MAANDAG 2 JULI 1934.
267
Straataanleg-van Speijkstraat grondverkoop.
(van Es e.a.)
stemming zal geven om geld te leenen aan de woningbouwver-
eeniging of daarvoor garantie te geven. Nu kan men zeggen:
er worden nog wel aanvragen toegestaan door de Regeering,
maar dit betreft volgens spreker aanvragen, die al geruimen
tijd loopen. Ook van Leiden loopen nog enkele aanvragen,
waarop nog niet beslist is en wanneer Leiden met een nieuwe
aanvrage zou komen voor deze bouwvereeniging, dan zou het
zeker nul op het request krijgen. Natuurlijk zal eenige tijd
verloopen voordat het antwoord ingekomen is en dan is de
kans groot, dat bij een weigerend antwoord de heeren hun
aanbieding van nu voor dezen grond niet meer gestand zullen
doendaardoor zal de gemeente dan een zekere schade kunnen
lijden. Gezien ook uit het oogpunt van de volkshuisvesting
zal Leiden zeerzeker voorzichtig moeten zijn.
Spreker erkent zeer gaarne, dat de woningbouwvereeni-
gingen goed werk hebben verricht en dat er een tijd is geweest,
waarin zij noodig waren voor het verkrijgen van zooveel
mogelijk goede woningen tegen een billijken prijs. In dezen
tijd, waarin het levensniveau ook voor de arbeiders in sterke
mate daalt, zooals ook de heer Kooistra heeft gezegd, moet
men echter met den bouw van nieuwe woningen voorzichtig
zijn. Op het oogenblik zullen de woningbouwvereenigingen
misschien wel iets goeds kunnen doen, maar de bestaande
woningen worden in dezen tijd voor den werkman in het alge
meen te duur. Ook de woningen, die de woningbouwver-
eeniging thans wil bouwen en waarvan de huur 4,50 per week
zal bedragen, zullen over eenige jaren, wanneer de algemeene
toestand weer ernstiger geworden is, te duur kunnen zijn.
De gemeente moet dan ook ongetwijfeld voorzichtig zijn
met het verleenen van toestemming aan woningbouwver
eenigingen tot den bouw van goedkoope volkswoningen.
De Raad dient het zekere voor het onzekere te nemen en
den grond te verkoopen aan degenen, die zich als koopers
hebben aangemeld.
Datgene, wat de heer Eikerbout over de demping van de
sloot heeft gezegd, moet niet al te hoog worden aangeslagen.
De demping van de sloot is ook voor de waarde van het com
plex van gronden der woningbouwvereeniging van beteekenis
geweest. Ze heeft 2 woningen meer kunnen verkrijgen daar
door en behoefde geen nieuwe schoeiingen te maken. Met de
tegemoetkoming van 1.000.kan men zeker volstaan.
Spreker zal gaarne zijn stem aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders geven.
De heer Wilbrink meent, dat men deze zaak een beetje
eenzijdig voorstelt. Spreker wil niets afdoen aan hetgeen
de heer Kooistra over de beteekenis van de woningbouwver
eenigingen heeft gezegd, maar zal trachten, de zaken tot de
juiste proporties terug te brengen.
Men dient niet te vergeten, dat in den oorlogs- en na-
oorlogstijd de woningbouwvereenigingen haar woningen
hebben gebouwd met een toeslag van Rijk en gemeente.
Men kon van de particuliere bouwers niet verlangen, dat zij
op den bouw van iedere arbeiderswoning een bepaald bedrag-
zouden toeleggen, want ook de besturen van de woningbouw
vereenigingen hebben dat niet gedaan. Zij hebben wel de
zaak ter hand genomen en georganiseerd, maar de Overheid
heeft betaald en nu is het altijd nog gemakkelijker risico te
loopen met het geld van een ander dan zijn eigen geld er aan
te wagen. De Overheid heeft dat risico welbewust aanvaard;
men was zich toen zeer goed bewust, dat de gemeenschap offers
moest brengen voor den arbeiderswoningbouw; zoo gezien
is het hier niet de plaats een verwijt te richten tot die particu
lieren, die dat geld daarvoor niet beschikbaar hadden; immers,
ook de bestuurders van de woningbouwvereenigingen hebben
ei geen cent in gelatendat heeft alleen de centrale Overheid
of de gemeente, die men dan daarvoor dankbaar moet zijn.
De heer Schüller noemt nu den premietoeslag aan particu
lieren; met dien toeslag is hier ongeveer niet gebouwd. De
heer Kooistra sprak over den middenstandsbouw met ga
rantie van Rijk en gemeente; spreker heeft nog geen enkelen
post op de begrooting ontmoet, waaruit bleek, dat die garantie
de gemeente geld heeft gekost. Dat argument van den heer
Kooistra gaat dus niet op.
Nu is het de vraag, of men van het oorspronkelijk voor
nemen of gedachte om dien grond, dien men gedacht had uit
te geven voor volkswoningbouw aan de „Eensgezindheid"
mag terugkomen. Waar de Overheid vele jaren groote risico's
op zich heeft genomen ten aanzien van den volkswoningbouw,
kan spreker begrijpen dat, als het in dezen tijd niet nood
zakelijk meer is deze risico's nog verder op zich te nemen,
omdat het particulier initiatief in staat blijkt, ze over te
nemen en den arbeiderswoningbouw weer ter hand te nemen,
de centrale Overheid haar handen van den volkswoningbouw
aftrekt. De Overheid heeft zooveel belangen te verzorgen
en zooveel risico's op zich te nemen, dat als zij een terrein
Straataanleg-van Speijkstraat grondverkoop*
(Wilbrink e.a.)
kan loslaten, omdat de particulieren in staat blijken het weer
geheel te bezetten, en mede te werken tot een behoorlijke
verzorging van den arbeiderswoningbouw, zij dit ook moet
doen. Spreker kan het standpunt der Regeering zeer goed
begrijpen.
Thans de vraag, of een particulier goedkooper kan exploi-
teeren dan de bouwvereenigingen. Spreker stemt toe, dat in
het algemeen de bouwvereenigingen, die op de goedkoopst
mogelijke wijze geld krijgen, welks aflossing zeer gemakkelijk
is gesteld, goedkooper kunnen exploiteeren dandeparticulieren.
Anderzijds is echter de particulier in staat voordeeliger te
bouwen en te exploiteeren dan de bouwvereenigingen.
De heer Schüller verzoekt den heer Wilbrink dit eens uit
te leggen en te ontleden.
De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller nu den eisch
stelt dat spreker feiten constateert, waaruit blijkt, dat par
ticulieren goedkooper bouwen dan woningbouwvereenigingen.
Men zou wel het bewijs kunnen leveren, dat bij aanbesteding
van den bouw van 40 woningen particulieren, die zonder archi
tect werken, voor een lager bedrag inschrijven dan woning
bouwvereenigingen, maar het is onmogelijk in den Raad aan
te toonen, dat de particulieren goedkooper bouwen.
Alleen het feit, dat de heer Jansen de woningen voor een
lageren prijs kan verkoopen dan waarvoor de woningbouw
vereeniging ze kan bon wen, is mede voor spreker een bewijs, dat
deze particuliere bouwer ze goedkooper kan bouwen.
De heer Schüller stelt dus een eisch, waarvan hij bij voor
baat weet, dat men er niet aan kan voldoen.
Men heeft er bezwaar tegen, dat een particuliere bouwer
de woningen verkoopt. Dit zijn echter arbeiderswoningen,
die aan arbeiders verkocht zullen worden. Nog altijd blijken
er arbeiders en kleine middenstanders te zijn, die geen tweede
hypotheek noodig hebben, omdat zij hun spaarpot van 1.000.
of 1.500.hebben gebruikt voor den koop van een huis,
waardoor zij een eigen woning hebben, voordeelig wonen en
meer rente -v an hun geld trekken dan wanneer zij het op een
andere wijze beleggen. Er is geen enkel bezwaar tegen, dat een
arbeider zijn spaarpenningen op deze wijze gebruikt. Een
arbeider, die heeft leeren sparen, veroorzaakt minder last
en zorg voor de gemeenschap dan een ander, die het niet
geleerd heeft.
Wanneer de nieuwe woningen betrokken worden door hen,
die gespaard hebben, komen andere woningen vrij voor
degenen, die niet spaarden doordat zij dit niet wilden of niet
konden.
De volkswoningbouw is bestemd voor menschen met ge
ringe inkomens en niet voor hen, die een behoorlijke huur
kunnen betalen. Toch zijn er onder de bewoners van de
woningen der woningbouwvereenigingen personen, bij wie
men zich afvraagt, of de gemeenschap voor hen dergelijke
risico's moet loopen. Spreker heeft weieens overwogen een
voorstel in te dienen om een zekere selectie toe te passen
en te bepalen, dat zij, die in verband met hun inkomen zeer
goed een andere woning kunnen betrekken, geen woning
mogen huren, die met behulp van geld van de Overheid ge
bouwd is. Spreker heeft dat voorstel echter niet gedaan. Als
nu echter particulieren gaan bouwen en zooals beweerd wordt,
direct die woningen verkoopen, dan krijgt men vanzelf die
selectie en dan zullen zij, die eigenlijk geen grootere woning
dan een behoorlijke arbeiderswoning kunnen betalen, zich
zoo'n woning kunnen verschaffen, zoodat zij in zekeren zin
geen risico blijven vormen voor de OverheidRijk of ge
meente.
Inderdaad heeft de Wethouder, wat betreft de toezegging
aan „Eensgezindheid" op een bijeenkomst gezegd dat de
vereeniging, als zij kon voortgaan met de plannen zooals
toen het vooruitzicht was, op dat project daar verder kon
bouwen en dat er dan gelegenheid zou zijn voor een speeltuin
daar, maar dit was slechts een globale toezegging van een
lid van het College, al heeft hij dit in allen ernst bedoeld. Wan
neer echter de omstandigheden veranderen en het blijkt, dat
het door de vereeniging en door het College gestelde doel niet
bereikt kan worden, omdat de centrale Regeering daartoe
niet meer wenscht mede te werken, doordat zij verder geen
geld beschikbaar stelt voor arbeiderswoningbouw door ver-
eenjgingen, dan is de gemeentelijke Overheid niet alleen ge
rechtigd, maar ook verplicht den grond, dien zij nu eenmaal
in haar bezit heeft, beschikbaar te stellen voor bouwgrond;
dan moet zij trachten dien te verkoopen aan particulieren,
die wel genegen zijn tot dien bouw over te gaan. Daaraan
zijn 3 voordeelen verbonden.
In de eerste plaats wordt grond, die anders braak zou blijven
liggen, in exploitatie genomen en blijft geen geld liggen, dat
rendabel gemaakt kan worden, hetgeen voor een goed finan-