MAANDAG 9 JULI 1934.
303
Reglement van Orde-Gemeenteraad.
(Vos e.a.)
De heer Vos zegt, dat zijn amendement in de eerste plaats
beoogt terng te brengen in de verordening wat ei op het
oogenblik al in staat; spreker begrijpt niet waarom het
College voorstelt dit te laten vervallen. Bij bet nieuw voor
gestelde artikel wordt geen tijd bepaald, waarbinnen het
College de inlichtingen moet verstrekken.
De Voorzitter zegt, dat alleen wordt voorgesteld den eersten
zin te wijzigen, niet het eerste lidde heer Vos vergist zich dus,
wanneer hij meent, dat de tweede zin gewijzigd wordt.
De heer Vos wijzigt zijn amendement, zoodat het thans luidt
,,In lid 2 (dan lid 3) de 2e uitdrukking: ,,de inlichtingen"
te vervangen door „ze".
In dien zin zou drie keer het woord „inlichtingen" komen
te staan; daarom stelt spreker voor éénmaal dit woord te
vervangen door „ze".
De Voorzitter zegt, dat dit toch een ongebruikelijke uitdruk
king is.
De heer Vos acht dit een zeer gewoon woord; daarin ziet
spreker niets bijzonders.
De heer van Eek trekt zijn amendement, mede namens
den heer Groeneveld, in.
Aangezien het amendement van de heeren van Eek en
Groeneveld is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van
beraadslaging meer uit.
De Voorzitter ontraadt namens Burgemeester en Wet
houders het gewijzigde amendement-Vos.
Het gewijzigde amendement van den heer Vos wordt
verworpen met 20 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Meijnen, van Tol, van Ros
malen, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Bergers, Wilmer,
Verweij, Manders, Lombert, Coster, Tobé, van Eecke, van
Es, Wilbrink, de Reede, Eikerbout en Beekenkamp.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
Vallentgoed, Bosman, van Weizen, Koole, Groeneveld, van
Eek, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos,
Kooistra en van Stralen.
(De heer van der Reijden had inmiddels de vergadering
verlaten.)
Artikel XXI wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De artikelen XXII en XXIII worden achtereenvolgens
zonder bei aadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel XXIV, waarhij tevens aan de
orde komt het amendement van den heer Vos, luidende:
„Andere redaktie voor Art. 39:
„Een benoeming ingevolge artt. 179 en 181 der gemeente
wet heeft niet plaats, als niet minstens vier dagen te voren
de Raad met het voornemen daartoe is in kennis gesteld.""
De heer Vos zegt, dat dit amendement niets anders bedoelt
dan een betere redactie.
De Voorzitter zegt, dat het College van Burgemeester en
Wethouders tegen dit amendement geen bezwaar heeft,
mits het eenigszins gewijzigd wordt.
In de eerste plaats moet in plaats van „artt." worden
gelezen „de artikelen".
Verder moet het germanisme „minstens" vervangen worden
door „ten minste".
De heer Vos wijzigt zijn amendement in dien zin, zoodat
het thans luidt:
„Andere redactie voor Art. 39:
„Een benoeming ingevofge de artikelen 179 en 181 der ge
meentewet heeft niet plaats, als niet ten minste vier dagen
te voren de Raad met het voornemen daartoe is in kennis
gesteld"."
Het aldus gewijzigde amendement wordt door Burge
meester en Wethouders overgenomen, waarna het dien
overeenkomstig gewijzigde artikel XXIV zonder hoofdelijke
stemming wordt aangenomen.
Reglement van Orde-Gemeenteraad.
(Voorzitter e.a.)
De artikelen XXV tot en met XXXII worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over artikel XXXIII, waarbij tevens aan
de orde komen liet amendement van den heer Vos, luidende:
„In art. 54 (nieuw) de laatste woorden: „der commissie"
te doen vervallen",
en het amendement van de heeren van Eek en Groeneveld,
luidende
„Artikel 54 aldus te doen luiden: „De leden van eene
bijzondere commissie worden benoemd door den Raad,
tenzij de Raad besluit de benoeming aan den Voorzitter van
den Raad op te dragen.
De voorzitter der commissie wordt aangewezen door den
Raad. Indien de benoeming der leden door den voorzitter
van den Raad geschiedt, is het eerst benoemde lid voorzitter
der commissie.
De voorzitter der commissie roept de leden samen en leidt
de vergaderingen der commissie."
De Voorzitter deelt mede, dat het College het amendement
van den heer Vos overneemt.
De heer van Eek zegt, dat het door den heer Groeneveld
en hem ingediende amendement afkomstig is van de Com
missie voor de Huishoudelijke Verordeningen, die meent,
dat het beter is de leden van de bijzondeie commissies in
het algemeen te doen benoemen door den Raad, tenzij deze
de benoeming aan den Voorzitter overlaat. De Commissie
voor de Huishoudelijke Verordeningen vreest, dat in de
gevallen, waarin de Raad besluit de commissie zelf te be
noemen, dit besluit zal worden aangemerkt als een blijk van
wantrouwen in den Voorzitter, indien het artikel luidt,
zooals het College het thans voorstelt.
Bij aanneming van het amendement zal in het algemeen
de benoeming aan den Voorzitter worden overgelaten.
De Voorzitter zegt, dat de leden der bijzondere commissies
altijd door den Voorzitter van den Raad zijn benoemd en
dat dit nooit aanleiding tot moeilijkheden heeft gegeven.
De Voorzitter is in de gelegenheid rustig na te gaan, wie
hij tot leden der commissies zal benoemen en heeft ook de
gelegenheid daarbij met de leiders der fracties overleg te
plegen. Het is voor den Raad moeilijk een dergelijke keuze
te doen en vooral, indien de benoeming plotseling moet plaats
hebben. Bij verschillende gelegenheden is ook wel gebleken,
dat een dergelijke benoeming, die plotseling moest geschieden
en niet door de Raadsfracties was voorbereid, eigenlijk niet
zoo goed was. Het College geeft den Raad dan ook in over
weging het amendement van de heeren van Eek en Groene
veld niet aan te nemen.
De heer Manders betoogt, dat het niet de bedoeling van
de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen is
geweest, in den gang van zaken, zooals hij thans in de prak
tijk is, verandering te brengen; zij vindt den thans gevolgden
regel best, maar meent uit een oogpunt van kiescliheid de
redactie van het amendement te moeten prefereeren boven
de redactie, welke het College voorstelt.
Wanneer is voorgeschreven benoeming door den Voor
zitter, tenzij de Raad de benoeming aan zich houdt, dan
zou men, indien de Raad dit laatste wenschte, eenigszins
die bevoegdheid van den Voorzitter moeten aantasten; om
dit nu te voorkomen, acht spreker de andere redactie beter.
De Voorzitter zegt, dat men die moeilijkheid toch altijd
behoudt. Wanneer de heer Manders zegt: „het is niet de
bedoeling het te veranderen", dus de commissies als regel
door den Voorzitter te doen samenstellen, dan wordt het
even onaangenaam, wanneer men van dien regel afwijkt.
De heer Manders vindt dat toch eigenlijk iets anders.
Wanneer voorgeschreven wordt benoeming van den Raad,
maar deze laat het aan den Voorzitter over, en daarvan
wordt afgeweken, dan klinkt dat toch anders dan wanneer
voorgeschreven is benoeming door den Voorzitter en de
Raad maakt daartegen bezwaar.
De Voorzitter zegt, dat de bestaande practijk voldoende
is gebleken en gemakkelijk is. Spreker zou er niet aan
denken een benoeming ooit te doen zonder de Raadsleden
te raadplegen. Als het aan den Voorzitter is opgedragen,
gaat het veel gemakkelijker.
Het amendement van de heeren van Eek en Groeneveld
wordt verworpen met 19 tegen 13 stemmen.