290
MAANDAG 9 JULI 1934.
Rekening Stedelijke Werkinrichtinge a.
(Voorzitter e a.)
II. Rekening, dienst 1933, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. No. 146.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten deze rekening goed te keuren.
(De heeren de Eeede, Coster, Vos en van Stralen worden
geacht zich buiten stemming te hebben gehouden.)
III. Voorstel tot verkoop van een gedeelte bouwterrein aan de
Lucas van Leydenstraat, kad. hekend Gemeente Leiden,
Sectie K, No. 2695 (ged.), aan de N.V. De Leidsche Wasscherij,
v/h R. C. J. van Ommeren, te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 147.)
De heer Kooistra heeft in de stukken gelezen, dat volgens
het uitbreidingsplan deze grond zou zijn voor den bouw van
arbeiders- en kleine middenstandswoningen en tevens, dat
bij verkoop van dezen grond een ander plan voor de nieuwe
veemarkt zal moeten worden gemaakt. Is dat juist? In een
rapport te dezer zake van den Directeur der Gemeentewerken
wijst deze er op, dat die grond niet verkocht zou kunnen
worden; het College bleek een ander standpunt in te nemen,
maar dan zal een ander plan gemaakt moeten worden, omdat
dan van de haven eenige meters afgenomen moet worden.
Inhoeverre is dat nu juist en zal het plan van de nieuwe vee
markt daardoor een groote wijziging moeten ondergaan?
De heer Splinter zegt, dat het hier in vergelijking met het
geheele complex slechts een zeer klein stukje grond betreft.
Inderdaad heeft die grond volgens het uitbreidingsplan nog
de oorspronkelijke bestemming van arbeiders- en kleine
middenstands-woningen, maar Burgemeester en Wethouders
kunnen in een geval als het onderhavige daarvan ontheffing
verleenen ten behoeve van bedrijven, waartoe in dit geval
alle aanleiding bestaat. Men moet altijd trachten de industrie
te bevorderen; daarom wordt voorgesteld dit stukje grond
te verkoopen om het de aldaar bestaande industrie mogelijk
te maken zich uit te breiden; dit is de eenig mogelijke uit
breiding voor die industrie.
Het betreft hier zoo'n ondergeschikt punt van de geheele
nieuwe veemarkt, dat de verkoop van dit stukje grond geen
invloed zal hebben op eventueele uitbreiding of verplaatsing
daarheen van de veemarkt.
De heer Kooistra vraagt of deze verkoop nog van invloed
is op het uitbreidingsplan, nl. op het doortrekken van de
straat vanaf de Koningstraat tot daar.
De heer Splinter antwoordt ontkennend; dit heeft daarop
geen invloed.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
IV. Voorstel inzake aankoop van een tweetal strooken grond
in den Rodenburgerpolder ten behoeve van de Stedelijke Fa
brieken van Gas en Electriciteit.
(Zie Ing. St. No. 148.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Voorstel inzake den aankoop van een gedeelte grond in
den Rodenburgerpolder, kad bekend Gemeente Leiden, Sectie
M No. 4655 (ged.), van de Noord-Zuid-Hollandsclie Tramweg
Maatschappij N.V., te Haarlem en de beschikbaarstelling van
de voor dien aankoop en voor het maken van een overweg over
de tramhaan tegenover de Koninginnelaan benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 149.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VI. Voorstel in zake de goedkeuring en uitvoering van het
gewijzigde en uitgewerkte Stadhuisplan van architect C. J.
Blaauw.
(Zie Ing. St. No. 143.)
De heer Wilmer zegt, dat verschillende Raadsleden hun
bezwaren van aesthetischen aard, maar niet minder die van
moreelen aard deze laatste hieraan ontleend dat, huns
inziens, de wijze van voorbereiding van dit plan niet in
Raadhuisbouw.
(Wilmer e.a.)
overeenstemming is geweest met de eischen, die men billijk
heidshalve moet stellen tegen het plan-Blaauw hand
haven, maar desondanks hun stem nu aan dit voorstel
meenen niet te mogen onthouden. In het belang van de
gemeente zullen zij nu niet een andere wijze van doen voor
stellen.
De heer Reekenkamp sluit zich aan bij den heer Wilmer.
Spreker is geen enthousiast voorstander van het plan-
Blaauw en is dat ook nooit geweest. Zelfs na de door den
heer Blaauw aangebrachte verbeteringen dit moet erkend
zijn er nog wel bezwaren aan verbonden, maar spreker
meent, op grond van dezelfde motieven als de heer Wilmer,
dat het geen zin heeft in dit vergevorderd stadium van voor
bereiding van dit plan nog eenige lans te breken voor een
ander plan of om op dit plan nog eenige critiek te oefenen.
Daarom zal spieker, zij het zonder eenig enthousiasme,
vóór dit voorstel stemmen.
De heer Manders sluit zich aan bij de vorige sprekers.
De passage in het Ingekomen Stuk, dat de Commissie van
Fabricage eenstemmig van oordeel is, dat het omgewerkte
plan-Blaauw behoort te worden goedgekeurd, wil echter
niet zeggen, dat de vroegere tegenstanders van het plan-
Blaauw onvoorwaardelijk dit plan hebben goedgekeurd;
er is nog steeds een zeker voorbehoud bij hun goedkeuring.
De heer Meijncn zegt, dat zijn bezwaren tegen het oorspron
kelijke plan-Blaauw vooral betroffen den onvoldoenden di-
recten lichttoevoer, zoodat spreker vreesde, dat de ambte
naren in hun lokaliteiten bij onvoldoend licht of bij kunstlicht
zouden moeten werken. Bij de toelichting, op Vrijdagmiddag
j.l., door den heer Blaauw van zijn omgewerkt plan, heeft
spreker den indruk gekregen, dat de bezwaren ten aanzien
van den onvoldoenden liclitinxal weggewerkt zijn. Op sprekers
pertinente vraag, of de heer Blaauw nu kon waarborgen, dat de
lichttoevoer voldoende was, antwoordde deze dat dit absoluut
het geval was. Daarmede vervalt natuurlijk sprekers bezwaar
en zal hij gaarne en met dankbaarheid stemmen voor het om
gewerkte plan-Blaauw.
De heer Splinter staat toch wel eenigszins verbaasd van de
mededeeling van de heeren Manders en Beekenkamp, dat zij
hun stem wel zullen geven aan het plan-Blauw ,maar zonder
eenig enthousiasme. In de Commissie van Fabricage heeft
echter, toen spreker vroeg of men zich nu met het plan-Blaauw
kon vereenigen, niemand van de leden eenig voorbehoud
gemaakt omtrent zijn stem.
De heer Manders zegt, dat de Wethouder hem zeker niet
goed begrepen heeft. Spreker meent, dat de passage in het
Ingekomen Stuk, dat de Commissie van Fabricage eenstemmig
van oordeel is, dat het omgewerkte plan-Blaauw behoort te
worden goedgekeurd, op tweeërlei wijze kan worden gelezen.
Wanneer men nu zegt, dat het behoorlijk is het omgewerkte
plan-Blaauw nu goed te keuren, dan is spreker het daarmede
volkomen eens; hij vereenigt zich nu met het plan, maar
niet onvoorwaardelijk, niet met enthousiasme. De Wethouder
heeft in de Commissie toch ook wel begrepen, dat spreker
liever een ander plan zou hebben gehad.
De heer Splinter zegt, dat daarover niet gesproken is.
De heer Beekenkamp zegt, dat het begrijpelijk is, dat de
Wethouder (die van het begin af een warm voorstander was
v'an het plan-Blaauw) met enthousiasme zijn stem aan dit
voorstel zal geven, maar dat kan men van spreker onmogelijk
vragen. Dat spreker den vorigen keer voor een ander plan
gepleit heeft, maakt het hem volslagen onmogelijk ineens
zijn rokje om te keeren en van vurig tegenstander verwoed
voorstander te worden. Spreker heeft in de commissie erkend,
dat belangrijke verbeteringen aangebracht zijn en gezegd,
dat hij er zich op dien grond niet langer tegen zou verzetten,
maar men kan van spreker toch niet verwachten, dat hij
in extase zal zijn over dit plan.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VII. Voorstel:
a. tot intrekking van het Raadsbesluit van 19 December
1933 tot wijziging van de verordening, betreffende bet
verleenen van kostelooze genees- en heelkundige hulp
aan onvermogenden en den werkkring en de bezoldiging
van de Stadsgeneeslieercn, te Leiden;