MAANDAG 9 JULI 1934. 309 Demping Levendaal enz. (Goslinga e.a.) stellen den doorgang van het Levendaal naar de Plantage te verbreeden, waardoor twee panden onteigend zouden moeten worden, zou het bedrag der netto-kosten, dat thans 134.000.bedraagt, met een zeer aanzienlijk bedrag stijgen, waardoor ook de baatbelasting aanzienlijk ver zwaard zou worden. Dit was dan ook een reden voor Burge meester en Wethouders om dit voorstel niet te doen, aan gezien zij alles wilden vermijden, wat de demping van het Levendaal in gevaar zon kunnen brengen. Burgemeester en Wethouders mochten echter niet blind zijn voor het feit, dat er in dit geval alle aanleiding bestond art. 281 (nieuw) van de gemeentewet toe te passen. Indien het artikel ooit voor een bepaald werk is geschreven, is het voor de demping- van het Levendaal geweest. Spreker kan geen ander werk bedenken, waarbij de toepasselijkheid van het artikel zoo duidelijk spreekt als bij dit werk. Hadden Burgemeester en Wethouders niet voorgesteld de baatbelasting te heffen, dan zou spreker stellig met den mond vol tanden hebben gestaan, indien Gedeputeerde Staten hem zouden hebben gevraagd: „Waarom hebt ge in vredesnaam artikel 281 (nieuw) van de gemeentewet niet toegepast?" De heer Wilbrink meent, dat de heer Goslinga dan maar een ambtenaar naar Gedeputeerde Staten had moeten zenden. De heer Goslinga vraagt zich af, of bij een zoo ernstige zaak als deze een dergelijke interruptie past in den mond van den heer Wilbrink. Waarvoor heeft men dan Wethouders? De heer Wilbrink zegt, dat de Wethouders de besluiten van den Baad hebben te verdedigen, waardoor geen onrecht matige daden worden gepleegd. De heer Goslinga heeft een andere opvatting van zijn taak. Spreker heeft zich wel eenigszins verbaasd, dat de heer de Beede zich tegen deze belasting heeft uitgesproken spreker heeft dat niet begrepen; hij kan het alleen verklaren uit een zekeren dogmatischen afkeer van bestem mings- belastingen, die niet van conservatisme is vrij te pleiten. De ontwikkeling van het belastingstelsel in Nederland gaat de laatste jaren steeds verder in de richting van bestemmings belastingen. Tot sprekers groote vreugde zijn de sociaal democraten er juist voor, terwijl de S.D.A.P. er over het algemeen tegen is, ook uit een zeker conservatisme; de S.D.A.P. wordt langzamerhand de meest conservatieve partij in Nederland. Als nu toch ooit een complex erven gebaat worden, dan is het toch wel bij de demping van het Levendaal. Welk een enorme verbetering is b.v. ook niet tot stand gekomen door de demping van de Zijdgracht, de tegen woordige KorevaarstraatDe heer Coster zegt nu: zonder baatbelasting. Helaas welDat ook de eigenaren van panden aan het Levendaal weten en beseffen, dat een goede tijd daar aanbreekt, blijkt wel hieruit dat iemand, die probeerde daar pandjes te koopen, de laatste weken er niet één in handen kon krijgen. Die eigenaren dachten nu: mijn koren staat te bloeien. Spreker begrijpt niet hoe de heer Huurman hier nog kan vragen, of die panden wel gebaat zullen worden. Waar praat men anders over? Het College doet dit voorstel juist, niet alleen met het oog op het verkeer en op de stank, maar ook met het oog op de mensclien, die sinds jaar en dag den Baad bestoken met adressen om voor den stank het Levendaal toch te dempen, waardoor hun perceelen onver- huurbaar worden. Ben van de onderteekenaars van die adressen heeft spreker dezer dagen nog verklaard, dat al was de baatbelasting 5 maal zoo hoog, het voor hen nog voordeelig zou zijn. Voor een pand van 100 M2. bedraagt de belasting 15.het is uitermate billijk dat zij, die van een werk profiteeren, daaraan ook iets bijdragen, boven hetgeen zij reeds gewoon aan belasting betalen. De heer Wilmer is er in principe voor, maar betwijfelt of zij er wel zoo'n baat bij hebben. Dit is natuurlijk niet met wiskunstige zekerheid ten aanzien van elk object aan te toonen, ook niet bij de andere bestemmingsbelastingen. Door de wegen belasting worden b.v. ook auto's getroffen, die nooit van de rijkswegen gebruik maken, terwijl de opbrengst gaat naar het Eijkswegenfonds. Dat is nu eenmaal onvermijdelijk. Wanneer de Baad vandaag het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanneemt, zullen de perceelen morgen nog niet in waarde gestegen zijn, maar wanneer het geheele werk is uitgevoerd en een breede verkeersweg is ontstaan, waarover de tram rijdt en die zeer geschikt is b.v. voor de vestiging van de zaken van de handelaren in auto's, zal niemand ontkennen, dat er voordeelen zijn verkregen. Spreker heeft reeds hooren verluiden, dat indien het voorstel wordt aan- Demping Lcvendaal enz. (Goslinga e.a.) genomen, een rondwandeling met muziek over het Levendaal zal worden gemaakt, omdat men zijn blijdschap wil uiten over het feit, dat men niet alleen den stank zal kwijtraken, maar ook een glorieuze toekomst te gemoet gaat. In het adres van de Vereeniging van Huiseigenaren (beter gezegd: den Verhuurdersbond) wordt de jammerklacht geuit, „dat in geval deze belasting wordt aangenomen, weer een bepaalde categorie van burgers zal worden getroffen, i. c. de eigenaren, die toch reeds met de grootst mogelijke moeilijkheden te kampen hebben ten aanzien van de exploitatiemogelijkheid hunner perceelen, o. m. door de zware overheidslasten en het toenemende onverhuurd blijven der huurobjecten, gepaard aan steeds verder schrijdende huurdaling." Men zou geneigd zijn, medelijden met deze personen te hebben. Wanneer men echter van dezelfde menschen een krot wil koopen, zooals de gemeente gedaan heeft aan de Bouwelouwensteeg, blijken de perceelen een groote waarde te hebben en de rentabiliteit daarvan is dan fabelachtig. Toen de gemeente eenigen tijd geleden wilde probeeren het zuidelijke rioolgemaal te verplaatsen en daarvoor aan de Klikstraat, een zeer onaanzienlijke buurt in de onmiddel lijke omgeving van het Levendaal, perceelen trachtte te koopen, waren de panden aan die straat onmiddellijk goud waard. Het is dus met deze perceelen niet zoo erg gesteld, als men het in het adres wel wil doen voorkomen. Het adres van de vereeniging van Leidsclie industrieelen heeft niet veel indruk op spreker gemaakt. Het is moeilijk aan te toonen, dat de industrieën een voor een met de demping van het Levendaal gebaat zijn. Bij nauwkeurige lezing van het adres ontdekt men, dat eigenlijk gezegd wordt: demp het Levendaal niet. Het is ineens een magnifieke vaarweg geworden, waarlangs bakkerijen, conservenfabrieken en textielfabrieken alle grondstoffen kunnen aanvoeren en alle afvalproducten kunnen afvoeren. In werkelijkheid heeft het Levendaal als vaarweg bitter weinig beteekenis. Vroeger was er eenige vaart, doordat er een opslagplaats van oudroest was. Drie industrieelen hebben zelfs in een adres aan den Baad gevraagd, het Levendaal te dempen. Nu men echter eenige centen baatbelasting moet betalen, kan het Levendaal openblijven en is het een mooie vaarweg. Waarom heeft men zich niet in adressen tegen de demping van het Levendaal verzet, toen de kwestie nog in het algemeen aan de orde was en er alle gelegenheid was om aan de geop perde bezwaren aandacht te schenken? De industrieelen zijn in hun adres zeer voorzichtig. Zij zeggen n.l. wel, dat hun producten langs het Levendaal „kunnen" worden afgevoerd, maar beweren niet, dat het ook inderdaad geschiedt. In werkelijkheid wordt het alleen ge bruikt door Wouterlood, die zijn producten van de veiling door het Levendaal aanvoert, alsmede door Gebr. van Wijk Co., die met vletten zijn kolen van het Utrechtsche- veer naar het Levendaal vervoert. Het is de vraag, of indien het Levendaal gedempt is en een zeer behoorlijke weg is aan gelegd, die voor het autoverkeer uitermate geschikt is, de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van afvalproducten niet voordeeliger kan geschieden per vrachtauto dan per vlet. Men ziet in het algemeen een sterke verschuiving naar den vrachtautoook de daar gevestigde industrieën zullen daarvan meer en meer gebruik maken. Een zeer zonderling argument is, dat bij demping van het Levendaal door hen kosten gemaakt moeten worden voor afvoer van hun afvalwater. Spreker wijst op hetgeen de heer Schüller daarover reeds zeide, maar ook wanneer het Levendaal niet gedempt wordt, zal toch on getwijfeld een einde gemaakt moeten worden aan de vervui ling door aanliggende industrieën; dan zou het Levendaal gerioleerd moeten worden en zou men dien industrieën moeten voorschrijven op dat riool te loozen en daarvoor min of meer kostbare werken te maken. Een toestand, dat men zonder eenige reserve en zonder eenige grens openbaar water vervuilt, kan toch niet langer gedoogd, zoodat ook dat argument op spreker niet veel indruk maakt. Blijft alleen over de vraag, of de perceelen gebaat worden of niet. Er is een industrie met 3.500 M2 terrein; daarvan valt 700 M2 in de baatbelasting, zoodat. daarvan betaald moet worden 100.per jaar. Maar daarvoor komt het geheele complex toch te liggen aan een zeer veel verbeterden weg. Men kan zeggendie industrie heeft daaraan op het oogenblik niets, maar dat weet spreker nog niet. De draagkracht van die industrie neemt toch toe door de waardevermeerdering- van haar terrein; dat perceel van 3.500 M2 komt toch aan zienlijk gunstiger te liggen en daardoor stijgt toch de waarde, al was het alleen maar die van den bouwgrond. De heer de Beede zegt nu: doode waarde; dat is voor spreker de vraag; dat kan spreker niet beoordeelen; dat hangt geheel af van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 21