Vergadering van Donderdag 5 Juli 1934. Geopend des namiddags te 5 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE B AKHU YZEN. Te behandelen onderwerp: Toespraak van den Voorzitter naar aanleiding van het overlijden van Zijn Koninklijke Hoogheid, den Prins der Nederlanden. Tegenwoordig zijn 28 leden, namelijk: de heeren Kooistra, Lombert, Tobé, Kuipers, Coster, Koole, mevrouw de Cler de Bruijn, de heeren Eikerbout, Vos, Beekenkamp, van Es, van Rosmalen, Manders, van Eecke, van Tol, Bergers, Wilmer, Meijnen, van Stralen, Bosman, de Reede, van der Reijden, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Wilbrink, Tepe, Splinter, Goslinga en Romijn. Afwezig zijn de heer van Eek, wegens uitstedigheid, de heer Schüller, wegens ongesteldheid, de heer Groeneveld, wegens verhindering en de heeren Huurman, Vallentgoed, Verweij en van Weizen. De vaststelling van de notulen van het verhandelde in de vergadering van 2 Juli 1934 wordt tot een volgende ver gadering aangehouden. De Voorzitter houdt, terwijl de leden zich van hun zetels verheffen, de volgende toespraak: Dames en Heeren Leden van den Gemeenteraad. Andermaal, helaas, is het mij beschoren U in bijzonderlijk daartoe belegde vergadering bijeen te roepen naar aanleiding van een diep smartelijke gebeurtenis, die in het Koninklijk gezin, nog zuchtend om het verlies van Koningin Emma, opnieuw ontsteltenis brengt, daardoor het geheele volk ont roert en ons met innig medelijden voor onze geliefde zoo zwaar beproefde Koningin, zoowel als voor Haar Koninklijke Dochter, Prinses Juliana, vervult. Het te vroeg verscheiden van Zijne Koninklijke Hoogheid, den Prins der Nederlanden, treft ons niet daardoor alleen dat het ons Koninklijk Huis in rouw dompelt. Uit den vreemde tot ons gekomen, heeft Prins Hendrik er zich met een telkens aan den dag komende bedoeling op toegelegd een met het nieuwe volk te worden en geen moeite gespaard om voor ons volk te zijn wat hij als Prins Gemaal daarvoor zijn kon. Op allerlei wijzen en in verscheidenheid van richtingen toonde Zijne Koninklijke Hoogheid Haar warme belang stelling voor hetgeen door het volk gedaan werd of daaruit voortkwam en velen, personen zoowel als vereenigingen, was hij tot daadwerkelijken steun. De organisatie van het reddingswezen had vroeg Zijn persoonlijke belangstelling en behield zijn voorliefde. Het geen Hij op dit gebied deed, verzekerde Hem een dankbaarheid en erkenning, die ik vele jaren later ook in den vreemde zoo herhaaldelijk nog met groote waardeering en oprechte liefde hoorde betuigen. De herinnering aan de ramp van het s.s. „Berlin" hield voor Hem een dubbele voldoening in èn om de redding èn omdat Hij wist daardoor zich een plaats in de harten der Hollanders te hebben veroverd. Zijn groote toewijding aan het Roode Kruiswerk ware op zich zelve reeds een reden voor ons volk met dank in het hart Hem te gedenken en met smarte Hem straks ten grave te begeleiden. Zijn eenvoudigheid in den omgang, Zijn beminnelijke vriendelijkheid maken, dat bij den volksrouw ook in de harten van tallooze Nederlanders rouw zal zijn om het verlies van een vriend. Zoowel de Stad Leiden als haar Universiteit hebben be wijzen te over gekregen van Zijn belangstelling en wij willen daaraan ook in het bijzonder de herinnering dankbaar bewaren. De rust der ziele van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden zij Gode in ootmoed opgedragen! Hij schenke aan onze Vorstinne en Haar Doorluchtige Dochter de kracht deze zware beproeving te doorstaan! Overtuigd als ik ben van Uwen wensch, om aan Hare Majesteit de Koningin en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana van Uwe gevoelens van deelneming te doen blijken, stel ik U voor het College te machtigen zich van die taak te kwijten door het zenden van brieven van rouwbeklag. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten. Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering hierna gesloten. Blz. 287.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 1