeft hier een werk bij zich over de gemeentelijke verordeningen inzake den rechts toestand „Gemeentelijke Eechtstoestandverordeningen. Eap- port, aangeboden aan het Hoofdbestuur van den Neder - landschen Bond van Gemeente-ambtenaren door het Bonds- bureau", waarin de wijze van verkiezing van een plaatselijk scheidsgerecht aldus (op blz. 308) omschreven wordt: „Twee leden en twee plaatsvervangende leden worden „benoemd door den Gemeenteraad, na aanbeveling door „Burgemeester en Wethouders van ten minste twee personen „voor elke vacature; twee leden en twee plaatsvervangende „leden worden gekozen bij directe geheime stemming, op „een door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze, „door de gedurende ten minste 6 maanden in vasten dienst „of onafgebroken tijdelijken dienst der gemeente zijnde „ambtenaren." Op deze of soortgelijke wijze wenscht men toch samen stelling van een scheidsgerecht. Spreker kan zich niet voor stellen dat men genoegen zou nemen met samenstelling alleen b.v. door het College of zelfs alleen door den Eaad; in het laatste geval zou zelfs dat, wat de heeren als een voordeel aanvoeren, juist een groot nadeel zijn; dan komt er bij de verkiezing een zeker politiek en plaatselijk gekleurd politiek element in aanmerking; dan zal men juist, zeer menschelijk, meer letten op candidaten, van wie men verwacht dat zij den arbeiders en ambtenaren bijzonder gunstig gezind zijn dan dat men let op hun volstrekt objectiviteit en die ob jectiviteit is wel gewaarborgd in de ambtenarengerechten, welker leden benoemd worden rechtstreeks door den Minister, geheel vrij van alle mogelijke lokale kleur en in alle scha keeringen. Dit is voor spreker de voornaamste reden, waarom hij de voorkeur geeft aan een ambtenarengerecht boven een plaatse-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 12