306
MAANDAG 9 JULI 1934.
Demping Levendaal enz.
(Romijn.)
het College realiseerden zich ook, dat men allereerst had den
Raad, die over werkverschaffing in het algemeen niet al te
vriendelijk denkt en verder het Departement, dat gemeente
besturen, die komen met verzoeken om een werkverschaffing
te beginnen, ook nog eens precies examineert en de gewoonte
heeft nauwgezet aan te geven, hoe het z. i. gebeuren moet.
Het dempen van het Levendaal in werkverschaffing bezorgde
spreker direct het vooruitzicht, hoe daarop zou worden ge
reageerd door de sociaal-democraten. De heer van Stralen
verweet het College, dat aan het Departement was geschreven,
dat deze werkverschaffing in den Raad nagenoeg niet op
oppositie zou stuiten en achtte dit een voorlichting, die niet
door den beugel kon, omdat het College kon weten en wist,
dat de sociaal-democraten hier een ander standpunt innamen;
hij achtte het niet gewenscht, dat het departement een derge-
lijken indruk van de meening van den Raad zou krijgen.
Spreker heeft wel degelijk de oppositie van de sociaal-demo
craten voorzien. Spreker herinnert zich precies de qualificatie
van den heer van Eek van de werkverschaffing als „ver
vloekte werkverschaffing"; wanneer iemand als de heer van
Eek dat zegt, dan maakt dat uiteraard indruk op spreker
en dan begrijpt spreker, dat een zoo ernstig man als de heer
van Eek dat ook werkelijk meent en dat, waar in het algemeen
diens terminologie van veel zachteren aard is, met hem heel
lang zal moeten worden gedebatteerd vóórdat hij een eenigs-
zins minder onoverkomelijke qualificatie gebruikt.
Toen spreker de opdracht had gekregen de demping van
het Levendaal in werkverschaffing voor te bereiden en daarbij
het standpunt van de S. D. A. P. kende, dacht hij, dat de
beste wijze om het Departement van dit standpunt op de
hoogte te brengen, zou zijn het tot stand brengen vaneen
rechtstreekscli contact. De sociaal-democraten hebben spreker
meermalen opgedragen ten Departemente mededeeling te
doen van de opinie, die zij over verschillende sociale maatre
gelen in de gemeente hebben. In het algemeen heeft spreker
zich van die opdracht gekweten, maar men gelooft hem daar
omtrent niet geheel en al aan het Departement. Men begrijpt
daar een dergelijk standpunt niet, omdat men er niet gewoon
is, dat van de zijde van de S. D. A. P. een houding wordt aan
genomen, die de sociaal-democraten in Leiden wel meer aan
nemen. Omdat spreker niet voldoende in staat schijnt te zijn
het Departement te overtuigen van de inzichten, die bij de
S. D. A. P. in Leiden leven, heeft hij het Departement ver
zocht een bevoegd persoon naar Leiden te sturen. Spreker
kon moeilijk met de geheele fractie naar Den Haag gaan.
Het Departement is zoo vriendelijk geweest een hoofdambte
naar, Rijksinspecteur voor de Werkverschaffing, te zenden,
wiens sympathieën zijn sprekers inlichtingen juist meer
uitgaan naar de S. D. A. P. dan naar de partij, waartoe spreker
het voorrecht heeft te behooren. Deze Departementsambtenaar
heeft een vergadering bijgewoond van de Commissie voor
Sociale Zaken, waarin het dempen van het Levendaal in werk
verschaffing aan de orde was gesteld en heeft dus uit de eerste
hand kunnen hooren, hoe de sociaal-democratische fractie
over het vraagstuk dacht.
Spreker zal geen nauwkeurig verslag geven van de geani
meerde discussies, welke dien avond zijn gevoerd en kan
volstaan met de mededeeling, dat de vertegenwoordigers van
de S. D. A. P. ruimschoots gebruik hebben gemaakt van de
gelegenheid om bedoelden Departementsambtenaar precies
te vertellen, hoe zij over de zaak dachten. De ambtenaar
heeft zijnerzijds ruimschoots van de gelegenheid gebruik ge
maakt om zijn opvattingen daaromtrent kenbaar te maken.
De bespreking is geëindigd met de mededeeling van den
adviseur van den Minister, dat indien het standpunt Van
Leiden inderdaad was als het toen werd aangegeven door de
vertegenwoordigers van de S. D. A. P., hij den Minister moest
adviseeren, geen aanvrage van Leiden ten aanzien van de
werkverschaffing in overweging te nemen, indien niet van te
voren door den Raad van Leiden een voorstel was aange
nomen om een of ander werk in werkverschaffing uit te
voeren en daarbij de mededeeling was gedaan, dat men zich
bij voorbaat accoord verklaarde met de voorschriften en be
palingen, die het Departement daaromtrent nader zou geven
voor het verleenen van het Rijkssubsidie.
Wanneer het Departement die houding aanneemt, wordt
de zaak er niet gemakkelijker op.
Spreker heeft dit uitdrukkelijk naar voren gebracht om
te doen zien, dat de sociaal-democratische fractie alle gelegen
heid heeft gehad om vatr haar inzichten tegenover het Depar
tement te doen blijken, en mede te deelen, hoe de reactie
van het Departement daarop is geweest.
Spreker heeft in de pijnlijke noodzakelijkheid verkeerd,
den Departementsambtenaar excuses aan te bieden voor de
min of meer onheusche bejegening, die hij in een bijeenkomst,
welke spreker had voorgezeten, had moeten ondervinden.
Demping Levendaal enz.
(Romijn.)
Spreker stelt met nadruk vast, dat het verwijt van den
heer van Stralen, dat het College het Departement verkeerd
ingelicht heeft, geen steek houdt, nu de S. D. A. P. ruimschoots
gebruik gemaakt heeft van de haar door Burgemeester en
Wethouders geboden gelegenheid om zelf het Departement
in te lichten. Na de bespreking in de Commissie van advies
voor Sociale Zaken met dien hoofdambtenaar is in die Com
missie de wenschelijkheid uitgesproken, daarover nog eens
te Vergaderen; die bespreking had tot gevolg gehad, dat de
Commissie het denkbeeld van demping van het Levendaal
in werkverschaffing niet maar zonder meer wenschte te laten
varen en af te stemmen; men verzocht daarover nog wat
meer te mogen hooren. Die vergadering werd in Juli 1933 gehou
den en kort daarop verscheen in de Vooruit een blijkbaar ge
ïnspireerd artikel, met deze slotbeschouwing, dat het Leven
daal zal worden gedempt, zoo in den Raad een meerderheid voor
de plannen van het College te vinden is en dat hiervoor weinig
vrees behoeft te bestaan. Dit was dus een tweede aanwijzing
voor spreker, dat er toch wel eenige wending in de gedachten
kwam en dat een meerderheid in den Raad voor een dergelijk
voorstel niet uitgesloten was. In September daaraanvolgend
is een tweede vergadering gehouden, waarin door die Com
missie tenslotte besloten werd, het College te adviseeren
zich omtrent de uitvoering van het dempen van het Levendaal
in werkverschaffing te verstaan met de Commissie, samen
gesteld uit de patroons- en arbeidersbonden in het bouwbedrijf.
Dit advies werd aan het College gegeven met 10 tegen 4
stemmen, waarbij de heer van Stralen blanco stemde, een
feit, waaraan spreker ook waarde hechtte. Gezien de ont
wikkeling van de denkbeelden omtrent werkverschaffing
mag spreker uit dat blanco stemmen door den heer van Stralen
over een dergelijk vraagstuk de conclusie trekken, dat het
volmaakt afwijzend standpunt tevoren door de sociaal
democraten steeds ingenomen, nu eenigszins veranderd is
en dat men tot ander inzicht gekomen is. Dit advies van die
Commissie was ook voor een groot deel geïnspireerd hierdoor,
dat aan het Departement een andere opvatting ging leven;
totnutoe geschiedden alle werkverschaffingsobjecten in eigen
beheer, maar het Departement wilde aan uitvoering met in
schakeling van het particuliere bedrijf ook een kans geven;
men erkende, dat door al die werken in eigen beheer uit te
voeren voor de particuliere aannemers de markt wel zeer
beperkt werd; de Commissie voor Sociale Zaken achtte het
gewenscht, dat deze werkverschaffing zou plaats vinden,
maar verbond daaraan zeer nadrukkelijk den wensch, dat
het zou gebeuren zoo mogelijk met inschakeling van het
particuliere bedrijfzij gaf in overweging anders van demping
van het Levendaal in werkverschaffing af te zien. Op grond
van dat advies heeft het College zich toen beijverd en ge
tracht met de Commissie uit het bouwbedrijf tot een resultaat
te komen. Kort daarop was er een bespreking en is het terrein
verkend. Men stond hier voor een betrekkelijk nieuw vraag
stuk; er was nog geen practische ervaring met het uitvoeren
van werken in werkverschaffing door een particulieren
aannemer. Er was daarmede een proef genomen in Katwijk;
de inlichtingen daaromtrent waren zeer tegenstrijdig; eener-
zijds werd het zeer toegejuicht, anderzijds bereikten het ge
meentebestuur daarover ook klachten en werd medegedeeld,
dat het niet verstandig was het die richting uit te sturen.
Het College meende, dat de voorkeur gegeven moest worden
aan aanbesteding en reeds maanden van te voren had het de
mogelijkheid van aanbesteding van de werken bij de demping
van het Levendaal onderzocht. Men is daarover in verbinding
getreden met de Nederlandsche Heide-Maatschappij, die ten
opzichte van werkverschaffingsobjecten de noodige ervaring
heeft en ook omtrent de wijze van werken over de noodige
practische kennis beschikt. Zij heeft medegedeeld, een derge
lijk werk niet geschikt te achten voor uitvoering bij wijze
van werkverschaffing in aanbesteding. Die richting was toen
voor het College eigenlijk afgesloten. Het College is echter,
na het uitbrengen van het advies van de Commissie voor
Sociale Zaken en het interview met den nieuwen Minister
voor Sociale Zaken, met de Commissie omtrent dit denkbeeld
in overleg getreden.
In de Commissie bestond het denkbeeld, te probeeren een
nieuwen ondernemingsvorm in het leven te roepen.
Men dacht aan het scheppen van een rechtspersoon, be
staande uit eeu vertegenwoordiger van het gemeentebestuur,
een vertegenwoordiger van de patroons en een vertegenwoor
diger van de arbeiders, die belast zou worden met de uit
voering van het werk.
Men had in die richting plannen ontworpen voor Rotterdam,
die zoowel bij het Departement als in Rotterdam in onder
zoek waren. Men had bij de besprekingen met het Departe
ment den indruk gekregen, dat het wel de zaak in die richting
wenschte te sturen. Men sprak af, dat Leiden zou trachten