316 MAANDAG 9 JÜLI 1934. Demping Lcvendaal enz, (Verweij e.a.) sociaal-democraten conservatief is, dan maakt dat op spreker in zooverre indruk, dat hij zich afvraagt, of het dan geen tijd wordt zich zelf te herzien en van conservatief democratisch tracht te worden, wanneer dit tenminste afhangt van een onderwerp als de baatbelasting. Dat is hierbij absoluut niet in het geding. Naar aanleiding van de vraag van den heer de Eeede, waar het beginsel van de S.D.A.P. te dezer zake is gebleven, vestigt spreker er de aandacht op, dat de tijden wel een weinig veranderd zijn, in het bijzonder wat betreft de finan- cieele verhouding tusschen het Eijk en de gemeenten. Wan neer de gemeenteraad nog het recht had, zich de middelen te verschaffen, die voor het goede functionneeren van de zaak noodig zijn, zouden de sociaal-democraten tot het middel van de baatbelasting wellicht niet hun toevlucht nemen. Spreker zal voor de baatbelasting stemmen, omdat hij het gemeentebestuur het bedrag van 33.000.niet wil onthouden om daarmede de kosten van de demping van het Levendaal te drukken. Het heeft in het wezen van de zaak niets met beginselen te maken. Het is een mogelijkheid, die de gemeentewet nog openlaat om geld in het laatje te krijgen en spreker kan niet inzien, dat er van conservatisme of wijziging van beginselen sprake is, wanneer men van die mogelijkheid gebruik maakt, maar meent integendeel, dat art. 281 (nieuw) van de gemeentewet meer toegepast moet worden. Wat hebben b.v. de bewoners van de Oranjegracht aan een kostbare voorziening, die aan den Bijnsburgerweg wordt getroffen? De heer Wilmer heeft eigenlijk voorgesteld, de baat belasting te ontzielen. Spreker zou, indien het voorstel van den heer Wilmer c.s. mocht worden aangenomen, een ander bezwaar tegen de baatbelasting willen aanvoeren, n.l. dat de huren van de panden aan het Levendaal zullen stijgen, afgezien van de baatbelasting, doordat het wonen daar aan genamer zal worden. Het voorstel van den heer Wilmer c.s. strekt om van de 33.000.die de baatbelasting zal op brengen, 10.000.a f 11.000.vrij te geven ter tegemoet koming aan de bezwaren, die in de adressen zijn geuit. Spreker zou even goed kunnen voorstellen rekening te houden met de bezwaren van degenen, die op andere gronden meenen met de demping van het Levendaal niet gebaat te zijn. Men doet echter verstandiger met de geheele baat belasting af te wijzen dan zich op dit terrein te begeven. De houding van den heer de Eeede is ten slotte veel consequenter dan de houding van degenen, die op grond van welke motieven dan ook iets trachten te redden om daarmede te gemoet te komen aan bepaalde wenschen. De heer Wilmer merkt op, dat dit ook gezegd kan worden aan het adres van den heer van Stralen, die alleen voor de vakarbeiders het volle loon vraagt en ook bereid is, con cessies te doen. De heer Verweij antwoordt op deze interruptie alleen, dat hij nog altijd verschil ziet tusschen een werkgever en een werklooze. Mocht het voorstel van den heer Wilmer c.s. onverhoopt worden aangenomen, dan heeft de baatbelasting voor spreker al haar waarde verloren en zal hij zijn stem aan het des betreffende voorstel van Burgemeester en Wethouders niet geven. De heer Groeneveld wenscht iets te zeggen over de ge bruikelijke vrijmoedigheid, waarmede de heer Goslinga meende tegenover de sociaal-democratische fractie te kunnen insinueeren; volgens hem zal deze fractie, als geheel, tegen de dempingsplannen stemmen, omdat er in dezen Eaad toch een meerderheid voor is, en zou zij dat niet doen, wanneer die meerderheid in gevaar was. De Voorzitter oordeelde het niet noodig, in te grijpen toen de heer Goslinga aldus de goede trouw van een geheele Baadsfractie verdacht maakte, en hamerde pas toen spreker interrumpeerde, dat dat een leugen was. Spreker ziet hierin een meten met twee maten. Dat was ook de reden, dat de sociaal-democratische fractie zoo buitengewoon voorzichtig was met het Eeglement van Orde en dat zij ook niet al te overtuigd was, dat het op onpartijdige wijze zal worden gehanteerd. De sociaal-demo craten ontkennen echter ten eenenmale de juistheid van die insinuatie van den heer Goslinga; volgens algemeen gangbaren, goeden rechtsregel rust de bewijslast op den beschuldiger. Den heer Goslinga staan maar twee wegen open, die insinuatie intrekken of waar maken; als hij dat weigert, dan behoeft spreker hem niet te zeggen hoe men iemand noemt, die insinueert en niet bewijst. De heer Goslinga zegt. dat de heer Groeneveld nooit anders Demping Levendaal enz. (Goslinga e.a.) doet. Hoe vaak heeft de heer Groeneveld de rechterzijde niet beleedigd in haar heiligste gevoelens, b.v. pas bij de begrooting nog? De heer Groeneveld zegt, dat naar de Wethouder mede deelde de mogelijkheid overwogen wordt om een tramlijn te laten loopen over de Hoogewoerd en een in tegengestelde richting over het Levendaalspreker hoopt, dat dat nooit werkelijkheid zal worden; een straat van 25 M. breed is uitermate geschikt voor een dubbele tramlijn. Bovendien zal de Hoogewoerd als verkeersweg niet uitgeschakeld kunnen worden; deze zal altijd nog een verkeersweg van beteekenis blijven voor auto's, voetgangers, enz.; alleen de tram is daar het groote bezwaardie moet in elk geval geheel en al van de Hoogewoerd af; in die richting moet zeker gestuurd worden. Met het door het College in praeadvies nemen van het voorstel-Schüller zijn 2 belangrijke zaken voorloopig vol komen van de baan, de technische quaestie en de verkeers- quaestie; die zijn daardoor aan deze bespreking onttrokken en uitgesteld tot later. Spreker hoopt, dat niet uitsluitend de bedoeling van het College was, een kapstok te vinden om een paar belangrijke zaken uit dit debat weg te nemen en op te hangen tot veel later. Sprekers angst is niet geheel denkbeeldig. De Levendaal-plannen zijn reeds 11 jaar hier aan de orde, maar ze zijn sinds 1928 om praeadvies bij het College. In 1928 heeft de Eaad op voorstel van het College besloten, dat daarover bij de indiening van het uitbreidingsplan praeadvies zou worden uitgebracht. Het voorstel van den heer Schüller betreft zaken, die dringend noodig zijn. Het allernoodigste is de verbreeding van den doorgang van het Levendaal naar de Plantage, van welke verbreeding Burge meester en Wethouders in het ingekomen stuk zelf zeggen, dat zij niet zal kunnen uitblijven. Spreker hoopt nu maar, dat het praeadvies over dit voorstel niet 6 jaar zal uitblijven en zal blijken, dat het College niet naar een kapstok heeft gezocht. Wat het voorstel tot doortrekking van de Oegstgeesterlaan betreft, sluit spreker zich geheel aan bij het betoog van den heer Manders. Thans wenscht spreker iets te zeggen over het systeem van werkverschaffing en de beteekenis van contractloonen. Contractloonen zijn loonen, waaromtrent de werkgevers- en de werknemersorganisaties met elkaar tot overeenstemming zijn gekomen. Het College zal niet willen beweren, dat deze tijden de werknemersorganisaties in staat stellen buiten sporig hooge loonen af te dwingen. Men kan dus wel aan nemen, dat de contractloonen niet aan den hoogen kant zijn. Voor vele Eaadsleden moet het wel een ideale toestand zijn, dat de werkgevers en de werknemers met elkaar con tracten over de loonen sluiten. Op het oogenblik zijn die loonen ongeveer 0.60 per uur. De Eegeering vindt deze, ook door de werkgevers goed gekeurde, loonen veel te hoog en geeft de gemeente een premie, wanneer zij die tot 2/3 terugbrengt. Wat zeggen de gemeenteprogramma's van de verschillende politieke partijen daaromtrent? De Anti-Bevolutionnaire Partij heeft geen gemeenteprogramma, doch wel een schema daarvan, dat ingeleid wordt door Dr. H. Colijn en waarin staat „Als werkgeefster drage de gemeente zorg, dat de arbeids voorwaarden voor haar ambtenaren en werklieden dezen in staat stellen hun roeping op geestelijk en stoffelijk gebied, ook jegens hunne gezinnen, te vervullen." Spreker vraagt zich af, of een loon van 19.20 per week voor geschoolde arbeiders aan dien eisch voldoet. De heer Beekenkamp vraagt, of die zinsnede soms ook betrekking heeft op werkverschaffingsloonen. De heer Groeneveld zegt, dat ze betrekking heeft op de loonen, die de gemeente betaalt, maar begrijpt niet, wat deze vraag van den heer Beekenkamp met de zaak te maken heeft. Heeft een arbeider, die in de werkverschaffing werkt, minder behoeften dan een andere arbeider? In het christelijk- historisch program staat daarvan: „De bezoldiging zij zoodanig, dat rekening worde gehouden met de behoeften van het gezin en met behoorlijke loon regelingen in het vrije bedrijf ter plaatse." Spreker kan niet inzien, dat men bij een loon van 19.20 rekening houdt met de behoeften van een gezin en met het vrije bedrijf. Het sterkst echter zegt het wel het katholieke program; dat slaat precies hierop: „Zij hoede er zich voor, aan het scheppen van werkge legenheid en haar geheelen arbeid het karakter van armen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 28