314
MAANDAG
9 JULI 1934.
Demping Levendaal enz.
(Wilmer e.a.)
niet te zien. Dat is al een heel vreemde manier om de heffing
van een belasting te rechtvaardigen.
In het algemeen zich verklarende tegen de baatbelasting
in dit geval en op deze wijze, heeft spreker nog bijzonder
bezwaar ten aanzien van de fabrieksgebouwen, waarvan
vaststaat dat ze geen baat bij de demping zullen hebben.
Daarom heeft spreker tezamen met de heeren Wilbrink en
Bergers een amendement te dezer zake ingediend.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van de heeren Wilmer, Wilbrink en Bergers, luidende:
Ondergeteekenden hebben de eer den Baad voor te
stellen in de verordening inzake „Baatbelasting Levendaal"
in artikel 2 toe te voegen een nieuw lid
fabrieksgebouwen."
Voorgesteld door 3 leden, maakt dit amendement een
onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Coster zegt, dat de voorgestelde demping van het
Levendaal uit een oogpunt van algemeen belang, en om
hygiënische redenen, wordt voorgesteld, maar dat geldt na
tuurlijk toch voor het geheele Levendaal. Spreker blijft dus
op demping van het geheele Levendaal aandringen.
Volgens den heer Goslinga zullen de panden daar in de
buurt in waarde stijgen; dat is echter toekomstmuziek en
spreker betwijfelt of deze Baadsleden dat nog zullen beleven.
Men heeft op het Levendaal niet alleen winkelhuizen, maar
ook particuliere woningen; op de Volmolengrachtdie ver
beterd is, wonen geen winkeliers en daar is ook geen baat
belasting geheven. Voor de Zijdgracht (Kore vaar straat) is
ook geen baatbelasting geheven; sinds 7 jaar bestaat daar
een tamelijke winkelstand; de een is er nog niet in of de
ander is er al weer uit. Men moet van dergelijke panden niet
alleen voordeelen weghalen, maar ook schadeloosstelling geven
wanneer er schade is. Daarom is spreker tegen de baatbe
lasting.
De heer de Reede verdeelt de bezwaren tegen de plannen
tot demping van het Levendaal in de herstelbare en onher
stelbare fouten van dit voorstelspreker beschouwt den hals,
dien men aan het Levendaal toedenkt, en den blinden darm, die
er onderaan zal hangen, als een herstelbaar bezwaardit mag
voor het oogenblik niet ieders bewondering hebben en zelfs
groote bezwaren ontmoeten, het zal in de toekomst niet heel
moeilijk zijn dit bezwaar te ondervangen. Invoering van een
baatbelasting zou echter een onherstelbare fout zijn; dan
is men genoodzaakt, haar straks uit te voeren ook. Het ver
baasde spreker zeer van den beer Goslinga te moeten hooren,
dat deze zich verbaasde, dat spreker bezwaren had tegen de
baatbelasting; spreker heeft reeds een jaar geleden in de
Commissie van Financiën zijn bezwaren tegen die baatbe
lasting ingebracht; spreker heeft toen duidelijk gezegd om
welke redenen hij tegen die baatbelasting was. De Wethouder
heeft in de Commissie Voor de Financiën geen argumenten
aangevoerd om spreker van de onjuistheid van het door hem
ingenomen standpunt te overtuigen en heeft het ook nu niet
gedaan, maar is eigenlijk wel geheel en al gekomen op den weg,
die door spreker bewandeld wordt.
De bestrijding, die de heer Verweij geleverd heeft, is wer
kelijk al te naïef. Hij herinnerde spreker aan het bestaan van
art. 281 (nieuw) van de gemeentewet, terwijl spreker juist
duidelijk had gezegd, dat hoewel hem dit artikel zeer goed
bekend was, hij niettemin bezwaren had tegen de baatbe
lasting en op grond van de argumenten, die hij daarvoor
aanvoerde, een rechtsgrond aan de baatbelasting ontzegde.
Bij de vraag, wat de rechtsgrond van een belasting is, be
hoeft men geen acht te slaan op de redeneering van sommige
menschen, die zeggen, niet graag belasting te betalen. Ook
spreker betaalt niet graag belasting. Het zijn praatjes van
niet serieuze menschen.
Het gaat om de vraag, of de kring, die in de belasting be
trokken wordt, werkelijk de kring is, die er in betrokken
moet worden. Spreker is begonnen met het voor dit geval
te ontkennen. Sommige eigenaren van perceelen aan het
Levendaal zullen van de demping wel eenige baten hebben,
maar de groote groep van personen, die er mede gebaat zijn,
met name de eigenaren van de perceelen aan de Hoogewoerd,
zal bij de heffing van deze belasting worden uitgeschakeld.
Dit feit alleen is voor spreker reeds voldoende om te zeggen,
dat aan deze baatbelasting geen behoorlijke rechtsgrond is
gegeven.
De rechtsgrond zou moeteu zijn, dat allen, die bij deze
Voorziening gebaat zijn, onder de belasting worden gebracht.
Indien dit het geval was, zou spreker zelfs over eenige be
zwaren kunnen heenstappen en kunnen inzien, dat het te
Demping Levendaal enz.
(de Reede e.a.)
moeilijk is een onderscheid te maken tusschen A., die net
eventjes niet, en B., die net eventjes wel gebaat is en O., die
juist op het doode punt staat.
Evenals bij elke andere belasting zouden bij deze belasting
de persoonlijke omstandigheden de heffing minder billijk
maken ten opzichte van sommige personen, die er door ge
troffen worden, maar wien de belasting niettemin wordt op
gelegd, omdat de algemeen werkende belasting ook op hen
van toepassing is.
Bij deze baatbelasting wordt echter in de eerste plaats
een groote groep van personen uitgeschakeld, die zeer zeker
met de uitvoering van de werken gebaat is en wordt in de
tweede plaats een groep, die er niet mede gebaat is en er zelfs
schade van ondervindt, wel in de heffing betrokken. De in-
dustrieelen, die hun fabrieksgebouwen aan het Levendaal
hebben, zullen van de demping zeer zeker eenig nadeel onder
vinden. De Wethouder moet nu niet zeggen: thans moet het
Levendaal ineens niet gedempt worden. De industrieelen
wenschen wel, dat dit gebeurt, maar willen niet onder de
baatbelasting vallen, omdat zij schade lijden en het is vol
komen correct, dat zij nu bezwaren opperen.
Men heeft betoogd, dat het er niet toe doet, waar het geld
vandaan komt en spreker heeft den Wethouder met die ver
dediging gelukgewenscht. Het is juist van zeer veel belang,
waar het geld vandaan komt. Spreker kan zich voorstellen,
dat de Wethouder de S.D.A.P. op dit punt conservatief
noemde. Spreker is niet conservatief, wanneer hij zich tegen
de heffing van een baatbelasting verzet, maar wanneer een
partij, die altijd de stelling heeft verdedigd, dat men het geld
daar moet halen, waar het zit, nu haar jasje uittrekt en zegt
wij zullen het geld halen, maar het komt er niet op aan waar,
vraagt spreker zich toch af, waar het beginsel van die partij,
de S.D.A.P., ten opzichte van de belastingheffing is gebleven.
Men had zich er wel voor moeten wachten, een dergelijk
argument te gebruiken. Een groot bezwaar tegen de baat
belasting is voor spreker ook, dat men het geld wil halen
bij menschen, die het niet hebben.
Het voorstel van den heer van Weizen is een dwaasheid.
De Baad heeft niet het recht een servituut op de panden te
leggen, waarbij bepaald wordt, dat geen hoogere dan de tegen
woordige huur mag geheven worden. Intusschen zullen de
huren van vele woningen aan het Levendaal verhoogd worden.
Dat kan niet anders; die panden hebben betrekkelijk weinig
waarde; zoolang men er zelf niet in woont, verhaalt men het
op zijn huurderswoont men er zelf in, dan moet men het
zelf betalen. Dat is van velen van die menschen te veel ge-
vergd.De kleine menschen vormen op het Levendaal over
wegend de meerderheid. Ziedaar een fout in de redeneering
van den heer Verweij, die dit over het hoofd zietde menschen,
die het kunnen betalen zijn er niet meer. Inderdaad is de baat
dood kapitaal; welke fabrikant kan er nu aan denken zijn
industrie te verplaatsen en dan het voordeel te liquideeren,
dat mogelijk zal kunnen voortkomen uit de demping van het
Levendaal? De Wethouder weet ook wel, dat verplaatsing van
een industrie nog wat anders meebrengt dan alleen zijn oude
boeltje verkoopen en ergens anders gaan zitten; dat kost
nieuwe gebouwen en groote voorzieningen, die zoo zwaar
drukken, dat men er niet aan kan denken die z.g. bate, die
voor zoo'n fabriek alleen bestaat in het missen van den stank,
te liquideerendat is niet anders inderdaad dan dood kapitaal
Ofschoon de Wethouder buitengewoon gematigd was in
zijn bestrijding en eigenlijk op zeer vele punten liet blijken,
dat hij het met sprekers argumenten tegen de baatbelasting
eens is, heeft hij spreker in geen geval kunnen overtuigen.
Daarom handhaaft spreker zijn bezwaren en zal hij tegen
de baatbelasting stemmen.
Den heer Elkcrbout is het eenigszins onverklaarbaar dat men,
om tot het door het Departement geëischte hooge loonper-
centage te komen, hieraan gekoppeld heeft de doortrekking
van de Oegstgeesterlaanmen had even goed ook de verdere
demping van het Levendaal, van het stuk Barbarabrug-
Steenschuur, hieraan kunnen verbinden; dat het College
dit niet gedaan heeft, moet toch een bijzondere bedoeling
hebben. Dat had men toch veel beter kunnen doen dan het
te laten liggen zooals het er nu ligt.
De heer Tobé vroeg, of het niet mogelijk was iets voor de
groote gezinnen te doen door een kindertoeslag; de Wet
houder heeft toegezegd dit nog eens op het Departement te
zullen bespreken. Maar spreker heeft niet gehoord, dat de
Wethouder heeft toegezegd, dat hij nog zou trachten een middel
te vinden om hun, die in werkverschaffing werken, een
grooter inkomen te bezorgen. In den regel komen de arbeiders
in werkverschaffing nog 10 boven hun loon uit door het
z.g. in tarief werken. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat
het hierbij niet kan, doordat het werk er zich niet toe leent.